tweede boek Samuël 7, 1-5, 8b-11, 16; Lucas 1, 26-38
Beste medeparochianen,
1
In de eerste lezing van vandaag, uit het tweede boek Samuel, geeft de Heer een opsomming van alle belangrijke daden die Hij heeft verricht voor David en het volk van Israel. Dat doet Hij, zoals we zagen, in reactie op het voornemen van David om voor God een huis te bouwen. Maar, zoals we lazen, God wil dat helemaal niet. Hij, God, wil en zal een huis voor koning David bouwen, voor eeuwig.
2
De evangelielezing van vandaag, volgens Lucas, bevat het bekende verhaal van de engel die aan Maria kwam zeggen dat zij een zoon zal krijgen en dat zij Hem de naam Jezus moet geven. Maria hoeft niet bang te zijn, zij heeft ‘genade gevonden bij God’. En bijzonder in dit verhaal is dat die aankondiging wordt gedaan op het moment dat Elisabeth, een vrouw op leeftijd, 6 maanden zwanger is. Maria is in verwarring. Dat kunnen we wel begrijpen. Er staat: ‘Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”. We lezen dan dat de Heilige Geest over haar zal komen. Zoals dat ook bij Elisabeth het geval was. Voor God is niets onmogelijk. Die Zoon, Jezus, krijgt de troon van David, die hier Zijn vader wordt genoemd. Het zal een eeuwigdurend koningschap zijn. David was koning, Jezus wordt koning voor altijd. Aan het slot van de lezing zegt Maria dan: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw woord’.
3
In de eerste lezing staat dus dat koningschap van David centraal. We zagen dat David van mening is dat de Eeuwige een heel bijzondere, prachtige plek verdient. Daarom wil hij een tempel voor de Heer bouwen. Een passend huis. Maar goed, we zagen dus ook dat de Eeuwige daar een volstrekt tegenovergesteld standpunt over heeft. Hij wil voor David een huis bouwen. Waarbij het woord ‘huis’ hier niet alleen ‘gebouw’ betekent maar ook ‘familie’. De Eeuwige zal ervoor zorgen dat David’s nazaat ook op de troon terecht komt. Die nazaat zal dan vervolgens een tempel bouwen.
4
Lucas kiest in deze evangelietekst voor een bijzondere opbouw van het verhaal. Het is de moeite waard daar een paar elementen even uit te halen. Eerst is er dus de verschijning van de engel. De engel kondigt de zwangerschap van Maria aan en de geboorte van het kind. Dat kind moet Jezus heten. En Jezus’ toekomst wordt geschetst. Wezenlijk voor deze regels is dat hier de toekomst van het kind wordt geopenbaard. Het verhaal gaat over Maria, maar eigenlijk gaat het dus vooral over Jezus. In de lezing horen we over twee bijzondere geboortes. Voor Elisabeth en voor Maria. Ik las dat de redders uit de geschiedenis van Israel altijd een ‘geschenk van God’ zijn.
5
Wat ook weer bijzonder opvalt is de werking van de Geest. De Geest van God maakt telkens een nieuw begin. De Geest staat aan de start van de Menswording. Van de nieuwe mens. Dat leidt tot een interessante vraag: Kunnen wij dat ook worden? Kunnen wij nieuwe mensen worden? In hoeverre kunnen wij nieuwe wegen inslaan in ons leven en bestaande patronen en denkwijzen loslaten? Het is toch mooi en verfrissend als we erin zouden slagen weer eens met andere ogen, met een andere bril naar ons leven te kijken, naar de keuzes en afwegingen die we daarin maken. En met andere ogen naar de werkelijkheid om ons heen. De samenleving en de wereld waarvan we deel uitmaken. En de geloofsgemeenschap waarvan we lid zijn. Maria twijfelt: kan ik zomaar moeder worden? Hoe kan dat ‘in Godsnaam’? Maar het moet ‘in Godsnaam’.
6
Voor God is alles mogelijk. Dat is toch een heel krachtig beeld, waar we vertrouwen aan zouden kunnen ontlenen. De mens kan veel, maar de mens kan zeker niet alles. Zie bijvoorbeeld het verpletterende effect op ons aller leven dat de Coronapandemie had en nog heeft. Ondanks alle kennis werd de wereld volstrekt overvallen door dat Coronavirus, met zijn onbeschrijflijke gevolgen.
7
Een nieuw begin maken. Geïnspireerd door de komst van dat kind, dat de duisternis verdreef en licht bracht waar het donker was. Kan dat? Kunnen wij gehoor geven aan de oproep van de Eeuwige? Maria en Jozef waren gehoorzaam en dan in de betekenis van gehoor geven aan een stem die klinkt, aan een oproep. Dat vraagt eerst om luisteren, vervolgens om het verstaan van wat je wordt voorgehouden en tenslotte het navolgen daarvan. Als je vertrouwen hebt in God, dan sta je open voor de Geest. Voor wat nieuw is. Voor nieuwe Impulsen. Voor nieuw elan. In je daden en in je denken. In je hart en in je verstand.
8
Als straks, over een aantal maanden, de situatie in de wereld en in Nederland hopelijk weer wat meer ontspannen is, vooral dankzij de vaccins, dan is er ook een nieuw begin. Een herstart. Hopelijk kan er dan weer veel van wat nu helaas onmogelijk is. Maar – en daar wordt al veel over nagedacht – dit biedt ons ook een kans om niet zomaar terug te gaan naar het zogenaamde ‘oude normaal’. Ik zou zeggen: laten we dan het goede van dat oude normaal handhaven, maar ook een soort van ‘nieuw normaal’ creëren, waarin we anders met deze aarde omgaan. En anders met elkaar. Een mooi gespreksthema, denk ik, voor jet komende jaar.
9
Wat is toch de kracht van ons geloof? God geeft zelf de weg aan. Hij schept en wekt leven. Wat is toch die kracht van de Geest? Wat is die Geest? Zoals die over ons komt. Als nieuwe adem, nieuwe hoop, nieuwe toekomst, dwars door somberheid heen, dwars door de duisternis heen. Wat is dit welkom, zeker in deze tijd. Gehoor geven en volgen. Een nieuwe tijd.
10
Een nieuw huis. In zuster- en broederschap. In verdraagzaamheid, hartelijkheid, mildheid. Zodra het weer kan, naast de nagesprekken op de zondag, is het mooi en ik denk inspirerend om daar met elkaar over van gedachten te wisselen. Ons geloof vraagt ook telkens om vernieuwing, om bezinning op waar we staan en welke richting we uit willen. Ruimte maken voor God in ons leven, dat is de geloofshouding die van ons gevraagd wordt en waarin Maria ons is voorgegaan: ‘Mij geschiede naar Uw woord’. En zoals ik al een paar keer zei: Voor God is niets onmogelijk. Laten we met deze gedachten het kerstfeest tegemoet gaan. Ik wil afsluiten met enkele woorden die ik vaker in een overweging heb gebruikt. Omdat ze zo bemoedigend en troostrijk zijn. Woorden van de dichteres Henriëtte Roland-Holst:
Dit ene weten wij en aan dit één
houden we ons vast in de donkere uren:
er is een Woord, dat eeuwiglijk zal duren,
en wie ‘t verstaat, die is niet meer alleen. Amen.