2 november

Allerzielen

Overweging Ari van Buuren

Openbaring van Johannes 21, 1-4

  • 1

Geboorte en dood: het zijn zulke intieme momenten in het leven!

Alles verstilt. De grote wereld bestaat even niet meer. Je houdt je adem in.

Er is eerbied. Alles concentreert zich op één mens, één mensenkind: zowel bij het kraambed als bij het sterfbed. Alleen dat ene is belangrijk: een mens komt ter wereld òf een mens verlaat deze aarde.

‘Alles heeft zijn tijd, alles heeft haar seizoen, alles heeft een begin en een einde’ zegt Prediker 3. Johannes spreekt in zijn Openbaring vol kosmische visioenen van: ‘de eerste hemel en de eerste aarde’, die worden afgelost door ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’.

  • 2

Hemel en aarde, geboorte en dood zijn ook tegenstellingen.

Bij de bevalling verlaat elk kind de moederschoot, het Levenslicht tegemoet. Bij het sterven keert een mensenlichaam vroeger of later terug tot het stof van Moeder Aarde.

Sterven is, geloof ik, hoe dan ook een thuiskomen bij God. Ooit werd ik geraakt door dit zinnetje: ‘de liefde van de Eeuwige is eeuwige liefde’. Onze dierbaren zijn ons daarheen voorgegaan.

Met verdriet èn met pijnlijke of dankbare herinneringen gedenken wij hen vanavond. Rouw en dankbaarheid kunnen elkaar afwisselen…

  • 3

Tussen geboorte en dood spelen zich onze levens af.

Huub Oosterhuis bezingt dit heel intens in zijn lied van de mens op aarde, dat we als Tussenzang hoorden.

Dit lied onderstreept wat Johannes zegt: “Hier en nu zijn nog veel tranen; en de dood is er, vergezeld door rouw, geween en smart”.

Uit dit lied delf ik enkele zinsneden op, met enige actuele aanvullingen.

  • 4

De eerste drie strofen schetsen ons leven als voorbijganger.

We zijn anders dan bomen en vossen. Als mens op aarde zijn wij passanten. Een mens te zijn op aarde is levenslang geboortepijn. Altijd zoeken we een huis, een thuis. Vooral mensen in oorlogstijd zoals nu in Oekraïne weten heg noch steg.

De twee heftigste corona-jaren: 2020 en 2021 waren best zwaar. Vele mensen stierven eenzaam en werden eenzaam begraven.

  • 5

De tweede drie strofen van het lied van Huub Oosterhuis schetsen een zekere rusteloosheid.

Wij mensen hebben zorgen. Het brood en andere leeftocht worden nu door de oorlog alsmaar duurder. Het lichaam wordt vaak ouder en zwaarder. Mettertijd verslijten wij; ook aan elkaar verslijten wij wel.

Wij zoeken levenslang, de een meer dan de ander. “Pijnlijk begenadigd” zijn we volgens Huub Oosterhuis. Maar worden wij ooit verzadigd?

Het hedonisme lijkt terug. De hervonden bezinning, soberheid en eenvoud uit de coronatijd zijn veel minder geworden.

  • 6

Kortom: konden onze dierbare gestorvenen, kunnen wij nog-levenden àlles volbrengen, wat het leven en anderen en God van ons vragen?

Alles? Nee, ik denk het niet.

Daarom is het zo mooi, zo pijnlijk mooi zoals Huub Oosterhuis zijn lied van de mens op aarde afsluit met deze twee regels:

Wij branden van verlangen

tot alles is voltooid.

  • 7

Johannes, de apostel van de liefde, zag op zijn oude dag tijdens zijn verbanning naar het eiland Patmos de wereld in vuur en vlam staan.

Hij krijgt visioenen.

Onder een soort altaar in de hemel ziet hij de zielen van geslachte mensen, die het uitschreeuwen: “Hoe lang moeten we nog wachten, Meester?” (6,10)

Over andere oorlogsslachtoffers krijgt Johannes in zijn visioenen te horen: “God zal alle tranen van hun ogen afwissen!” (7,17)

Deze belofte wordt dus herhaald in de Lezing van vanavond.

Op de vervulling van die belofte wacht ik, maar ik wil die ook zèlf waarmaken. En u?

Als we oog hebben voor elkaars rouw en wonden en gebreken zijn we goed op weg. Als we in Christus’ geestkracht branden van verlangen dan laaien vuren van verlangen, geloof, hoop en liefde op. Dan wordt tenslotte alles voltooid: de eeuwen door, van generatie op generatie – totdat Gods Rijk aanbreekt.

Op Allerzielen vieren we de passie van leven, dood en liefde.

In de Naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest.

Amen