3 september

Overweging Pastor Marianus

Jer. 20,7-9; Mat. 16,21-27.

 

Geloven is door het lijden heengaan

Zusters en broeders. Vandaag zijn er drie personages, die in de lezingen voor het voetlicht komen: de profeet Jeremia, de apostel Petrus, Jezus en wellicht zijn wij de vierde.

Allereerst de profeet Jeremia. Die zit er helemaal doorheen. Hij is ooit door God geroepen om zijn profeet te zijn. Maar, vandaag zegt hij boos tegen God: ‘Je hebt me verleid en ik ben er in getrapt. Het levert hem zoveel misserie op: hij wordt uitgelachen, bespoot, gevangen genomen. Ja, en dan begint hij een potje te jeremiéren’, een werkwoord, dat van Jeremia afkomstig is.

Maar, van de andere kant, kan hij niet anders dan profeet zijn. Want, als hij denkt: nou hou ik er toch echt mee op, dan laait er een vuur op in zijn hart. Hij wil ermee ophouden, maar, kan het gewoon niet.

 

We zien bij Jeremia een geweldige spanning tussen zijn goddelijke opdracht en zijn menselijke onmacht. Wel een heel bijzondere figuur, die grote profeet Jeremia. Zo helemaal herkenbaar in zijn gevecht met het lijden, dat hij te verduren krijgt. Niet meer willen en toch een innerlijk moeten. Ergens een tragische figuur, maar groots in zijn beleving.

 

En dan zien we in het evangelie die tweede persoon. Hij lijkt in zekere zin als twee druppels water op Jeremia: Petrus. Eerst heeft hij Jezus beleden als de Zoon van de Levende God. En Jezus heeft hem tot Petrus, tot rots aangesteld. Dat hoorden we de vorige zondag. Maar dan dringt de rauwe werkelijkheid tot hem door, als Jezus zegt dat Hij naar Jeruzalem zal gaan om er te lijden.

Daar komt hij tegen in opstand. Dit kan hij niet goed vinden. Dat mag nooit en te nimmer gebeuren. Met de felheid die hem eigen is, wil hij Jezus van dat onmogelijke plan afbrengen. Want, hij is bang voor dat vooruitzicht, van lijden. De reactie van Jezus is hard: “Ga terug, achter mij, satan”. Daar staat hij dan, flink op zijn nummer gezet.

 

Toch zal ook bij Petrus dat vuur in zijn hart blijven branden, net als bij Jeremia, als hij na de verrijzenis tegen Jezus zegt: ‘Heer, gij weet alles, gij weet dat ik u bemin’. Hij zegt dat, met grote hartstocht. En dat vuur zal ook in zijn latere leven te zien zijn. Ook Petrus heeft zulke echt menselijke emotionele trekken. Onstuimig en bang tegelijk.

Een man, in wie we ons gemakkelijk kunnen herkennen. Ook bij hem zien we de spanning tussen zijn opdracht en zijn menselijke onmacht en angst. Kennen wij die niet evengoed? Hoe is het met onze eigen angsten binnen ons?… Durven we daar naar te kijken?… Kunnen we die in de ogen kijken?…Laten we er een moment bij stilstaan!…..

 

De derde figuur vandaag is Jezus. In de tweede jaar dat Hij zich bewust is geworden van zijn zending, ziet Hij aankomen waar het uiteindelijk op draait. Naar Jeruzalem gaat, daar veroordeeld worden door zijn eigen leiders en dan vermoord worden. We denken misschien, dat dat voor Hem vanzelfsprekend was. Dat Hij daar geen moeite mee zou hebben. Maar, niets is minder waar. We weten, hoe hij geleden heeft in de hof van Olijven. Geworteld met zijn angsten! Vader, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan.’ Hij zweette bloed en tranen.

Ook daar is de spanning tussen zijn goddelijke opdracht en zijn menselijke angst voor het lijden. Maar, ook bij Jezus is er dat vuur dat in zijn hart brandt, dat niet te blussen is. ‘Hoe verlang ik er naar de wil van de Vader te vervullen’, ook als dat gepaard gaat met lijden. Niet dat hij kiest voor het lijden. Maar, hij wil er doorheen gaan, als Hij daarmee tot de Vader kan komen. Hij is bereid zijn leven te geven.

En dan komen die moeilijke woorden over de navolging: “Wie echter Mij

aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen.

Want, ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille mij, zal het behouden”. Daarmee worden wij aangesproken, als de vierde persoon: u en ik. Ook in ons eigen leven hebben we te maken met lijden. Je hoeft het niet op te zoeken, het komt er toch wel. En het is er misschien al. Maar, de mens die kiest voor een leven voor God en voor de medemens zal het soms moeilijk te verduren krijgen.

Dan zijn we ook wel eens geneigd het bijltje er bij neer te gooien. ‘Het hoeft allemaal niet meer. Ik ben het zat. Misschien zeggen we het Jeremia wel na: ‘God, je hebt mij verleid, en ik ben bezweken. Maar, ik wil niet meer. Ook wij ervaren die spanning tussen onze roeping als christen en ons feitelijk leven met alle tegenslag en lijden.

 

Mogen we dan vragen om die innerlijke bewogenheid, dat vuur, in ons niet te blussen, zoals bij Jeremia, bij Petrus en vooral bij Jezus. Hem achterna. Met die man van Nazareth, Jezus Christus, zijn we in goede gezelschap. “Kom maar achter me aan, en je zult leven”. Dan zal er ook in ons hart een vuur oplaaien, dat brand in ons gebeente.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.