20 september

Overweging Daan Savert


Lieve mensen,

Ik begin mijn overweging met een wat banaal scenario.

Stel je besluit op een dag tot het aanschaffen van een prachtig paar schoenen. Daar betaal je een aanzienlijk bedrag voor, dat je niet dagelijks uitgeeft. Maar in dit geval heb je het er ruim voor over. En vlak na de aanschaf van deze schoenen ben je dan ook tevreden en blij.

Maar dan kom je er de volgende dag achter dat deze schoenen plotseling verkocht worden voor de helft minder dan wat jij ervoor betaald hebt. Stel dat je vervolgens een goede vriend of vriendin met diezelfde schoenen tegenkomt, aangeschaft op het moment dat ze met 50% korting de deur uitgingen.

Ik vermoed dat er dan drie dingen spelen:

1. Jij bent in het bezit van een mooi paar schoenen, waarvoor je met volle bewustzijn een bedrag hebt betaald dat je ervoor over had.

2. De goede vriend of vriendin, die dezelfde schoenen voor 50% minder heeft kunnen aanschaffen, gún je het allerbeste. Zo sterk is jullie vriendschap.

3. Desalniettemin ben je geïrriteerd, en voelt het alsof er zich een bepaald onrecht heeft afgespeeld. Over de blijheid die je nog maar kortgeleden voelde, hangt een donkere sluier.

Zoals ik al zei, het is een wat banaal voorbeeld. Maar als je dit al enigszins kunt meevoelen, bedenk dan hoe groot de frustratie moet zijn geweest bij die arbeiders van het eerste uur in de gelijkenis van Jezus. Sinds de vroege ochtend hadden ze staan zwoegen en zweten, om vervolgens te zien hoe een ander groepje – en dat waren niet eens goede vrienden, maar gewoon een groepje – dat maar een paar uur had gewerkt, precies hetzelfde loon ontvangt als zij. Strikt genomen krijgen zij – de werkers van het eerste uur – betaald waar ze mee akkoord zijn gegaan – zoals jij ook zélf akkoord bent gegaan met het bedrag voor je schoenen – en toch voelen ze zich bestolen.

Jezus vergelijkt het koninkrijk van de hemel met wat er gebeurt in deze wijngaard.

Ik wil u even meenemen naar het hoofdstuk dat voorafgaat aan deze gelijkenis. Matteüs 19. Er gebeuren daar twee dingen, waarvan ik vermoed dat ze Jezus een aanleiding hebben gegeven om de gelijkenis van de wijngaard vertellen. Allereerst komt er een rijke jongeman bij Jezus, met de vraag wat hem te doen staat, wil hij het eeuwige leven verwerven. De jongeman blijkt zich tot in de puntjes aan de wet en de profeten te houden, en er een keurig leven op te na houden. Maar Jezus gaat een stap verder, en daagt hem uit om al zijn bezittingen te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven. Dan haakt de jongeman teleurgesteld af. ‘Want hij had veel bezittingen,’ zo staat er.

Dan de tweede gebeurtenis, die hierop volgt. Meteen nadat de rijke jongeman teleurgesteld wegloopt, vraagt Petrus – misschien wel een van de meest fanatieke volgelingen van Jezus: ‘Kijk, wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd. Wat zullen wij dan krijgen?’

Petrus vergelijkt zich met de rijke jongeman. Wat die rijke jongeman niet bereid is te doen, dat heeft hij wél gedaan. En dan de vraag: wat krijgen wij – de good guys – nu? De rijke jongeman en Petrus. De een kan geen afstand doen van zijn bezittingen, de ander heeft dat wel gedaan. Het is ironie ten top: Petrus wil juist het verschil benadrukken tussen hem en de jongeman, maar terwijl hij dat doet neemt hij eigenlijk de houding van diezelfde jongeman over:

wat kan ik nu als beloning verwachten?

Het is geen toeval dat Jezus, na dit voorval, de gelijkenis over de wijngaard vertelt. Zoals Petrus zichzelf vergeleken heeft met die jongeman, zo vergelijken de arbeiders van het eerste uur zich met de arbeiders van het laatste uur, met een soortgelijk rekensommetje als dat Petrus had gemaakt: ‘Wat als zij maar zo lang gewerkt hebben, wat zullen wij dan wel krijgen?’ En dan de clou van het verhaal: de eigenaar geeft aan iedereen precies hetzelfde loon! Zo zijn de laatsten de eersten, en de eersten de laatsten.

Er is een logica die diep in ons denken, en ons doen en laten is genesteld. Het is een manier van denken die gebouwd is op vergelijkingen en rekensommetjes. Deze manier van denken vind je terug in ons economische systeem, maar je vindt het net zo goed in religieuze vormen terug. En op kleinere schaal in hoe we naar onszelf kijken. Het is een rotsvast geloof in competitie en schaarste, waarin we ons altijd met de ander vergelijken, en denken dat meer voor de ander minder voor mij is, en andersom.

Deze manier van denken wordt flink bekritiseerd in de evangelie-lezing. Zoals het via de profeet Jesaja gezegd wordt in de eerste lezing: “Want uw gedachten zijn niet mijn gedachten, en mijn wegen zijn niet uw wegen.”

Sinds vijf jaar woon ik in het Jeannette Noëlhuis, een leefgemeenschap in Amsterdam Zuidoost. Een van de belangrijkste kernwaarden in onze leefwijze is gastvrijheid. Ook wij hebben ons laten inspireren door een gelijkenis van Jezus, die in Matteüs 25 zegt: “Ik was vreemdeling en jullie hebben me opgenomen.” Jezus identificeert zich in dit hoofdstuk met wie in de samenleving uitgestoten worden, met de zogenaamde “onaanzienlijksten,” de “minsten.” Mensen die we vaak geneigd zijn te rekenen onder “de laatsten.” En hij zegt: wat jullie voor hen doen, dat doe je voor mij. Zo leven we met ruim twintig mensen onder een dak, en een deel van onze groep bestaat uit ongedocumenteerde vluchtelingen, een groep die onze tijd valt onder de “onaanzienlijksten” waar Jezus het over heeft.

Het leven in het Noëlhuis betekent dat je een zekere mate van comfort opgeeft om te leven in eenvoud en gastvrijheid. En dan ligt ook die vraag van Petrus op de loer, die zegt: “Kijk, wij hebben alles achtergelaten – of veel – en zijn U gevolgd. Wat zullen wij dan krijgen?” Matteüs 25 gaat over een oordeel. De schapen die beloond worden in Matteüs 25 zijn degenen die zich hebben ontfermd over de onaanzienlijksten, de bokken die bestraft worden zijn degenen die dat niet gedaan hebben. Als schaap kun je je vergelijken met de bokken, en denken: wat zullen wij dan krijgen? Toch gebeurt hier hetzelfde als in de gelijkenis van de wijngaard. Degenen die beloond worden zijn namelijk diegenen die zich ontfermd hebben over de onaanzienlijksten, zonder dat ze het flauwste benul hadden dat ze hiermee Christus zelf hielpen. Ze deden het simpelweg, zonder zich af te vragen wat ze hiermee zouden winnen.

De Franse mystica Simone Weil merkte dit op in haar boek Wachten op God:

“Wie brood weggeeft aan een hongerend medemens uit liefde voor God wordt niet door Christus beloond. Hij heeft zijn loon reeds in dit motief van zijn daad zelf. Christus beloont degenen die niet wisten aan wie zij brood gaven.”

Ik zie het leven in het in het Noëlhuis een oefening in het loslaten van het denken in termen van beloningen, competitie en schaarste. Als een experiment op kleine schaal van hoe het leven eruit kan zien als de eersten de laatsten zijn, en de laatsten de eersten – in de hoop dat het op een dag in de hele wereld zo zal zijn. Een oefening in het besef dat ik – in het bezit van een paspoort en opleiding – niet meer ben dan mijn medemens die geïllegaliseerd is. En dat ik in mijn kleine ontferming over “de onaanzienlijksten” niet Christus voor hen ben, maar dat zij Christus voor mij zijn.

We hebben de afgelopen weken gehoord over de ravage die de brand in het kamp Moria heeft aangericht. De brand op zich is een ramp, maar meer nog was het bestaan van dat kamp een gevolg van een ongastvrij beleid vanuit Europa. Dit roept de vraag op: in hoeverre laten we ons hier in Europa en Nederland nog steeds leiden door het geloof in schaarste, het geloof dat ons geluk hier alleen kan bestaan als een andere groep het minder heeft?

Met de uitdagende gelijkenis van Jezus gaan we ook de vredesweek in, die vandaag begint. De theoloog Dietrich Bonhoeffer, die als een van de weinigen uit de kerkelijke wereld van zijn tijd in verzet kwam tegen het Nazisme stelde ooit dat vrede het tegenovergestelde is van veiligheid:

‘Er is geen weg naar vrede op weg naar de veiligheid. Voor vrede moet je durven, dat is een groot risico en er is nooit zekerheid. Vrede is het tegenovergestelde van veiligheid. Zekerheid eisen betekent wantrouwen hebben en dit wantrouwen leidt op zijn beurt tot oorlog.’

Het idee dat vrede het tegenovergestelde van vrijheid is, is een oncomfortabel idee dat tegen onze gangbare manieren van denken ingaat. Het staat net zo haaks op die manieren van denken als dat van de eigenaar in die wijngaard.

“Uw gedachten zijn niet mijn gedachten, en mijn wegen zijn niet uw wegen.”

Het evangelie is niet de weg van rekensommen, garanties en veiligheid, het is de weg waarin Gods liefde voorafgaat aan al die zaken. Het is een weg waarin we uitgenodigd worden om kleine stappen te zetten, de deuren van ons huis en ons hart open te zetten, in het vertrouwen dat het Christus zelf is die we zullen ontmoeten.