ammoniak emissies Project Vilvoorde

1.Algemene context

Bij aardgasturbines produceren NOx door verbranding van de stikstof in de lucht bij zeer hoge temperaturenin de verbrandingskakers. Low-NOx burners en andere primaire technieken reduceren fel deze NOx productie. Toch wordt tegenwoordig aan de uitlaat de NOx gereduceerd door NH3 injectie tot H2 en H2O. Dit meestal geholpen door katalysatoren: Selectieve Catalytische Reductie (=SCR). Hierbij is steeds een licht overmaat NH3 = amoniak-slip.

Schadelijke emissies:
-
NH3 en NOx reageren in de lucht tot secundair fijn stof (ammoniumzouten).
- NOx kan ook O3 produceren.
- NH3 vormt ook fijn stof met zwaveloxide

- NH3 en NOx kunnen in natuurgebieden tot te hoge natte en droge N-depositie leiden.
Alhoewel Stikstof onmisbaar is voor de natuur. Het is één van de voornaamste voedingsstoffen voor planten. Maar TE VEEL is niet goed.
In Vlaanderen en Nederland kampen we met teveel aan N-
bemesting uit de omgeving (vooral van de landbouw en de veeteelt)
Maar in veel landen was er een N-tekort.
Vandaar dat sinds de uitvinding van kunstmatige N-bemesting via het het
Haber-Bosch-proces , dat H en N omzet in NH3, dit onmiskenbaar één van de belangrijkste industriële chemische revoluties is die ooit zijn ontwikkeld werd. Het proces maakte ammoniakmest op grote schaal beschikbaar (door BASF), wat hielp bij het veroorzaken van een stijging van de wereldbevolking, doordat de opbrengsten van de landbouw in korte tijd snel toenamen.

Fabrieken voor NH3 produceerden in 2010 157,3 Mton. Tussen 75 en 90% van deze NH3 dient voor het produceren van kunstmest, en ongeveer 50% van de voedselproductie in de wereld is sterk afhankelijk van ammoniakmest terwijl biologische stikstofbinding in vlinderbloemigen de andere helft bijdraagt.

De rest van de NH3 ligt aan de basis voor het maken van medicijnen, plastic, textiel, explosieven en andere chemicaliën. Bijna elk synthetisch product dat we gebruiken dat N-atomen bevat, komt op de een of andere manier bij ons binnen via het Haber-Bosch-proces wat betekent dat er een enorme CO2-voetafdruk is ingebed in alle verschillende producten die we gebruiken.

NH3 synthese is immers een energieverslindend proces. De reactie, die loopt bij temperaturen rond 500 °C en bij drukken tot ongeveer 200 bar, ze zuigt ongeveer 1% van de totale energieproductie in de wereld op. heeft het in 2010 ongeveer 451 miljoen ton CO2 uitgestoten. Dat totaal is goed voor ongeveer 1% van de wereldwijde jaarlijkse CO2-uitstoot, meer dan enige andere industriële chemische reactie


De ammoniakproductie via het Haber-Bosch-proces nam in de jaren 1910 net voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog toe en werd al snel een belangrijke speler. Er was veel vraag naar de verbinding in Duitsland toen het land de oorlog inging en het nodig had om nitraten te maken voor buskruit en explosieven. Vóór de oorlog was dierlijk afval een primaire bron van meststoffen, en de wereldwijde nitraatvoorziening kwam voornamelijk van gecontroleerde compostering van plantaardig materiaal en van salpeterafzettingen in Chili die bijna uitsluitend door Britse bedrijven werden gewonnen. Toen de oorlog op gang kwam met Groot-Brittannië en Duitsland aan weerszijden, werd de aanvoerlijn van Duitsland naar de essentiële chemische stof aanzienlijk verminderd. In feite zou Duitsland zonder het Haber-Bosch-proces misschien niet zo lang in de oorlog hebben kunnen vechten als het deed.

Teveel NH3 in de natuur wordt ‘vermesting’ of ‘eutrofiëring’ in de natuur genoemd. Planten die van stikstof houden, zoals brandnetels, bramen en gras, groeien daardoor veel sneller. Ze overwoekeren planten die minder stikstof nodig hebben, zoals heide en andere zeldzame plantensoorten. Daardoor verdwijnen niet alleen die planten, maar ook de insecten en vlinders die van die planten leven. Vervolgens verdwijnen hierdoor ook de vogels die van die insecten leven.

Stikstofdepositie zorgt naast vermesting ook voor verzuring. Verzuring is het proces waarbij stikstof- en zwavelverbindingen uit de lucht leiden tot een daling van de pH van de bodem en het water. Hoe lager de pH, hoe zuurder de bodem of het water. In een verzuurde bodem komt aluminium in oplossing, hetgeen toxisch kan zijn voor planten. Daardoor verloopt de opname van voedingsstoffen (calcium, magnesium en kalium) door plantenwortels moeilijker. In water kan verzuring leiden tot waterverontreiniging door het uitspoelen van nitraat (NOx) en metalen.

Teveel stikstof zorgt dus voor minder planten- en diersoorten: de biodiversiteit neemt af, de natuur verarmt. Het evenwicht in de natuur, het ecosysteem, raakt verstoord.

2. Wetgeving

Vlaanderen wordt reeds lang gerispt door Europa wegens een te hoge N depositie. Om economie en natuur met elkaar te verzoenen, werkt Vlaanderen sinds 2014 aan een programmatische aanpak stikstof (PAS).. De goedkeuring van het voorlopige stikstofkader in dat jaar was nochtans een valse start. De "Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)" is een boekhoudsysteem voor de uitstoot van stikstof. Aan de hand van de "Impact-scoretool" werd bepaald welke hoeveelheid stikstofuitstoot geen significant effect zou hebben op Habitatrichtlijngebieden of SBZ-H (Speciale Beschermingszones = 12 % van Vlaamse Gewest) . Activiteiten die minder dan 5 procent van de kritische last van een natuurgebied bijdragen, konden toch vergund worden. Al in 2016 stelde dat het Vlaamse "beoordelings­kader" in strijd was met het Europees recht.

De nieuwe Vlaamse regering, die aantrad in 2019, kende die kritiek toen ze besloot het kader niet in te trekken. Pas twee jaar later, in februari 2021, toen de Raad voor Vergunnings­betwistingen de ­kritiek bevestigde i.v.m. een vergunning van een kippenstal, schoot Vlaanderen in actie. Ze oordeelde die aanpak onwettig. In afwachting worden vergunningen getoetst aan een strengere instructie die minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) uitvaardigde.

De Vlaamse regering zet sindsdien de zeilen bij om tot een definitief kader te komen. Intussen werden in de periode 2016-2021 ontelbare bijkomende stikstofuitstotende projecten ­vergund. Ook de bevoegde ministers tekenden geen beroep aan tegen provinciale besluiten over veestallen en industrie. De stikstofkraan bleef ­jarenlang openstaan.
Tachtig procent van de Vlaamse beschermde natuur, de Natura 2000-gebieden, kreunt onder te hoge stikstofdruk. Daarmee zondigen we tegen de Europese Habitatrichtlijn die stelt dat we die gebieden in stand moeten houden.


Haar kabinet kwam begin mei 2021 plots met een stikstofinstructie voor de dag, die de Vlaamse landbouw op een streng stikstofdieet zette. In afwachting van de opmaak en goedkeuring van een definitieve stikstofaanpak biedt deze instructie de adviserende overheden een reeks richtlijnen die kunnen worden aangewend bij de voorbereiding van vergunningsbeslissingen en adviezen.
Emissie:
Voor de totale NOx + NH3 emissie in Vlaanderen zijn de belangrijkste bronnen (landbouw en transport, samen meer dan 80% van de emissies (zie figuur) kent volgende evolutie:
- Landbouw NH3: Sectorbijdrage in2019 = 49,1% van Vlaamsestikstofuitstoot. Neemt 2000 t/m 2007 significant af, gevolgd door stagnatie vanaf 2008 (geen significante trend meer)
- Transport NOx : Sectorbijdrage in 2019 = 33,2% van Vlaamse stikstofuitstoot. Uitstoot is significant afgenomen over de periodes 2000-2007 en ook 2008–2019.
Dus de totale uitstoot van stikstof in Vlaanderen is tijdens de periode 2000–2019 jaarlijks systematisch en significant gedaald. Sinds 2008 is deze afname te danken aan de dalende trend in de emissies van NOx vooral door bestrijding stof en NOx verkeer . Deze afname zet zich momenteel ook voort. De energie sector is ook spectaculaitr gedaald zodat nu niet echt relevant meer is.

Immissie:
Zowel NH3 als NOx verspreiden zich via de lucht en slaan vervolgens neer, onder meer in natuurgebieden. Daarbij is het van belang om de cumulatieve effecten van de stikstofuitstoot van alle relevante projecten mee in beschouwing te nemen.
De stikstofdepositie daalde over de periode 1990-2018 (-47 %) en 2000-2018 (-31 %) door de inspanningen om de stikstofuitstoot in binnen- en buitenland terug te dringen. Sinds 2013 blijft de totale stikstofdepositie echter quasi onveranderd.
Het relatieve aandeel van NH3 en NOx in de totale N-depositie bleef de laatste jaren vrij constant (voor ammoniak: 62 % in 1990, 57 % in 2018). Omdat NH3 sn

eller dan NOx uit de atmosfeer verdwijnt via droge depositie en omzetting naar fijn stof, draagt de Vlaamse uitstoot van NH3 véél meer bij tot de depositie van N in Vlaanderen dan de Vlaamse NOx-emissies. In 2018 werd 34 % van de Vlaamse NH3-uitstoot in Vlaanderen afgezet, terwijl dit voor de NOx uitstoot 10 % bedroeg (waait naar het buitenland)

Binnen Vlaanderen valt het grootste deel van de N-depositie, afkomstig van binnenlandse emissies, toe te schrijven aan de sectoren landbouw (40 %) en transport (8 %). Daarnaast is 50 % van de totale N-depositie het gevolg van import van N van buiten Vlaanderen.

In tegenstelling tot de deposities van NH3, waarvan de Vlaamse landbouw de voornaamste bron is, bleken de deposities van NOx effectief te zijn gedaald. De "stikstofinstructie" van mei 2021 maakte tegelijk de duidelijke keuze om iets meer ruimte te laten voor industriële stikstofdeposities, omdat het beleid daar in de voorgaande jaren wel degelijk een verschil had gemaakt.Wanneer specifiek wordt ingezoomd op de N-depositie in de Habitatrichtlijngebieden, blijkt dat de overschrijdingen van de KDW in deze gebieden in belangrijke mate het gevolg zijn van NH3-deposities. Deze zijn bijna uitsluitend toe te wijzen aan de landbouw (in het bijzonder ten gevolge van de uitbating van veehouderijen, mestverwerkingsinstallaties en bemesting)

Men ­besloot daarom dat een "gefaseerde drempel" toe te blijven staan voor NOx = "een ­industriële activiteit die < 5% bijdraagt aan de stikstoflast op een ­beschermd natuurgebied, aanvaardbaar was zolang men de best gangbare emissiereducerende maatregelen toepaste".

Een verdere reductie van NH3-uitstoot afkomstig van de uitbating van veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties is daarvoor noodzakelijk. Dit kan niet geregeld worden via de tussentijdse N-instructie van april 2021 maar zal voorwerp uitmaken van het definitieve "Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)" kader. In afwachting is een tussentijdse aanpak aangewezen met een beleid dat het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitatrichtlijngebieden alleszins niet in gevaar brengt.

in afwachting van een definitief PAS-kader voor wat betreft de NH3-deposities veroorzaakt door veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties steeds een individuele beoordeling te worden gemaakt, waarbij desgevallend een passende beoordeling moet worden gemaakt. Hierbij wordt benadrukt dat bij ieder vergunningsproject maximaal moet worden ingezet op ammoniakreducties, minstens door de inzet van NH3-emissiearme stalsystemen en maatregelen uit de PAS-lijst.27 Het is sterk aangewezen geen vergunningen meer te verlenen voor exploitaties met een impact hoger dan 50% (rode piekbelasters).

3. Beruchte voetnoot 25 in stikstofinstructie van mer 1921

Dat laatste is net wat Engie beoogde met de gascentrale in Vilvoorde, waarvan de vergunning eerder deze week werd afgekeurd door Demir (DS 10 november 2021). Die zou gebruikmaken van de ‘SCR-techniek’ (selective catalytic ­reduction), die de uitstoot van stikstofoxiden tijdens het verbrandingsproces stevig vermindert. Een neveneffect van het SCR-systeem is wel dat er ammoniak (NH3) vrijkomt de slip-NH3.

Dat die uitstoot van ammoniak in zo’n geval aanvaardbaar is, werd ­bevestigd door de ondertussen ­beruchte voetnoot 25 van Demirs ­eigen stikstofinstructie. "Het belang van een integrale benadering van industriële processen dient eveneens bekeken te worden: bepaalde belangrijke maatregelen voor de reductie van NOx leiden mogelijk tot beperkte toename van ammoniak. Om deze reden is het aangewezen dat de industriële NH3-emissies op gelijke wijze worden behandeld als de NOx-emissies, zowel voor wat betreft de voortoets als wat betreft de passende beoordeling".

Die handelt over technieken die de totale stikstofdepositie van industriële processen verlagen – zoals een gascentrale. De voetnoot 25 erkent dat de toepassing van bepaalde groenere technieken – zoals de SCR-techniek – leiden tot een ­‘beperkte toename van ammoniak’. De instructie besluit dat een dergelijke industriële NH3-depositie net als de industriële NOx-­depositie een beroep kon doen op meer souplesse. Dat in tegenstelling tot de NH3-depositie van een veehouderij. (zie vorig hdst)


Er schort heel wat aan de instructie van de minister. Dat is niet eens een verwijt: de tijd om te reageren op het stikstofarrest was beperkt – al wist men al ­jaren dat zo’n arrest eraan zat te ­komen. Het lijkt wel een hardnekkige Vlaamse ziekte van het beleid, wachten tot het (bijna) te laat is.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat de instructie principieel onwettig is, omdat de nieuwe drempels een kader voor de toekenning van vergunningen vormen. Maar eerder heeft het ­Europese Hof van Justitie geoordeeld dat ook voor zo’n omzendbrieven een voorafgaand plan-milieueffectenrapport (plan-MER) nodig is. Dat ligt hier niet voor.

De kern van de zaak is natuurlijk dat de techniek die de Vilvoordse gascentrale toepaste om de totale N-uitstoot – de optelsom van NOx + NH3 – naar beneden te halen, inhield dat er iets meer NH3 zou worden geproduceerd. De ministeriële instructie staat dat ook expliciet toe. Daarbij komt dat het totale aandeel van de uitstoot van de industrie in de ammoniakuitstoot in Vlaanderen erg beperkt is, namelijk 2,3 procent.

Het kabinet-Demir goochelt met cijfers zonder aan te geven dat het ­eigen Vlaamse luchtbeleidsplan, door bijvoorbeeld de SCR-techniek op te leggen, de gascentrale in Vilvoorde net verplichtte tot een kleine ammoniak­uitstoot.

Dwingend algemeen belang

Is daarmee gezegd dat bijkomende ammoniakdeposities zonder probleem kunnen worden toegestaan in Vlaanderen? Verre van. Maar het is wel duidelijk dat de motivering die de voorbije dagen de media haalde, niet het volledige verhaal vertelt.

In de weigeringsbeslissing luidt het dat die befaamde voetnoot 25 uit de ministeriële instructie strikter moet worden geïnterpreteerd dan dat was gedaan door de eigen administratie.

De toename aan ammoniak was in Vilvoorde dus te groot. Maar waar trek je dan precies de grens? En welke ­regels spelen dan voor deze industriële ammoniakdeposities? Het blijft gissen. In de instructie leest men vooral veel over emissiearme stallen, de veeteelt dus. Moeten ook de overige industriële installaties in Vlaanderen aannemen dat de stikstofinstructie op dit punt onvolledig is?

Iedereen leest in de instructie wat men wil. Ze zet de deur open voor willekeur, en voor een echte vergunningenstop – net wat de Vlaamse regering wilde vermijden.

Als die beperkte toename van ­ammoniakdepositie in Vilvoorde alsnog een probleem was, lag de correcte juridische oplossing voor de hand. Voor projecten van dwingend algemeen belang zou Vlaanderen kunnen afwijken van de strenge stikstof­regels. De bevoorradingszekerheid garanderen, is zo’n publiek belang bij uitstek. Maar blijkbaar was het vinden van een oplossing in dit dossier niet aan de orde van de dag. En dat terwijl het al drie jaar vruchteloos wachten is op een definitieve regeling.

4. Project-MER Vilvoorde 875 MW - H generatie (=rend 63%)

Het document lag ter inzage bij de stad Vilvoorde en gemeente Grimbergen in de periode van 21/08/2020 tot en met 20/09/2020 (lees>>>)
In 2014 is de installatie door de Federale overheid in het kader van de zgn. ‘strategische reserve’ opgevorderd om mee tekorten op de Belgische energiemarkt op te vangen door piekproductie. Sedert 2018 is de gascentrale vergund voor drie mogelijke werkingsregimes, namelijk ‘combined cycle’ (400 MW), ‘open cycle’ (250 MW) via extra tussenschioorsteen en ‘standby’. In deze laatste situatie wordt de installatie in ‘standby’ gehouden in afwachting van afroep voor piekproductie. (De centrale is in 2018 gedurende 208 uren in uitbating geweest in open cycle en in 2019 gedurende 455 uren).
In 2020 heeft EMGB het initiatief genomen om de centrale te verkopen en heeft ENGIE – Electrabel de site gekocht om de nieuwe centrale te ontwikkelen. Wanner de nieuwe STEG-centrale functioneel is, zal de bestaande centrale buiten dienst gesteld en afgebroken worden. Het is technisch niet mogelijk om beide STEG-centrale samen te exploiteren (o.a. beperkingen m.b.t. aansluiting aardgas en aansluiting op hoogspanningsnet).
Drie fases werden door ENGIE geïdentificeerd:
-
Vervangingsfase (2025-2035): 2 nieuwe STUURBARE STEGs worden gebouwd in het kader van de volledige kernenergie uitstap. Tegen 2025 zullen de nieuwe (hoog rendement en laag CO2) STEGs de kerncentrales vervangen. De HE (wind, zon..) bliven met prioriteit draaien (zoals nu). Deze 2 flexibele STEGs, die dagelijks kunnen opstarten, zijn een perfecte aanvulling om de restlast (verschil tussen vraag en groene productie) te dekken.
Door hun lagere marginale kosten op de energiemarkten zullen deze 2 STEGs helpen om oudere en minder efficiënte centrales uit de markt te duwen (oude gas / kolen / bruinkoolcentrales). Daardoor zal de positieve impact van de nieuwe STEGs op de energietransitie onmiddellijk zijn.
-
Back-up fase (2035 – 2050): de capaciteit van hernieuwbare energie zal blijven stijgen na 2025. De draaiuren van de nieuwe centrales zullen geleidelijk afnemen. De centrales zullen beschikbaar en nodig zijn als hernieuwbare bronnen niet voldoende energie produceren (weinig zon of wind).
-
Groene fase (> 2040?): als biogas, groene of grijze waterstof of synthetisch gas beschikbaar wordt (via chemische opslag van overschot van groene energie) zullen de STEGs het nieuwe gas ook kunnen verbranden met een hoog rendement. Op langere termijn, zal seizoensgebonden opslag van HE-gas waarschijnlijk nodig zijn om de energie vraag te dekken in de winter (weinig PV en dagen zonder wind).
De installatie van een CCS (Carbon Capture and Storage) nageschakeld aan de STEG is een alternatief om de CO2 te capteren en naar een externe opslaglocatie of verwerking te sturen (wanneer?)

NOx controle
Om de emissies van NOx zoveel mogelijk te beperken kunnen maatregelen van tweeërlei aard genomen worden.
- De eerste reeks maatregelen, of de
primaire maatregelen, bestaan erin de vorming van NOx tijdens het verbrandingsproces zoveel mogelijk te beperken. Voor de STEG zal dit gebeuren door middel van dry low NOx branders.
- Deze primaire maatregel laat echter niet toe om de NOx-emissies te reduceren tot de strengere normen die zijn vastgelegd in Vlarem III naar aanleiding van de implementatie van de Europese Richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties. Om de NOx-emissies verder te verlagen, wordt beroep gedaan op
secundaire maatregelen
Voor het project te Vilvoorde werd geopteerd voor het SCR (=Selective Catalytic Reduction) proces. Bij dit systeem worden de NOx, in aanwezigheid van een katalysator, door middel van ammoniakwater (typisch 24,5 %) gereduceerd tot stikstof en water:
4NH4OH + 4NO + O2 → 4N2 + 10H2O
8NH4OH + 6NO2 → 7N2 + 20H2O
Deze reactie gaat spontaan door bij een temperatuur van ongeveer 950°C. De aanwezigheid van een katalysator laat toe de reactietemperatuur te herleiden tot 300 à 400 °C.
(De nieuwe STEG is dubbel zo groot als de bestaande op de site maar zal specifiek 40% minder NOx uitstoten en een 9% beter rendement hebben en 15% minder CO2 uitstoten).
Alles is voozien om eventueel later "post combudyion CO2 afvang" bij te bouwen (momenteel de meest kanshebbende technologie voor CO2 opvang bij E-productie. Een belangrijke uitdaging voor de CO2-afvang na verbranding in STEG-centrales volgt namelijk uit de grote hoeveelheid rookgassen met een lage CO2-concentratie (ongeveer 3-4% vol.) dewelke inherent zijn aan gasturbine technologie. Vanwege deze lage concentratie is het moeilijker en duurder om de CO2 te capteren in vergelijking met, bijvoorbeeld, een steenkoolcentrale waar de rookgasvolumes laag zijn met een hogere CO2 concentratie (ongeveer 12-15% vol.).
Er zijn op dit moment geen commerciële CO2-afvang installatie in dienst op grote schaal op STEG wereldwijd .Voor elektriciteitsproductie bestaan er twee CO
2-afvang installaties op steenkoolcentrales: “Boundary Dam CCS” in Canada (2014) en “Petra Nova” in de Verenigde Staten (2017). De opgevangen CO2 wordt benut om “Enhanced Oil Recovery” (EOR) uit te voeren in olievelden. Petra Nova CCS is tijdelijk niet meer in dienst wegens lage olie prijzen.(zie volledige lijst MER p. VII 7)
Lucht p IX 46:
Jaargemiddelde grenswaarde NOX zoals opgenomen in Vlarem-III 30 mg/Nm3 geeft op 8.700 uren vollast 1.070 t/j. Voor NH3 voor SCR: 10 mg/Nm3 geeft op 8.700 uren vollast 357 t/j
(de minimum technisch haalbare BBT waarden voor F-klasse GT zijn NOx=10-30 mg en NH3 = 3-10 mg/NM3 met low-NOx branders zonder SCR en rendement van 58%. Maar hier een allernieuwste H klasse GT met rendement 58% door hogere T verbrandingskamer dus meer NOx productie nl 60 mg/Nm3 aan de uitlaat. Vandaar SCR met NH3 om oudere normen te halen. Haalbaar: in some cases in Austria, the Netherlands or Italy, SCR has also been implemented, achieving yearly average NOx concentrations of between 14 mg/Nm3 and 23 mg/Nm3.

De keuze van de NOx waarde heeft inderdaad gevolgen voor de ammoniak (NH3)-slip, die consistent moet zijn. Hoe lager de NOx emissies, hoe moeilijker de regeling van de NH3-slip. Deze NH3-emissies zijn ook moelijker te regelen voor lage lasten (< 70%) of flexibele uitbating (lastverandering).
Er dienen voor de relevante NOx bijdrage technisch-economisch haalbare maatregelen genomen te worden om de NOx-emissie zo laag mogelijk te houden. Anderzijds dient er, in het licht van reducties inzake verzurende en vermestende deposities, evenwel ook voor gezorgd te worden dat de NH3-emissies niet relevant toenemen (
NH3 veroorzaakt sneller een depositie-effect omwille van de hogere depositie-snelheid). Volgens de nieuwe versie van de Passende Beoordeling voor de Natura 2000 gebieden (aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 25/02/2021, het zogenaamd stikstof arrest) zijn de hogere NH3 emissies niet aanvaardbaar omwille van hun bijdrage tot verzuring en vermesting. Om de stikstofdepositie zo laag mogelijk te houden is het dus belangrijk om maximaal in te zetten op het beperken van de NH3 emissies. Het optimum, dat technisch haalbaar is in alle uitbatingsomstandigheden van de STEG eenheid met een minimale N-depositie, wordt dus bereikt bij 15 mg/Nm3 NOx met een NH3 slip van 3 mg/Nm3 als jaargemiddeld


Conclusie: jaargemiddelde NO2-impactbijdrage wordt verwaarloosbaar tot hooguit beperkt beoordeeld. Inzake NH3 is er geen wettelijke immissiegrenswaarde van toepassing. De jaargemiddelde impactbijdrage is evenwel zeer beperkt. De hoogste jaargemiddelde impact bedraagt hooguit 0,2 μg/m3. NH3 is vnl. van belang inzake verzurende en vermestende depositie

5. Project MER Wondelgem

Luminus NV (oorspronkelijk de Papierfabriek, later SPE) baat reeds 1 bestaande “STEG” (stoom en gasturbine) uit 1998 met een warmtevermogen van 700 MWth en een elektrisch vermogen van ca. 390 MWe (2014. T uitlaat schoorsteen 89 grC rendement 53%).
Ze wensen uit te breiden met 1 nieuwe open cycle "backup gasturbines" (max 6 OCGT installaties zonder recuperatieketels) met een maximaal vermogen van 600 MWth of 234 MWe (1.500 h/j mer max 2.800 h/j-rendememt 39%.
(Y uitlaat 400-450°C)

Emissie
BBT (Best Beschikbare Technolgie) bestaande STEG Emissie NOx: 18 – 50 mg/Nm3 DAGgem: 10-40 mg/Nm3 JAARgem (gemeten 2019 28,4 mg/Nm3 jaarvracht:289 ton). Men verwacht voor de toekomst 550 t/j. cf totaal Energie Vlaanderen 3.285 t in 2018
BBT (Best Beschikbare Technolgie): nieuwe OCGT Emissie NOx: 2550 mg/Nm3 DAGgem: 10-40; 15-35 mg/Nm3 JAARgem (geen SCR od SNCR geinstalleerd, alleen "ready") Voorzien toekomst 180 t/j

Immissie
relevante luchtkwaliteitsdoelstellingen NO2 volgens VLAREM
Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens : 200 μg/m3 99,8 percentiel = MKN (MilieuKwaliteitsNorm)
Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens.40 μg/m3 jaargrens
Kritisch niveau voor de bescherming van de vegetatie. 30 μg/m3 jaargrens

kritische last voor vermesting en verzuring volgens VMM
Vermestende depositie: 25,01 - 30 kg N/ha.j
Verzurende depositie: 2.001 – 2.500 Zeq/ha.j

Kritische depositiewaarde
De waarden worden berekend door het IMPACT model
N: zijn de grenswaarden waarboven er een risico kan bestaan dat de kwaliteit van het betreffende habitat significant wordt aangetast ten gevolge van de verzurende en/of vermestende atmosferische stikstofdepositie. Is er een UNECE (United Nations Economic and Social Council) in 2010 vastgestelde empirische KDW-range beschikbaar dan wordt deze range gepreciseerd tot een concrete KDW met behulp van modeluitkomsten en (zonodig) deskundigenoordeel. Als er geen empirische KDW-range beschikbaar is, is de gemiddelde modeluitkomst voor dat type bepalend voor de KDW (hier 20 of 34: 5% = 1 of 1,1 kgN/ha.j
Verzurende Depositie: KDW hier: 1429 of 2400 Zeq/ha.j,
De natuurgebieden zijn onderde 5% van de KDW

Totaal centrale CO2: 1.256.508 t/j

Gezondheid: Epidemiologische studies geven aan dat chronische blootstelling aan NO2-concentraties van gemiddeld 50 tot 75 μg/m3 aanleiding geeft tot meerdere effecten, hoofdzakelijk in de luchtwegen en de longen. Toxicologische studies op dieren geven aan dat een langdurige blootstelling kan leiden tot een verlaagde afweer tegen longinfecties en tot veranderingen in het longweefsel.
Op basis van hogervermelde waarnemingen wordt door de WHO als richtwaarde voor de concentratie ter bescherming van de gezondheid vooropgesteld als:
-uurgemiddelde: 200 μg/m3;
- jaargemiddelde: 40 μg/m3.
Dit zijn ook de richtwaarden volgens VLAREM II.

Besluit: De uitstoot van polluenten door Luminus leidt tot een bijdrage aan de immissieconcentraties van deze stoffen in de omgeving. Voor de parameter NO2 werden dispersieberekeningen uitgevoerd. Uit de dispersieberekeningen leiden we af dat de impact in alle scenario’s beperkt tot verwaarloosbaar is en dat er dus geen milderende maatregelen nodig zijn.

BBT NOx- OGT
uitbreiding:
- Geavanceerd regelsysteem
- NIET: Toevoeging van water/stoom
- Droge lage-NOX branders (DLN)
- ????Op geringe belasting gerichte ontwerpideeën
- NIET: Lage-NOX-branders (LNB)
- NIET: Selectieve katalytische reductie (SCR)