Overweging Frank de Haas
Jes 63;16-19 en Marcus 13;33-37
Beste medeparochianen,
1
We vieren vandaag de eerste zondag van de Advent. We hoorden de lezingen uit Jesaja en uit Marcus. Ik richt me in deze overweging vooral op het evangelie van vandaag. Dat bood de voorbereidingsgroep voor deze viering voldoende stof en inspiratie voor liederen, gebeden en voor deze overweging.
2
‘Wek mijn zachtheid weer. Geef mij terug de ogen van een kind’. Wonderschone woorden van Huub Oosterhuis in het lied dat we na de communie zullen zingen. Prachtige woorden over een andere houding en een andere manier van kijken. Woorden om goed over na te denken. Ik heb geprobeerd van deze overweging een verhaal van hoop te maken.
3
In de evangelielezing uit Marcus zien we dat Jezus zijn leerlingen oproept om waakzaam te zijn. Dat legt hij uit aan de hand van de parabel van een man die zijn dienaars tot waakzaamheid maant. Bij zijn thuiskomst moeten die dienaars wakker zijn en de taken die hij hun heeft opgedragen hebben uitgevoerd. Marcus doelt hiermee vooral op de terugkomst van Jezus aan het einde der tijden. De dag van de Heer. Waar het ook in de eerste lezing om gaat en zoals het in de tussenzang werd verwoord. We moeten dan wakker zijn, en ons goed gedragen hebben. Dan zal er een oordeel over ons uitgesproken worden. Maar die waakzaamheid kunnen we breder verstaan. Die wordt ook van ons – hier en nu, in deze weken van de Advent – verwacht. Vol verwachting klopt ons hart…en dan niet voor de komst van de Sint. We leven toe naar de kerst. Dat is ook de dag van de Heer. Dus is de oproep: wees waakzaam, wakker, alert, attent. Sta open voor signalen uit je omgeving, voor mensen om je heen voor wie je iets kunt betekenen. Houd je ogen open voor tekens van hoop, een nieuw begin en perspectief. Die waakzaamheid wordt ook gevraagd terwijl we uitzien naar de komst van de Heer, naar een kind dat geboren zal worden in een eenvoudige stal. Een nieuw begin, dat is altijd mogelijk.
4
Dit wordt ons gezegd: sta eens stil bij het leven dat je leidt. De Advent is bij uitstek een tijd van bezinning. Hoe gaat het met die wereld waarin we wonen, de wereld in het groot en in het klein, hier dicht bij ons? Hoe gaat het met ieder van ons en met de mensen waarmee we ons leven delen? En zien we lichtpuntjes in die duisternis om ons heen? Met de ogen van een kind?
5
Ja, er staat iets te gebeuren. Laten we ons hart daarvoor openstellen, nu we in deze weken vol verwachting naar dat kind uitzien. Een kind, onschuldig en kwetsbaar. Als mijn eigen pasgeboren kleinkind, denk ik dan even. Wie raakt bij het aanschouwen van zulk jong leven niet vertederd? En bij wie wordt die zachtheid niet gewekt? Open je hart voor het goede. Koester de mogelijkheden voor een nieuwe start.
6
Wat zou het mooi zijn als het ons lukt zo’n houding van zachtheid, van openheid, van ontvankelijkheid tegenover de hardheid van deze tijd te zetten. Een hardheid waarmee we dagelijks worden geconfronteerd. Dichtbij: Waar gaan we met onze Nederlandse samenleving heen? Verder weg: denk
bijvoorbeeld aan de Gazastrook. Als je denkt aan een pasgeboren kind, weerloos en helemaal afhankelijk van liefde en zorg, doemen die vreselijke beelden op van baby’s in Gaza, kinderen die net, in barre omstandigheden, het eerste levenslicht zagen, vechtend voor hun leven. Het is een keiharde wereld, op zoveel plaatsen.
7
Wat daar gebeurde in Gaza, is misschien wel het meest verbijsterende recente beeld van verschrikking dat je je kunt voorstellen. En als je, met stomheid geslagen, dit soort beelden tot je laat doordringen, komt er als vanzelf een vraag op: zijn er grenzen aan het geweld in onze wereld, aan agressie, aan oorlog, aan terreur? En: wat doen deze beelden met ons?
Worden we steeds somberder en pessimistischer? Voelen we ons machteloos? Een vraag is zeker ook: kunnen, willen we het zien? Ik vind het zo goed invoelbaar dat sommige mensen hun ogen afwenden. Maar – en dit is een voorzichtige vraag-hoe zit het dan met die waakzaamheid waarover we vandaag nadenken? Is het niet de definitieve teloorgang van onze aarde als we ogen en oren sluiten? En lopen we dan niet het gevaar dat we onverschillig worden? We zingen er zo vaak over: een nieuwe wereld. En we spreken er zo vaak over: het visioen van een wereld van vrede en gerechtigheid. De zorg voor onze naasten. In de eigen kleine kring. Maar ook daarbuiten.
8
We horen nu over het kind dat in die donkere nacht werd geboren. Voor ons. Met een leven in pijn voor zich. God werd mens voor ons. Een kind dat kort leefde maar in onze mensengeschiedenis is blijven voortleven. Als teken van hoop en saamhorigheid. Ik zie er een krachtige oproep in. Laten we zijn boodschap van liefde blijven koesteren. Laten we de gemeenschappen bewaren waarin zijn woord wordt overdacht. En waarin niet alleen wordt gesproken, maar waarin ook de daad bij het woord wordt gevoegd, in onze dienst aan elkaar en aan onze wereld. Hier kunnen we alert blijven, en dwars tegen de stroom in blijven geloven in een wereld omgekeerd. Het geloof in het visioen zoals Huub Oosterhuis dat in zijn onvergetelijke teksten noemde. Daar hebben we elkaar voor nodig. Tijdens momenten van bezinning en ontmoeting, van samen zingen, en van gesprekken waarin we luisteren naar elkaar en de diepte zoeken. Elkaar waarderend en bevestigend.
Laten we hopen dat er snel duidelijkheid komt over de toekomst van Clara en Franciscus, en daarmee ook van deze geloofsgemeenschap. En ik hoop dat we daarna in breed verband samen kunnen vormgeven aan die nieuwe kerkelijke toekomst. Om de herinnering aan dat kind in een kribbe, aan het verhaal van Jezus Christus levend te houden.
Laten we in waakzaamheid kracht en hoop halen uit dat kind dat komt. Met uitzicht op een vruchtbaar nieuw begin, met ruimte voor dromen en voor een visioen van een nieuwe wereld. Samen Kerk. Als Gods volk onderweg. Dat we elkaar vasthouden.
‘Wek mijn zachtheid weer. Geef mij terug de ogen van een kind. Dat ik zie wat is. En mij toevertrouw. En het licht niet haat’.
Amen