Anna Maria Geertruida (Annie) Schmidt (Kapelle, 20 mei 1911 – Amsterdam, 21 mei 1995) was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama.
Annie M.G. Schmidt werd in Nederland en Vlaanderen vooral beroemd met kinderboeken als Pluk van de Petteflet (1971) en Abeltje (1953), series kinderverhalen als Jip en Janneke (1952-1957) en kinderversjes als Dikkertje Dap (1950) en Het Beertje Pippeloentje (gebundeld in 1958). Generaties zijn met haar verhalen, gedichten en liedjes opgegroeid.
Ik ben lekker stout is een gedicht uit de gelijknamige bundel van de Nederlandse dichteres Annie M. G. Schmidt. De bundel verscheen in 1955 bij de Arbeiderspers en is geïllustreerd door Wim Bijmoer.
Het gedicht gaat over een kind dat zich niet meer aan de regels wil houden. Het kind wil niet langer handjes geven en met twee woorden spreken. Ook wil het stampen in het bos, zijn tong uitsteken, met vuile schoenen in de zetel zitten en morsen op zijn nieuwe jas.
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer…
nee, nooit meer in m’n leven!
Ik hou m’n handen op m’n rug
en ik zeg lekker niks terug!
Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
‘k Wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas
en dan m’n tong uitsteken
en morsen op m’n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!
En ik wil op de canapé
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: Nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
Dit is de spin Sebastiaan.
Het is niét goed met hem gegaan.
Luister!
Hij zei tot alle and're spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo'n drang van binnen
tot het weven van een web.
Zeiden alle and're spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
kom, Sebastiaan, laat dat nou,
wou je aan een web beginnen
in die vreselijke kou?
Zei Sebastiaan tot de spinnen:
't Web hoeft niet zo groot te zijn,
't hoeft niet buiten, 't kan ook binnen
ergens achter een gordijn.
Zeiden alle and're spinnen:
O, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,
toe, Sebastiaan, toom je in!
Het is zó gevaarlijk binnen,
zó gevaarlijk voor een spin.
Zei Sebastiaan eigenzinnig:
Nee, de Drang is mij te groot.
Zeiden alle and'ren innig:
Sebastiaan, dit wordt je dood...
O, o, o, Sebastiaan!
Het is niet goed met hem gegaan.
Door het raam klom hij naar binnen.
Eigenzinnig! En niet bang.
Zeiden alle and're spinnen:
Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!
pauze
Na een poosje werd toen éven
dit berichtje doorgegeven:
Binnen werd een moord gepleegd.
Sebastiaan is opgeveegd.
Er was eens een koning
in een hele verre streek,
hij had een kroon voor ’s zondags
en ook een voor in de week,
hij had een hermelijnen jas,
hij had een wit kasteel
en dertig paarden voor de koets
en dat is nogal veel.
Hij kon dus erg tevreden zijn
maar ach, hij was het niét.
Heel treurig zat hij voor het raam,
zijn blik was vol verdriet.
En als de koningin dan zei: Wat heb je toch? Wat heb je?
dan zei de koning treurig:
Ik wil een keer op een stepje.
De koningin riep: Nee, o nee
en zij begon te rillen.
Ze zei: Daar is geen kwestie van
hoe kun je dat nou willen.
Een koning op de step
dat is toch veel te ongewoon.
Blijf liever keurig zitten
op je mooie gouden troon!
Zo zaten ze te kibbelen
tot ’s middags half twee.
De koning zei: Ik wil het
en de koningin zei: Nee.
Maar ’s morgens vroeg toen kwam
de koningin aan het ontbijt.
Ze riep: Waar is mijn heer gemaal?
Ik ben de koning kwijt!
Ze keek in alle zalen en ze riep
zes keer zijn naam.
Toen keek ze heel toevallig even
uit het keukenraam
en kijk daar reed hij langs de stoep,
hij ging er juist vandoor.
Daar reed hij op zijn stepje
en zijn kroon stond op één oor.
En alle mensen juichten
en ze zwaaiden met de vlag
en sindsdien gaat de koning
op zijn stepje, elke dag.
De koningin zegt telkens weer:
Ik blijf het schand’lijk vinden.
De koning zegt: Dat is dan sneu,
maar even goeie vrienden
en geef me nou een kopje thee
mét suiker ja, één schepje!
Bah, zegt de koningin dan boos,
een kóning op een stepje!