Sheldon Allan (Shel) Silverstein (Chicago, 25 september 1930 – Key West, 10 mei 1999) was een Amerikaanse dichter, singer-songwriter, muzikant, componist, cartoonist, scenarist en auteur van kinderboeken.
Zijn boeken zijn vertaald in 20 talen.
Een bekend gedichtenboek van hem heet 'A Light at the Attic'.
Dit boek werd in het Nederlands vertaald onder de naam 'Licht op zolder'.
Mijn broer heeft een surfplank
mijn vader heeft een boekenplank
mijn moeder heeft een strijkplank
mijn grootmoe ligt tussen zes planken
mijn zus staat op de planken.
En weet je wat het rottige is?
Ik sla altijd de plank mis.
Uit: Licht op zolder
Wie hier toch woont, die moest zich schamen.
Zijn onderbroek hangt aan de lamp,
een schoolbok slingert langs de ramen,
zijn stoel vol spullen is een ramp.
Zijn regenjas ligt op de schommel,
over de wekker hangt een pet,
zijn hemd ligt in de koekjestrommel,
een hagedis ligt in zijn bed.
Zijn grote sokken langs de muren
verspreiden een onfrisse geur
tot in de huizen van de buren,
zijn broek hangt doelloos aan de deur.
Wie hier toch woont, die moest zich schamen,
niet soms, maar ieder ogenblik.
Wie woont er dan? Ik noem geen namen.
Wie woont er dan? Nou ja. Dus ik.
Uit: Licht op zolder
Dit verhaal is waar gebeurd
het gaat over Daan Verweij
die jongen was stapelgek op de tv
bijna net zo gek als jij.
Hij keek de hele dag, hij keek de hele nacht
tot hij mager werd en vreselijk bleek
van de ontbijtshow tot de nachtfilm
en Daan keek en hij keek en hij keek.
Hij keek tot zijn ogen verglaasden
en zijn kin werd een zenderknop
zijn bips vergroeide met zijn stoel
een antenne stak uit zijn kop.
Zijn hoofd werd een tv
met een kleurenscherm van voren
en de knopjes 'aan' en de knopjes 'uit'
zaten op de plaats van zijn oren.
Toen kreeg hij een staart met een stekker
en we sloten Daantje aan
nu kijken we 's avonds nooit meer tv
maar altijd naar onze Daan.
Vanmorgen werd ik ontvoerd
door drie gemaskerde mannen.
Ze hielden me aan op straat,
ze wilden me snoepjes geven
en toen ik die niet aannam,
greep eentje me in de kraag,
draaide mijn arm op mijn rug
en gooide me achterin
een Amerikaanse auto,
nadat hij me geboeid had
met een zware, verroeste ketting.
Ze hadden me ook geblinddoekt,
dat ik niet zag waar ik heenging
en katoen in mijn oren gestopt
dat ik ze niet kon verstaan.
Na zo'n dertig kilometer,
na zo ongeveer twintig minuten,
brachten ze mij uit de auto
naar een vochtige, tochtige kelder,
smeten me daar in een hoek
en gingen het losgeld halen.
Eentje bleef bij me achter
met een schietgeweer op mijn maag:
Als ik weg wou, schoot hij me neer.
Daarom ben ik te laat, meneer.
'Ik kan vandaag niet naar school',
zei kleine Annetje van Pool.
'Ik heb mazelen en de bof
paarse bulten en mijn hoofd zit vol stof
mijn mond is te nat en mijn keel is te droog,
en ik word blind aan mijn rechteroog
mijn ene amandel is zo groot als een kei
als het gaat regenen steekt mijn zij
ik heb al zestien waterpokken gezien
en daar nog eentje, dat is zeventien
ik trek met mijn been en mijn ogen zijn blauw
ik lijd aan een acute kou
ik hoest en ik nies en ik kuch
ik heb geloof ik een breuk in mijn rug
mijn heup doet zo'n pijn als ik knijp in mijn kuit
mijn navel zakt steeds dieper weg in mijn buik
mijn blindedarm ziet geen steek
mijn nek is stijf, mijn ruggengraat is week
mijn neus is koud, mijn tenen staan schuin
ik heb een splinter in mijn duim
ik heb de rode en de groene hond
mijn haar valt bij bosjes uit op de grond
mijn elleboog is krom, mijn koorts is gestegen
ik heb nu al achtenveertig negen,
mijn hersenen krimpen, ik ben doof aan een oor
en mijn rechterarm die trilt aldoor
ik heb een dwangnagel en mijn hart is... wat?
Wat is dat? Wat is het voor een dag?
Zaterdag... is het vandaag zaterdag?
Dan ga ik lekker buiten spelen. Dag!
Zei de Pad tegen de Kangoeroe:
“Jij doet hetzelfde wat ik doe.
We springen. Laten we trouwen en nemen een kind,
ik wed dat hij iedere springwedstrijd wint,
hij springt over bergen en kerken. Hè toe,
laten we trouwen, dan noemen we hem Padderoe.”
De Kangoeroe zei: “Lieve schat,
een geweldig idee, weet je dat.
Ik was heel graag met je getrouwd,
maar Padderoe is een naam waarvan ik niet houd.
We noemen hem liever Kangerad,”
zei de Kangoeroe tot de betrekkende Pad.
Ze kregen een twist tot half twee
over Rangetoe of Kangepee.
Tot slot zei de Pad: “Dat duurt me te lang,
dat gedoe over Poedera of Paddekang.
Ik wil niet eens trouwen, ik ga terug naar mijn moe.”
“En ik idem dito,” zei de Kangoeroe.
De Pad keerde zich om en zei bah noch boe.
En daar sprong hij weg net als de Kangoeroe.
En ze trouwden dus niet, dat is toch wel erg,
want nou springt hun kindje nooit over een berg.
’t Is voor Kangoeroes en Padden beslist geen reclame
dat ze ruziën over kindernamen.
Uit: Licht op zolder (vertaald door Hans Dorrestijn), Baarn, Fontein, 1983
Shel Silverstein is, zoals je hierboven al kon lezen, een Amerikaan.
Hier lees je van hem een origineel gedichtje in z'n eigen moedertaal.
Het gedicht werd ook vertaald in het Nederlands, maar dat is een beetje pittig.
Karina Verschoor krijste:”Dames gaan voor!”
en ze drong voor bij de ijscoman.
Karina Verschoor krijste:”Dames gaan voor!”
en ze schepte alle soep uit de pan.
Ze was haantje de voorste als de autobus kwam
en door al dat geknok en geschreeuw en gedrang
klonk de stem van Karina Verschoor:
“IK moet vooraan, dames gaan voor!”
Op een dag gingen we met de hele klas
een tocht door het oerwoud maken.
Karina Verschoor krijste:”Dames gaan voor!”
toen het drinkwater dreigde op te raken.
Ze greep onze veldfles en slurpte hem leeg
want ze had de ergste dorst van de klas.
Opeens kwam er een bende wilden aan,
ze bonden ons allemaal vast.
Ze sleurden ons mee naar de vorst van het land
Koning Happieknauw de grote kannibaal
hij zat op een troon met de vork in zijn hand
en bekeek ons likkebaardend… allemaal.
En toen we ons stonden af te vragen
wie het eerst in de kookpot zou gaan
klonk de stem van Karina Verschoor achteraan:
“Laat me erdoor! Dames gaan voor!”