Overweging Han Hartog
(Handelingen 1,12-14 en Johannes 17,1-11a)
Vorige week zei Jezus tegen Zijn leerlingen: ‘Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden. En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden!’ Over hoe de geboden van Jezus onderhouden moeten worden, hoe de regels en gebruiken van de Kerk nageleefd kunnen worden, daarover wordt soms verschillend gedacht. En die verschillen kunnen tot ergernis leiden. In liefde geeft Jezus zijn leerlingen, en Hij geeft óns de ruimte om keuzes te maken in hoe zijn geboden na te leven. Maar: die ruimte kan nooit zó groot worden dat we God en elkaar uit het oog verliezen. Want dan wordt ons geloven: een loze zaak. Dan raakt ons in-liefde-met-elkaar-samen-leven gebaseerd op het drijfzand van humanistische wispelturigheid.
Aan de verhalen uit de Bijbel die we vandaag hoorden, is veel vooraf gegaan. Zo’n zes weken geleden, op Witte Donderdag, is Jezus nog met zijn leerlingen samen aan tafel. Hij breekt voor de laatste keer het brood en laat de beker met wijn rond gaan. Tot schrik van de leerlingen wordt Jezus die nacht gearresteerd, veroordeeld en op Goede Vrijdag gedood aan het kruis. Na Pasen is Hij nog verschillende keren door de leerlingen gezien.
Afgelopen donderdag vierden wij Hemelvaart: de dag dat Jezus naar de hemel is gegaan. De leerlingen van Jezus zien dat met eigen ogen gebeuren. Ze staan er bij als Jezus hoog boven hen opgetild wordt. Er schuift een grote wolk voor, en Jezus is écht helemaal weg en verdwenen. Je zou denken dat de leerlingen daardoor écht alle hoop zouden verliezen. Maar zo is het níet! Na de Hemelvaart gaan de leerlingen direct terug naar Jeruzalem. Ze gaan naar de plek waar ze vroeger samen kwamen met Jezus. Natuurlijk is Jezus er niet meer in die bovenzaal. Maar de leerlingen zijn niet vergeten wat ze van Hem geleerd hebben.
Ze weten nog van het grote gebod van de liefde. De leerlingen blijven elkaar trouw, ze blijven vrienden zou je kunnen zeggen. Want we lezen in de Handelingen: ‘Zij bleven allen trouw en eensgezind’. De leerlingen laten duidelijk zien dat ze nog steeds geloven in Jezus, en dat ze het gebod van de liefde nog kennen. Maar hoe zit het met hun hóóp? De zin die ik daarnet voor las uit Handelingen was nog niet helemaal af. Want er staat eigenlijk: ‘Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed’. Als je bidt voer je een soort gesprek met God. Soms ben jíj aan het woord. Dan weer ben je stil om te horen of God iets zegt. Voor het bidden kies je meestal een speciaal tijdstip. Bijvoorbeeld aan tafel bij het eten, ‘s avonds voordat je gaat slapen, op zomaar een willekeurig moment van de dag, of op zondag in de kerk. Je neemt er in ieder geval even de tijd voor. Je staat even stil bij wat je aan níemand anders kunt voorleggen dan aan God. Het kan niet anders of bidden heeft te maken met je manier van geloven. Je kunt alleen met God praten als je écht gelooft dat Hij bestaat. En: je kunt alleen met Hem praten als je Hem vertrouwt, als je van Hem houdt. Pas als je in Hem gelooft en van Hem houdt, dan kan je écht bidden. Dus bidden heeft in ieder geval met twee van de drie woorden te maken: met geloof en met liefde.
Er wordt wel eens gevraagd of bidden wel zín heeft. Mensen vragen zich af of het wérkt als je tegen God zegt dat je boos op Hem bent. Of het wérkt als je je verdriet uitschreeuwt tegen God. Of het werkt als je tegen God zegt wat je toch wel érg graag zou willen hebben. Goede vragen; gesteld vanuit ons menselijk verstánd! Maar het antwoord op die vraag komt vooreerst vanuit het gevóel! En daar komt niet een met onze hérsenen bedachte oplossing voor, maar een diep in ons hárt levende overtuiging dat geloven wáár is. Kunnen bidden spreekt van een gerechte hóóp op antwoord.
In het geloof van de kerk betekent hopen niet zoiets als verwachten tegen beter in. Het is meer als een zeker weten dat God in de mens gelooft, en nu of ooit van Zijn liefde zal laten blijken. Zoals wij hopen op God, zo hoopt God dat wij als mensen steeds meer worden zoals Hij, zoals Jezus ons voorgedaan heeft. Dat we mensen worden die geloven in Hem,
én in elkaar. Mensen die laten merken dat ze houden van Hem, én van elkaar. Mensen die blijven hopen op Gods aanwezigheid, én op het goede in elkaar.
Zoals die leerlingen daar in de bovenzaal na Hemelvaart. Ze blijven elkaar trouw en eensgezind in gebed. Nu ons samenwerkingsverband Clara en Franciscus voor grote besluiten staat, komt het er méér dan ooit op aan om ons juist door dít voorbeeld te laten inspireren. Moge we nieuwe wegen van verbinding vinden, niet louter door koel en kien verstand, maar vooral door de warmte in ons hart. Zodat we – in welke bovenzaal ook – elkaar kunnen blijven ontmoeten. Trouw in de traditie van het geloof. En: eensgezind in ons gebed. Amen.