2 januari

Overweging Frans Woortmeijer

De reis van de drie koningen (naar T.S.Eliot – Journey of the Magi)

Het weer was niet best om heel ver te gaan reizen

De weg vol met modder, het weer uiterst guur

Kamelen verlangden heel erg naar hun schuur

Hun hoeven bezeerd, zochten zij paradijzen

Wij dachten met spijt terug aan onze paleizen

De meisjes gehuld in hun zijde, zo puur

En fonk’lende wijn in bokalen, heel duur

Een leven bestemd voor doorluchtige wijzen

De drijvers, ze vloekten, ze scholden, ze staakten

Ze vroegen om vrouwen, om hoeren en drank

De vuren die smeulden, verspreidden veel stank

’t Was vaak dat wij naar een goed onderdak haakten

Dus logisch dat wij soms de hele nacht waakten

De stadjes zo vuil en de dorpjes zo duur

Het leek wel als liepen we tegen een muur

En goden die onze reis lange tijd laakten

Maar toen werd het licht en daar was er een dal

Geen sneeuw meer, maar bloemen in vroeg’ voorjaarstooi

De beek snelde voort en een molen, zo mooi

Drie bomen die stonden daar stokstijf en pal

Een herberg met wijnranken, rijp zonder tal

De werklieden gokten hun dagloon er door

En voetknechten riepen om meer wijn in koor

Hun roepen verwerd er weldra tot gebral

Maar info kon men ons aldaar niet verschaffen

Dus verder maar weer op ons duistere pad

En daar was ons doel, ja daar was er die stad

Het doel was het waard, zou ons zeker niet straffen.

Het is lang geleden, maar ‘k zal ’t nooit vergeten

Maar wel kwelt ons immer een prangende vraag

Het doel dat ons dreef was uiteindelijk vaag

Geboorte of dood, dat zou ik willen weten.

Geboorte, jazeker, dat mocht het wel heten

Maar deze geboorte sereen en zo groot

Was tevens ons einde, gewis onze dood

Maar hoe…? Ach, we werden er gans door bezeten

We keerden naar huis terug, terug naar ons rijk

Maar thuis voelden wij ons al lang daar niet meer

De mensen, maar steeds met hun god in de weer

Ach, kwam er een tweede dood in ons bereik….

Op 6 januari viert de kerk als afsluiting van de kersttijd traditioneel het feest van de drie koningen, de drie wijzen uit het oosten. Het is een vertrouwd verhaal, dat we bij alleen bij Mattheus kunnen lezen. We zien de wijzen op hun kamelen, die bij koning Herodus de weg komen vragen naar de pas geboren koning. Hij stuurt de wijzen naar Bethlehem. Hier vinden zij het kind en bieden hem de bekende geschenken aan: goud, mirre en wierook. Het verhaal eindigt met de droom van de wijzen, waarin hen wordt aangezegd niet naar Herodus terug te gaan, dus keren ze via een andere weg terug naar hun land.

Verder wordt er over de drie wijzen in de Schrift niets gezegd. Waar komen ze vandaan, hoe zijn ze op het idee gekomen op weg te gaan en een lange reis te ondernemen om de nieuw geboren koning te gaan zoeken? Waar komt die ster vandaan? Wat gebeurt er met hen als ze langs die andere weg naar hun huis terugkeren? We weten het niet, de Bijbel zegt er niks over.

Maar het is een mooi verhaal een mooie afsluiting van de kersttijd.

Toch voelt dat een beetje onbevredigend. Zo’n mooi, roerend verhaal maar een betekenis, een echte duiding lijkt er niet te zijn.

Een paar jaar geleden las ik toevallig het gedicht De reis van de drie koningen van de Engelse dichter T.S.Eliot in de vertaling van Martinus Nijhof. Eliot beschrijft – meer dan Mattheüs – de reis van de wijzen, wat ze meemaakten en vooral wat hen overkwam toen ze weer teruggekeerd waren na hun reis. Ik vond het een prachtig gedicht en ik maakte zelf een – berijmde – vertaling, die u in uw liturgieboekje aantreft. Dat vertalen zorgde er ook voor dat ik me iets meer in het verhaal van de drie koningen verdiepte.

Zo las ik, dat Nico Tydeman, een Nederlands theoloog en Zen-leraar, het gedicht van T.S. Eliot duidde als metafoor voor onze (eigen) spirituele weg.

Het gedicht over de reis van de drie koningen noemt de obstakels en moeilijkheden die zij onderweg tegenkomen, net zoals wij die in ons leven ondervinden.

Het zijn hindernissen van velerlei soort. Eliot somt ze op: slechte wegen, sneeuw, vijandige steden, smerige gehuchten, vloekende kameeldrijvers, dwarse kamelen, niemand die iets weet of kan zeggen over de eindbestemming. Vuren die niet willen branden en heimwee naar wat ze achterlieten. Al die hindernissen, we kunnen die moeiteloos vertalen naar ons eigen leven.

Met welk doel? vragen ze zich halverwege af. Maar, het doel van het geestelijk pad is bij niemand bekend. Niemand kan je helpen, we zullen onze bestemming zelf moeten ontdekken. “Jullie onderneming is waanzin” zingen stemmen in hun oor. En toch vervolgen zij hun barre tocht, gedragen door een onwrikbaar geloof en vertrouwen. Ze hadden een teken gezien!

Ook de Romeinse filosoof Seneca, een tijdgenoot van Jezus, heeft het over de tijdloze vragen die wij mensen kunnen hebben. En hoe je daar het beste mee om kunt gaan. Wat nou als alles door het toeval, door het noodlot of door God bepaald wordt? En als alles al vast staat of van de wil van de almachtige God afhangt, wat hebben we zelf dan nog in de melk te brokkelen? En als we een speelbal zijn van het toeval, hoe kunnen we dan nog richting geven aan ons leven?

“Wel”, zegt Seneca, “daar is een antwoord op. Als je gelooft in het noodlot, dan moet je dat lot leren accepteren, Als je gelooft in het toeval, dan moet je dat toeval leren dragen. Als je gelooft in God, moet je leren om God te volgen. Maar jij kiest en jij stuurt, je hebt altijd een keuze.

Maar toch, wat is onze weg? Wat is de zin van ons leven? Het is een vraag die verlammend kan werken. Het Boeddhistisch Dagblad zegt iets zinvols over deze vraag: “Het zoeken naar de zin van het leven heeft me veel ontnomen, namelijk het leven te leven.”

Veel mensen worstelen met de zin van het leven, willen het inkleuren, willen weten waarom ze er zijn, maar, de zin van het leven ligt in het leven zelf, in het leven dat je leeft met alle voorspoed en tegenslag die ermee samengaan. Met alle hindernissen die er zijn. Treedt ze tegemoet zonder voor- of afkeur!

Hoe? Door te springen van die hoge duikplank voorbij alle angst, en je te laten verrassen door ruimte en ontvankelijkheid en met nieuwe ogen te zien. Dat is wat de koningen aan het einde van hun reis overkomt: een fundamentele revolutie, een Umwertung aller Werte. Alles is voorgoed anders, ze zien met nieuwe ogen en zouden voor geen goud de reis hebben willen missen. Ze zouden hem zo weer overdoen als het moest. En dat zullen ze ook weer doen, want in dit leven zijn we nooit klaar. We begeven ons wel honderden keren op weg, “om steeds weer opnieuw te sterven aan het leven tot onze uiteindelijke dood ons van de plicht ontslaat weer op weg te gaan”.

Sinds ik het gedicht van Eliot bestudeerd heb en de ietwat Boeddhistisch getinte verklaring van de betekenis heb gelezen, ben ik anders aan gaan kijken tegen de evangelielezing van vandaag. Er zit toch veel meer achter dan je zo op het eerste gezicht zou denken. Met dank aan de Amerikaans/Engelse dichter Eliot.

Het nieuwe jaar ligt fris als een onbeschreven blad open voor ons: We staan aan het begin ervan, tegelijk loopt alles gewoon door…. ieder jaar, iedere dag, elk moment kunnen we de reis vervolgen, of opnieuw beginnen. ‘Iedere dag is een goede dag’.

Ik wens u een open hart en ontvankelijkheid toe in dit nieuwe jaar….