BEBOSSINg van het calmeynbos

door Maurice Calmeyn
Verschenen: in 1928 in het tijdschrift  van de "Société Centrale Forestière de Belgique"
Vetaling: José Decoussemaeker    

De aanplantingen van het bos begonnen in 1902-1903 in de duinen van De Panne. Dit bos strekt zich uit over 55 ha, waarvan er tijdens de Eerste Wereldoorlog 7 ha volledig verwoest werdn.  Nog 48 ha zijn gebleven (situatie 1928), en vormen één geheel, alleen doorkruist door de baan van De Panne naar Adinkerke (de Kerkstraat).


Vaak wordt beweerd dat bebossingen in de duinen (grenzend aan de Noordzee) niet interessant zijn en geen schoonheid bieden. Hakhout-bosjes dat gaat nog. Maar hoge bomen? Algemeen wordt aangenomen dat zulke bomen steeds hellen naar het oosten door de zeewind.  Hun kroon is ofwel onbestaand, of sterk uitgedund aan de loefzijde, door deze winden. Ook denkt men dat ze geen voldoende afmetingen bereiken, noch in hoogte noch in volume.


Deze nadelen doen zich echter niet voor als men ze met voldoende zorg plant en men vermijdt dat ze te dicht van elkaar staan (zowel voor loofbomen als voor naaldbomen). Het idee is dat ze elkaar aldus beter wederzijds beschermen.  Het dicht naast elkaar planten is alleen gerechtvaardigd tijdens de allereerste jaren van het aanplanten.


Nog een vrij verleidelijke fout is het om alleen de beste standplaatsen te gebruiken om bomen te planten. We creëren aldus een reeks kleine losse bosjes met hoogstammige bomen en we herhalen aldus elke keer de nadelen van een "nieuwe bosrand" blootgesteld aan de hevige zeewind.


Ik deed net het omgekeerde, althans voor de loofbomen. Ik plantte ze heel ver uit elkaar. Hierdoor werden de bomen hoger, meer dan 20 m voor de 23/24 jarige populieren. Deze bomen zijn gezond en krachtig gebleven, met een diameter die goed in verhouding staat tot hun hoogte, en ze blijven groeien zonder dat de kroon last heeft van de wind.  


Hieronder een tabel met de afmetingen van de sterkste onder hen.  De oudste van deze bomen zijn al 24 jaar geleden geplant, maar dat zijn ze niet allemaal.

 
Tabel I

Afmetingen in november 1927.

Kopie van bomen calmeynbos 1928 tabel 1

Stuatie 2023: alle teruggevonden op uitzondering van Grove Den, Zeeden, Oostenrijkse den, Weymouthden, Nordmannden, Douglasspar, Lariks.
Els is Zwarte Els, Berk is zowel Ruwe Berk als Zachte Berk, ook Robinia (Acacia), ook Corsicaanse den.

Dit bos ligt op ongeveer 800 m van zee. Het is waarschijnlijk dat even goede resultaten op een kortere afstand van zee mogelijk zijn. Het spreekt voor zich dat het duin waar men aanplant - evenals de aangrenzende duinen- goed moeten worden vastgelegd  d.m.v. helm, kruipwilg en duindoorn. Geen enkele loofboom of naaldboom verdraagt continue sterke bestraling met zand (noch de bladeren en noch de jonge scheuten). Ze kunnen hard gezandstraald worden bij een storm.


 Onderstaande tabel geeft de gemiddelde omtrek op 1,5 m hoogte, genomen op verschillende plaatsen behalve de nieuwe boompjes, geplant sinds het einde van de oorlog (1918)


Tabel II

Afmetingen in april 1926

Bomen Calmeynbos 1926 Tabel 2

Nut van de bebossing


GROTE MEERWAARDE GEVEN AAN DE BOUWGRONDEN VERDER VERWIJDERD VAN ZEE


Als we kijken naar wat er gebeurt in bepaalde luxe kuuroorden aan de kust, zoals Paris-Plage, dan zien we dat de mooiste villa's, de meest luxueuze hotels, het casino, de tennisbanen verspreid zijn in de bossen, op afstanden variërend van 400 m tot 1.200 m van zee. De villa's en de meer ordinaire hotels staan ​​aan de zeedijk en de aangrenzende straten.

Dit wordt eenvoudig uitgelegd. In de zomer beschermt een bos (vooral als het uit schaduwrijke soorten bestaat) de wandelaar tegen de wind, de zon en het licht, die aan de kust vaak hevig zijn.  In Paris-Plage zijn de villa's omgeven door grote stukken duin variërend  van 2.000 tot 10.000 m2 en meer.  2/3 van deze oppervlakte zijn bebost. Dit is zelfs opgelegd via de verkoopsvoorwaarden.  We kunnen dus door bebossing de aantrekkingskracht van een badplaats serieus verhogen en tegelijkertijd een grote meerwaarde geven aan de gronden verder van zee.  

Om een ​​duinbos te kunnen beheren, moeten de duinen uiteraard een voldoende breedte hebben.


 WAARDEVOL VOOR DE JACHT


Een hoogstammig bos is goed voor de jacht. 


Het konijn

De producten van het snoeien van alle bomen vormen van eind september tot eind maart een goed voedsel voor een groot aantal konijnen (behalve van Berken en Esdoorns) . Dit knaagdier is dol op de groene schors.  Deze voer heeft grote voordelen;  het ontbindt niet, het wordt niet beschadigd door de vorst, het droogt niet uit in de winter en het brengt geen transportkosten met zich mee.  

De groei van voedzaam gras in de duinpannen kunnen we bevorderen door de begrazing met koeien of schapen en zo komen we doorheen het zomerseizoen om een vrij groot aantal konijnen te voeren. Dat gaat niet in de winter wanneer voedsel schaars is. 
We merken ook op dat de schaduw van bomen het hoge gras verdringt, dat het konijn in geen enkel seizoen lust, Ze verkiezen een goed kort grasveld,


De houtsnip

Voor houtsnip is struikgewas in de duinen onder een hoogbos zeer waardevol. (vooral van Grove Dennen, Zee Dennen en Zwarte Dennen). 
Bij strenge vorst verhardt de grond niet teveel, waardoor houtsnippen zich kunnen blijven voeden. Het is echter juist bij sneeuw- of vriesweer in december, januari en februari dat de belangrijkste aankomsten van deze interessante vogels plaatsvinden.

Bovendien merkte ik op, zowel bij deze winterpassage als daarvoor in het naseizoen, dat struikgewas onder een uitgebreid hoogstammig bos grote voordelen biedt.  De houtsnip nest hierin beter dan in het simpele hakhout en als hij opgeschrikt wordt is hij minder nerveus, vliegt niet ver en is makkelijker te vinden.  Het is ook waarschijnlijk dat ze haar verblijf daarin zal verlengen.  


De fazant

De fazant gedijt goed in de kustduinen. Een hoogstammig bos beschermt hem tegen slecht weer en hij kan hoger neerstrijken. Hij is minder blootgesteld aan stropers 's nachts. Het jagen is ook interessanter dan op open terrein.


 Goede grond voor een bos.  


De duinen van de Belgische kust vormen een zeer geschikte bosgrond voor de meeste boomsoorten: de Iep (=olm) (uitgezonden deze met de olmenziekte), de Es, de Zomereik en de Amerikaanse eik, de Gewone Esdoorn en de Noorse Esdoorns,  de rode Els, de Zachte Berk, de Witte Berk, de Paardenkastanje, de Linde, de Acacia, de Populier, de Wilg en de Abeel.  Al deze soorten groeien goed en zullen normaal goeie grootte bereiken. Beuken en Haagbeuken zijn niet erg geschikt voor de aard van de bodem.  

Bij de naaldbomen geven de Grove Den, de Zee Den, de Oostenrijkse Den, de Zwarte Den, Corsicaanse Den en Douglas Spar goede resultaten, maar de Fijnspar de Engelmann Spar en de Witte Spar zijn ronduit slecht.

De Gewone Spar, de Europese en Japanse Lariksboom, de Weymouth Den hebben zwaar geleden in de zomer van 1921 en zijn niet aan te bevelen.


 Aanleg van het bos.


Het planten moet beginnen aan de westkant en om van jaar tot jaar naar het oosten uit te breiden.  De aan de harde wind blootgestelde bosrand zal over de eerste diepte van 100 meter bestaan ​​uit mannelijke populieren. Hun takken groeien minder breed dan die van vrouwelijke populieren. De groei van deze bomen belemmeren minder zijn geburen en veroorzaken minder schade aanrichten tijdens het kappen.  Ik heb hier altijd populieren gezien die katjes droegen en andere met donzige pleusjes die zaden bevatten.  De eerste komen eerder in de bloei en het blad is roodachtig in de lente, terwijl van de andere het blad zachtgroen is.  De voorkeursafstand is 14 tot 15 m. Tussen deze populieren zal men in een verhouding, ongeveer in gelijk aantal, de Es, de Zomereik (en Wintereik?), de Gewone en Noorse Esdoorn, de Haagbeuk en de Iep planten ( op voorwaarde dat de iepenziekte verdwenen is) en de Zwarte Den.

Op 100 m achter de voornste bosrand wordt een mengsel van dezelfde soort geplant, aangevuld met de Zachte en Witte Berken, de Linde, de witte Els, de Acacia en af ​​en toe een Lariks.

Wij probeerden ook andere soorten die nog niet aan zee zijn geplant maar dan op beperkte ruimte om grote leegten te voorkomen in geval van mislukking.  Een paar Witte Wilgen (met zulke mooie bladeren) of een Abeel, komen verspreid in de plaats van een Populier om esthetische redenen.

We zouden ook alleen hardhout (voor timmerbedrijven) kunnen planten, zonder Populieren, Wilgen of Abelen, maar ik geloof dat de eerste minder goed zouden groeien, vooral op jonge leeftijd, en aan de andere kant zouden we een zeer grote aandeel van populieren van 20, 25 30, 35 en 40 jaar verwaarlozen.  Sommige populieren, in vrij beperkte aantallen, zullen moeten worden gekapt als ze 20 tot 25 jaar oud zijn, waar ze de groei van hardhout storen. Dan hebben ze al een behoorlijk volume bereikt.  Later, op een door ervaring te bepalen leeftijd, zal de populier definitief plaats moeten maken voor hardhout dat geteeld zal worden volgens de tuinmethode.


Het is raadzaam om de populieren niet in één lijn te planten, omdat dit lelijk zou zijn. De afstand zal daarom niet altijd hetzelfde zijn.  Lichtbehoevende soorten zoals Eiken, Berken en ook sterk ontwikkelde en snelgroeiende soorten zoals Iepen, Douglasspar moeten over voldoende ruimte beschikken en bij voorkeur tussen twee populieren, waarvan er één in het noorden staat.  de andere in het zuiden, zodat ze hun kroon vooral naar het westen kunnen ontwikkelen.  Het is gepast om kleinere ruimtes te reserveren voor schaduwsoorten en soorten die zich minder snel ontwikkelen, zoals Haagbeuken, Esdoorns, Essen, maar zorg er altijd voor dat ze dichter bij de populier in het oosten komen dan bij die in het westen.


Door op deze manier te werk te gaan, kunnen hardhoutsoorten, gedomineerd door populieren, om hun kroon aan de westkant verder ontwikkelen, vooral omdat het snoeien van populieren zoals dat van andere soorten altijd iets meer aan de westkant moet gebeuren dan aan de andere kant.  Wanneer de populieren zijn gekapt, zullen de hardhout bossen hebben geprofiteerd van de locatie en de behandeling die ik zojuist heb aangegeven;  hun takken die aan de westkant meer ruimte hebben gehad, zullen aan deze kant krachtig zijn gebleven, wat voor hen essentieel is om weerstand te bieden.


De min of meer rijke aard van de grond, van zeer variabele kwaliteit en vochtigheid, zal bepalend zijn voor de soorten die op de verschillende plaatsen moeten worden geplant.  Waar het water in natte winters tot aan de wortels kan komen, kun je het beste pas in maart planten.  Planten verdragen drassige grond niet goed in het jaar van planten en voordat ze in blad komen.  Als men hoge twijgen in lage grond wil planten, wat over het algemeen het beste is, verdient het de voorkeur om zijn toevlucht te nemen tot jonge twijgen die vooral voorzien zijn van wortels en haarwortels.  Alle planten worden 1 of 2 keer verplant en bij voorkeur onder de hoede van de eigenaar.  Het is daarom ook handig om een ​​verplant-kwekerij te voorzien. 


Maar aan de kust zijn er niet alleen duinpannen, men komt er ook duinen tegen van 2 tot 20 m en meer m hoog.  Op de hoogste zal de aanplant worden gespreid over 10, 15 of 20 jaar, door de jonge planten achtereenvolgens op verschillende hoogten te planten, dat wil zeggen naarmate de toppen van de lager gelegen bomen het niveau van een nog niet beplant gebied bereiken.  Op 5 of 6 m ver kan populier worden gemengd met de bomen die ik heb genoemd, met uitzondering van de Douglas Spar, de Zilverberk, de Es, de Beuk en de Haagbeuk, die niet tevreden zijn met de kwaliteit van het zand dat daar over het algemeen wordt aangetroffen.


Boven de zes meter ken men Oostenrijkse Dennen  planten;  Ik denk niet dat we zo'n goed resultaat halen met de Corsicaanse Den of met de Zee Den.  Hoe hoger je gaat, hoe verder de planten uit elkaar staan ​​en op een bepaalde hoogte, waar ze worden blootgesteld aan de volle kracht van westenwinden, moeten ze op een zodanige afstand worden gehouden dat geen enkele zijtak kan lijden van een andere boom. 


In natte jaren, in sommige duinpannen, stijgt het waterpeil sterk in de winter, totdat het boven het grondniveau komt.  Het spreekt voor zich dat het dan nuttig is om een ​​open afwateringssysteem te voorzien, waarvan de aanleg en het onderhoud goedkoop is en dat wordt aangesloten op het afwateringsnetwerk van de polders.


 De plantgeulen (enkele weken voor het planten gegraven) zullen 0,4 m a 0,5 m diepte hebben. De grond die bijna altijd van 2 kwaliteiten is, zal in 2 hopen worden gerangschikt.  In maagdelijke gronden, waar men nog nooit gecultiveerd heeft, mogen de geulen niet minder dan 0,9 m zijn. Het best is om ze te graven tot 1 m a 1,10 m. 


In de duinpannen zijn er bodems van goeie kwaliteit en andere van zeer ondankbare kwaliteit. Indien de bodem begroeid is door duindoorn of kruipwilg is dat goed. Indien er daarentegen alleen hoog, scherp gras een soort kweek waarvan de krachtige wortels elkaar kruisen en diep doordringen, is er speciale zorg vereist. Alleen planten van een goeie sterkte (gekozen uit die met de mooiste wortels) en die in grote kuilen geplaatst kunnen worden zullen succesvol zijn.


Daarom is het voordelig om door het planten van duindoorn het land voor te bereiden, dat in de niet al te nabije toekomst zal worden bebost.  Duindoornstruiken op 7, 8 of 10 m van elkaar geplant, groeien al snel tot elkaar.  De kweek zal verdwijnen en het land zal tegen weinig kosten goed worden.  Het is onmogelijk om dergelijke gronden te verbeteren door het planten van hakhout.  Maar zodra het kweekgras gedood is door duindoorn kunnen we daar hakhout planten zoals overal onder het bos.  


Populieren

In kuilen van 0,75 m tot 1 m zijde en 0,50 m diep planten we sets van 4 tot 5 m.  hoogte.  In het midden van de put maken we een smal gat van 1 meter diep om de stek te planten en we zullen het zand tegen het stek drukken door middel van een paal, waardoor de plant slechts 2,5 a 3,5 m boven de grond uitsteekt en niet zal bewegen en zodat op grondniveau de wortels zich kunnen vormen zonder te worden geschud of gescheurd door de wind.  Bovendien groeit de plant goed tijdens droge zomers  vooral in het eerste jaar, door de vochtigheid die de plant in de diepte vindt. 

Men moet vermijden populieren te planten, met wortels te dicht bij de oppervlakte evenals stekken van stronken. Deze laatste hebben te veel zijtakken en zijn over het algemeen niet recht genoeg, de wind oefent er een draaikracht op uit waardoor de vorming van de bovenste wortels wordt verhinderd of deze scheuren.


Dennen.  

Ik heb 2 soorten van Grove Dennen geplant met een mengsel van een klein deel Zeedennen en nog minder Zwarte dennen en Corsicaanse Laricio.  Er zijn twee groepen, een van 17 jaar, de andere van 24 jaar.  Deze dennen zijn werkelijk prachtig, hoewel de grond bijzonder arm is.  Ze zagen er in 1919 echter zo slecht uit dat ik toen dacht dat ik ze niet meer kon redden.  De Dennenscheerderkever  en de Grote Dennensnuitkever hebben bovendien verschrikkelijke verwoestingen aangericht;  deze waren vermenigvuldigd omdat het grootste aantal bomen was geraakt door granaatscherven van vliegtuigprojectielen.  Sindsdien zijn de gewonde bomen bijna allemaal verwijderd en hebben vallen de twee soorten insecten gedood.


De afstand tussen de dennen, 575 per hectare, zorgt voor een goede groei van jonge beuken, haagbeuken, essen, esdoorns, eiken van een bepaalde ontwikkeling.

De Grove dennen mogen alleen in de bodem of op verhogingen worden geïnstalleerd die niet meer dan 2 of 3 meter boven het niveau van de duinpannen uitkomen.  Misschien is het op een bepaalde leeftijd beter op deze lichte hellingen dan op de bodems, omdat de afwateringssloten daar nauwelijks dieper kunnen zijn dan 0,60 tot 0,70 m diep en de wortels zullen in de winter in het water staan.  Dit is het geval voor de 24 jarige beplanting hier, maar tot nu toe lijkt ze niet al te veel te lijden.


De behandeling van een al dan niet gemengd dennenbos van Grove Dennen is delicaat vanwege de gevoeligheid voor de wind in de duinen van de kust.  - De Dennen worden niet schuin of ontworteld door de wind, hun takken breken ook niet, maar als er geen grote voorzorgsmaatregelen worden genomen, zullen deze vergaan aan de westkant.


Het is niet goed voor grove dennen om te snel te groot te worden;  het is noodzakelijk dat ze door voldoende afstand de speelruimte hebben om sterke takken te behouden: de bomen van de windrand zullen lagere takken hebben, vooral aan de westkant.  Er zal voor worden gezorgd dat ze niet worden gedomineerd door de populieren.


Goed onderlegde boswachters hebben mij gevraagd of er reden is om dunningsintervallen van twee of drie jaar te verbieden.  Ik geloof zelfs dat in de omgeving van de Noordzee u het beste jaarlijks passeert om de invloed van loslating tot een minimum te beperken.

Slechts om de drie jaar uitdunnen zou alleen mogelijk zijn door de Dennen in een strakkere staat te laten, en op 25 of 30 zouden ze, vrees ik, beginnen te verkommeren;  ze zouden op volle snelheid moeten worden uitgedund en indien door de dichtheid van dichtheid deze bomen geen loofbomen mogelijk gemaakt wordt, zou later een volledig kale grond ontstaan.


Aan de westelijke rand zou een Zwart Dennenbos kunnen worden geplant, maar de Grove Dennen mogen alleen zo ver mogelijk hiervandaan worden geplant weg van deze rand en in ieder geval niet minder dan 300 of 400 m.  


De pijnbomen.

Ik heb twee groepen sparren in een mengeling geplant waartussen de Nordmann, de Zilverden en de Douglasspar enige toekomst lijken te hebben.  Ik zou dat echter niet nog een keer doen;  het resultaat is niet zeker en men riskeert - tenzij men een afstand aanhoudt - waardoor een mengeling met loofbomen kan zodat men na een zekere tijd geen volledig kale zone heeft.  Bovendien overheerst de Douglasspar de andere soorten ver en zijn de lange eindscheuten van de laatste 2 of 3 jaar zijn over het algemeen schaars voorzien van zijtakken vanwege de wind. Ik plant de laatste 2 jaar tussen de loofbomen ook, Douglassparren, Nordmannsparren,  Zilverdennen, Lariksbomen, Zwarte Dennen en Weymouth Dennen.  Wellicht dat de Lariksboom en de Weymouthdennen zo minder last hebben van hete zomers en de Douglasspar, die meer beschermd is, beter bestand is tegen de wind.


 Kosten van de bebossing


Bij de methode die ik aanbeveel, populieren op 12 m en tussenin hardhout, zijn er ongeveer 144 planten per ha. Iets meer als er af en toe twee hardhoutsoorten worden geplant, met minder groei, in plaats van één. 

Dit kost ongeveer 600 tot 900 frank, of 4, 5 of 6 frank per plant, afhankelijk van het gebruik van meer of minder sterke scheuten.  Het zal nodig zijn om de kosten van saneringen van de lagere pannes toe te voegen. Het hangt van te veel omstandigheden af ​​om een ​​schatting te geven.  Dit zal niet zo belangrijk zijn omdat niet al het land gesaneerd hoeft te worden.  Graven in zand is goedkoop en vergt weinig onderhoud.  Als er konijnen zijn, moeten de kosten voor de bescherming worden toegevoegd.  De beste manier is om elke plant te omringen met een latwerk.  Met uitzondering van Essen en Iepen kan deze bescherming vrij snel worden verwijderd en elders worden gebruikt.  Voor dennenbossen zijn de kosten hoger;  het moet omgeven zijn door een perfecte omheining, die na 9 of 10 jaar kan worden verwijderd en opnieuw kan worden gebruikt.


Opbrengsten


Met  populieren kan men op alle goede en begaanbare gronden tot 1 m3 / boom op 25 jarige leeftijd vinden.  De waarde van de m3 neemt toe met de grootte van de boom. Het zal nodig zijn om te wachten tot de populieren een opbrengst  van 1,5 tot 2 m3 bereikt hebben wat ik voorspel op 30 a 35 jaar, wel te verstaan op goeie locaties.  Populieren van deze grootte worden gewoonlijk verkocht voor minimum 225 tot 250 francs / m3. Het is onwaarschijnlijk dat de prijzen in de toekomst zullen dalen.


Besluit

We zien meteen, vanuit het loutere oogpunt van de opbrengst in houtwaarde, dat het een vergissing is om de duinen aan de kust onbeplant te laten.  Populieren ooit geplant zullen hardhout opleveren, die zich ook in timmermanshout zal betalen. Maar de grote waarde van dit hoogbos zal bestaan ​​in de aantrekkingskracht die het zal geven aan de badplaatsen zoals je dat nu al kan zien in De Panne.


Omdat, onder de huidige omstandigheden, een bos een echte meerwaarde is voor de badplaats, mag het aan een zekere leeftijd niet verdwijnen. Beheer van het bos als tuin is dan later aan te bevelen.  De bosaanplant van De Panne maakt het mogelijk om de behaalde resultaten reeds na enkele jaren te zien, evenals de fouten die ik heb gemaakt en de middelen die ik heb geprobeerd te bestuderen om de gevolgen weg te nemen.

Als lezers van het Bulletin deze bosaanplant willen bezoeken, sta ik volledig tot hun beschikking in De Panne.  Bij mijn afwezigheid kunnen ze contact opnemen mijn boswachter.


Door MAURICE CALMEYN

Oorspronkelijke Franstalige tekst >>>
Opgestuurd door Thomas Rogier van aquaduin


Artikel uit dit tijdschrift door Maurice Calmeyn in 1928