21 augustus

Overweging Han Hartog

In het evangelie van vandaag speelt de deur een belangrijke rol. ‘De deur is nauw’, zegt Jezus, ‘span je tot het uiterste in om binnen te komen. En denk niet dat je alle tijd hebt. Wie te laat komt, vindt de deur op slot en krijgt van de huisbaas te horen: Voor vreemden doen we niet open!’ Vol verwachting, gespannen of bang gaan we in ons leven door allerlei deuren, van een nieuwe woning, van een feestzaal of van een ziekenkamer. Soms staan we voor een gesloten deur, geïrriteerd of teleurgesteld: ‘geen toegang voor onbevoegden’, ‘alleen op werkdagen tussen 9 en 5’. Een deur is open of op slot. Je kunt naar binnen. Je kunt ook naar buiten, tenminste als je niet in een gevangenis zit.

Vanouds hebben mensen het gevoel gehad dat hun hele leven een deur was, een passage tussen waar je vandaan komt en waar je naar toe gaat. Janus, de Romeinse god van de deuren, heeft dan ook twee gezichten, één om naar de toekomst en één om naar het verleden te kijken. In het boek Genesis is de deur de passage van de aarde naar de hemel. Jakob ziet in zijn droom een ladder waarlangs de engelen van God neerdalen en opstijgen en wanneer hij wakker wordt, roept hij: ‘Dit kan niets anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel.’ Om die deur naar het waarachtige leven, het blijvende geluk gaat het in het evangelie. ‘Zet alles op alles, om langs die deur binnen te komen’, zegt Jezus.

Rabbijnen in de tijd van Jezus discussieerden over de vraag of veel of weinig mensen dat zouden redden. Sommige rabbijnen stelden dat alle Israëlieten gered zouden worden. Andere rabbijnen zagen het minder rooskleurig. Zij zeiden ‘dat degenen die ten onder gaan talrijker zijn dan zij die gered worden.’

Iemand uit het gezelschap dat met Jezus onderweg is naar Jeruzalem, wil weten hoe Jezus hier over denkt. Is Jezus wat dit betreft een optimist of een pessimist? De man of vrouw – het kan een leerling van Jezus of Johannes geweest zijn – vraagt Hem: ‘Heer, zijn het er weinig die gered worden?’

Ik hoor iets angstigs in deze vraag. Misschien wil de vragensteller zeggen: ‘Als ik zie hoe weinig de meeste mensen van de Joodse wet afweten; als ik afga op het kleine groepje mensen dat op de sabbat naar de synagoge komt; als ik zie hoeveel mensen vooral met zichzelf bezig zijn en met hun eigen belangen, dan zullen er volgens mij maar weinigen gered worden.’ Zo’n verzuchting klinkt ons bekend in de oren. Iedereen hoort wel iemand zeggen: ‘Er komen te weinig nieuwe vrijwilligers bij in onze kerk. Mensen hebben het te druk. Ze weten trouwens ook weinig of niets over Bijbel, liturgie en kerk. Soms vraag ik me af wat er van hen terecht komt.’

Het is min of meer de echo van de vraag van die Joodse man of vrouw in het evangelie: ‘Heer, zijn het er weinig die gered worden?’ Je verwacht dat Jezus zal antwoorden: ‘Goeie vraag, daar moeten we het inderdaad eens over hebben.’ Maar Jezus vindt het géén goede vraag. Hij geeft er geen antwoord op. Hij heeft geen zin in een theoretische discussie. Het is alsof hij tegen de vraagsteller zegt: ‘Kijk niet naar de anderen. Zorg jij maar dat jij binnenkomt, jij moet je inspannen, dat doet niemand anders voor jou, niet je buurman, niet je parochie, niet de pastoor, niet de kerk en ook niet de regering.

Jij maakt je zorgen over anderen. Alsof de weg naar het koninkrijk voor jou zelf al een gelopen race is. Span je tot het uiterste in.’ En je moet opschieten. Je hebt niet alle tijd. Het leven is geen videospelletje dat je naar believen kunt herhalen. Sommige momenten van genade komen maar één keer voorbij, of zoals rabbi Hillel zegt: ‘Als niet nu, wanneer dan?’ Zorg dat je niet te laat komt. Wanneer je voor een dichte deur staat, helpt het niet tegen de huisbaas te roepen: ‘We hebben toch nog samen aan tafel gezeten, en je weet toch nog wel dat we naar jouw onderricht geluisterd hebben?’, wat ik vertaal als: ‘Je weet toch dat ik katholiek ben, hier is mijn clubkaart, ik ben gedoopt, heb mijn eerste communie gedaan en weet het een en ander van de Bijbel!’ Er is volgens Jezus maar één toegangsbewijs: het doen van gerechtigheid. Voor rechtsverkrachters en boosdoeners blijft de deur gesloten: ‘Gaat weg van Mij, gij allen die ongerechtigheid bedrijft.’

Gaan er velen of weinigen door de poort? Jezus zegt ons vanmorgen: ‘Zorg dat jezelf op koers blijft. Wat er met de anderen gebeurt, laat dat maar aan Onze Lieve Heer over. In ieder geval zullen jullie grote ogen opzetten, wanneer jullie de vele volken zien aankomen, die volgens de profeet Jesaja zullen aanzitten in het Koninkrijk Gods, uit oost en west, noord en zuid.’ Alleen God weet hoeveel mensen, kerkelijk en onkerkelijk, links en rechts, zich wereldwijd inzetten voor waarheid en gerechtigheid. En wie er gered worden? Hij is de Enige die daarover gaat. Amen.

(inspiratiebron: Jan Hulshof)