Bomenwandeling

LENTE:

Eind April begin Mei is het boeiend om het bos te bezoeken. Dan is het een explosie van de natuur. De boomknoppen ziet men openbarsten en overal schieten duizenden zaailingen uit de grond. Men kan zeer goed de formatie van de bladeren bestuderen.

HERFST:

Op een herfstwandeling door het Calmeynbos valt altijd weer de enorme kleurenrijkdom op. Het herinnert ons dat de winter in aantocht is en er weeral een groeiseizoen voorbij is waarbij de natuur zijn uiterste best heeft gedaan om te werken voor het nageslacht.

Bomen in het Calmeynbos (gedeelte van Aquaduin)

          • Gewone esdoorn (érable sycomore)

Zeer mooie snelgroeiende boom. Iedereen kent ook wel de “helicoptertjes”. Maar veel te veel van die zaadjes ontwikkelen zich tot nieuwe scheut zodanig dat we ervan overwoekerd raken. Het sap van de esdoorn is zeer rijk aan suiker. Vroeger bereidde men in Amerika veel snoepgoed uit het esdoornsap. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de Suikeresdoorn, een boom waarvan men nog steeds in het voorjaar het sap aftakt om er stroop van te maken (marple syrop). Het blad vindt men terug op de Canadese vlag (naar ’t schijnt t.g.v. de overlevingkansen die de eerste tappers in de besneeuwde wouden van Canada hadden door gebruik van de esdoornsuiker). Deze suiker ziet men ook soms naar beneden glijden als een “suikerdauw” . Dit is dan de overtollige suiker die de bladluizen afscheiden onderaan de bladeren. Zij zijn geïnteresseerd in proteïnes en zuigen teveel suiker mee. De zwarte vlekken op de bladeren zijn het gevolg van een schimmel. Deze “inktvlekkenziekte” doodt de esdoorn niet.

          • Zwarte Els (aulne glutineux, verne)

Dit is een echte inheemse boom voor drassig land en werd bijgevolg veel aangeplant om de duinakkertjes in de vochtige panne te beschermen tegen de zandverstuiving. De wortels bevatten stikstofbindende bacteriën, die de boom in staat stellen in dergelijke grond goed te gedijen. De vrouwelijk elzenpropjes zijn goed gekend en blijven aan de boom samen met de mannelijk katjes. Na het kappen krijgt het hout een oranje kleur, alsof hij bloed wat tot heel wat bijgeloof geleid heeft (de kwade geest van de elzenkoning)

          • Haagbeuk (charme)

Te herkennen aan het langwerpig, dubbel gezaagd blad en de roodachtige steel. De stammen en takken zijn vaak gedraaid. Is gemakkelijk te snoeien voor het vormen van een haag en behoudt s’winters een deel van zijn bladeren; vandaar zijn naam. Niettegenstaande hij goede grond vereist komt gedijt hij goed in het Calmeynbos.

          • Fladderiep of Steeliep (orne pédonculé)

Zeldzame soort in Vlaanderen (hoewel inheemse boom). Deze iep of olm is niet aangetast en resistent aan de “olmenziekte”. Men denkt eraan het zaad te collecteren om verder uit te zaaien in het land en aldus het olmenbestand te reconstrueren . Te herkennen van de ander iepensoorten door de “plankwortels” onderaan de stam, de sterk behaarde zaadjes, en de behaarde bladonderzijde en niet vertakte bladnerven.

          • Gladde iep of Gladde olm of Veldiep (grand orme)

De meest voorkomende iepensoort.. Verspreid zich hevig door uitlopers rond de voet van de boom. Maar heeft veel te lijden aan de rampzalige iepenziekte. De ziekte verspreidt zich via de iepensintkever die de schimmel overbrengt van de ene boom naar de andere. De larven leven onder de schors. De boom pleegt “zelfmoord” door als reactie zijn haarvatenstelsel te blokkeren. De schimmelinfectie kan zich ook via de wortels naar andere iepen verspreiden.

          • Beuk (hêtre)

De beuk is één van onze algemene boomsoorten die veel groeit langs onze wegen en kenmerkend is voor kalkgrond. Hij is gemakkelijk te herkennen. De mooie gladde, grijze schors maakt hem een ideale boom voor verliefde koppeltjes om er een hartje met hun initialen in te graveren. Hij heeft zeer veel bladeren in verdiepingen die zo gerangschikt zijn dat de stam in de schaduw zit. Het is zelfs zo dat de stam dit zodanig gewoon is dat hij geen zon verdraagt en de boom zou sterven aan een zonneslag indien men in de zomer zijn takken zou kappen. Hij laat zeer weinig licht door en houdt zeer veel regenwater op die na een bui verdampt en aldus de bodem niet bereikt, zodat er weinig andere planten onder kunnen groeien, zelfs geen brandnetels. In de winter is hij ook gemakkelijk te herkennen aan de purperachtige twijgen en roodbruine spitse knoppen met talrijke schubknoppen. Een deel van de afgestorven bladeren blijven bruin hangen Ook de driehoekige beukennootjes zijn een geliefd voedsel voor de muizen, eekhoorntjes en de gaaien die de nootjes verstoppen. Misschien kunnen we een eekhoorntjesbrood paddestoel verorberen onder deze boom.

  • Populier (peuplier)

De meeste populieren die aangeplant zijn, zijn gekloonde exemplaren. Het zijn tweehuizige planten en in dit deel van het bos zijn het hoofdzakelijk mannelijk Serotina populieren exemplaren. Bemerk de prachtige stam. De meeste zijn ongeveer 100 jaar oud en dus einde leven voor een snelgroeier. Vele zijn zodanig hoog gegroeid dat ze bij een stevige stormwind omver kunnen waaien.

    • Gewone Es (frêne élevé)

In de winter zeer gemakkelijk te herkennen aan de zwarte knoppen in de vorm van bokkepootjes en de vruchtjes die in trossen blijven hangen tot de zomer. Zijn bladeren ontvouwen zich laat in het voorjaar. Elk samengesteld blad bestaat uit 7 tot 11 deelblaadjes. Bladsteel gegroefd met zuighaartjes om vocht op te nemen. Meestal is deze boom tweehuizig en toch zeker staan de mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende takken. Dit was in de Noorse mythologie een heilige boom waaruit Odin de eerste mens gesneden heeft. Het blad laat genoeg licht door om van de bijzondere sfeer onder zo’n schitterend boom te genieten. Ook deze bomen hebben wat meer plaats nodig in ons bos.

        • Fijnspar (épicéa; sapin rouge)

Kerstbomen noemt men dennenbomen, maar in werkelijkheid zijn het fijnsparren. In onze streken geïmporteerd als sierboom. Massaal aangeplant voor houtproductie (kan dicht op elkaar staan). De naalden groeien afzonderlijk.

        • Grove Den (pin sylvestre)

Is zeer geschikt om in duinen te planten omdat hij uitstekend tegen zeewind kan en groeit in zuiver zand. In de Kempen veel aangeplant voor productie mijnhout. De naalden zitten in paren bijeen.

        • Hemelboom (vernis du Japon)

Sierlijke boom in de 18 eeuw uit China geïmporteerd waar het de waardplant is voor de zijderups. Groeit enorm snel pijlrecht omhoog en verdrijft inheemse soorten. Verspreid zich razend snel door lange ver uitlopende ondergrondse wortels. Vandaar dat men veel van deze bomen zal uitroeien in het bos. Nochtans zeer mooie groenig gele bloempluimen in voorjaar en mooi rode bladverkleuring in winter.

        • Schietwilg (saule blanc)

Boom voor vochtige grond (cf. knotwilgen vroeger aan de grachten). Zilverkleurige donslaag op de lange bladeren. Zijn zeer gemakkelijk te vermeerderen door voorjaarstak in de grond te steken. Veel wilgen zijn kruisingen. Alle wilgen bevatten acetylsalicylzuur (=aspirine); is één van de van de meest verspreide geneesmiddelen. Dus bij koppijn, kauw maar op een twijgje . Ook de kruipwilg van de duinen helpt.

        • Plataan

Deze unieke boom uit het zuiden vinden we hier ook

      • Witte abeel (peuplier blanc)

Witviltig behaarde bladeren; in beweging gebracht door het minste briesje lijken de bladeren te fluisteren. Dit vindt zijn oorzaak vooral in de afgeplatte, buigzame bladsteel. Volgens de Griekse legende was de boom zwart. Hercules trok met een krans van twijgen van deze boom ten strijde tegen Cerberus, de bewaker van de onderwereld en door het zweet van de held kleurden de twijgen wit. Groeit goed in de kuststreken. Vormt gemakkelijk uitlopers en wordt als windscherm gebruikt. Opslag zeer moeilijk uit te trekken. Merkwaardige grijzig gladde witte schors met ruitvormige plekjes om te ademen.

      • Zomereik (chêne rouvre)

Deze inheemse eik komt veel meer voor dan de wintereik en groeit ook op zandgrond. (bladeren hebben korte steeltjes). De oude Germanen beschouwden de eik als heilig en hielden er hun vergaderingen onder. Maar ook later heeft de mens hem de “koning der bomen” beschouwd. De nootjes zijn geliefd voedsel voor onze Koreaanse grondeekhoorntjes.

Deze boom levert zeer sterk hout voor huizen en schepen. (groeit gemakkelijk in gebogen vorm). Indien men niet op tijd een ijzeren schip had ontwikkeld was de economie door gebrek aan schepen wellicht in crisis gekomen. Het is een traaggroeier die bijgevolg zeer oud kan worden (tot 500jaar, sommige spreken zelfs van 1500 jaar). Groeit goed in zandgrond ten gevolge een diep wortelstel. Dit maakt hem een perfecte aarding naar grondwater en vandaar ideale bliksemafleider; vandaar ook dat de Germanen hem Donar, de god van de donder noemden. In een grote oude eik leven ontzettend veel dieren en planten, meer dan in welke andere boom eik. Hij ontwikkelt graag een brede kroon wat in het Calmeynbos niet altijd mogelijk is. Omgevende bomen moeten gekapt worden.

      • Gewone vlier (surreau noir)

Na de winter zijn de eerste knoppen die openbarsten en hun frisse groene blaadjes laten zien, de vlier.De oude vissers hadden een groot respect voor deze struik. Men zegt dat als ze een vlier voorbijwandelden ; hun klak afnamen en zeiden “Dag meneer de doktor!”. Speciaal voor de vlier zijn de mooie “judasoren”, de lekkere paddestoel van de Chinese soep.

De vlier is een lange tijd den “Apotheker voor de armen” geweest. Men zei ook dat vroeger de vissers gingen biechten bij de vlier. Immers: “hij had oren om te luisteren en geen mond om het door te vertellen”.Aan alle delen van de plant, zowel aan de bloesems, de bessen en zelfs de bast, wordt sinds de oertijd geneeskundige kracht toegeschreven. Hij behoort tot de kamperfoeliefamilie en heeft maar één broertje in onze duinen nl. de Peterselievlier.Van dezelfde kamperfoeliefamilie is de Gelderse Roos, die ook zeldzaam voorkomt in het Westhoekreservaat. De bloesems zijn gelijkend maar hebben grotere randbloempjes. Ook zeer karakteristiek voor de vlier zijn de twijgen vol met merg waarmede wij als kind “klakkenbussen” maakten, om propjes gekauwd papier naar de meester en het bord te schieten. De goeie, met veel spuw, bleven minuten aan het bord hangen. Ook werd het merg in lampen als vlierpit gebruik.

Eén van de meest gekende toepassingen is beslist de “vlierbloesem aperitief”.. Men maakt er ook nog limonade, wijn, pannenkoeken en beignets mee. Van de bessen maakt men de bekende hoestsiroop.

      • Ratelpopulier (tremble)

De stam van de jeugdige exemplaren is opvallend zilvergrijs.De bladrand is gegolfd. Vroeger beweerde men dat het trillen van de harde bladeren van de ratelpopulier op een geheime smart of schuldgevoelens duidde. Er werd namelijk beweerd dat de boom het hout had geleverd voor het kruis waaraan Christus stierf. Het ritselen komt voornamelijk door de extreme afplatting van de lange bladstelen. Dit beweeglijk effect wordt nog geaccentueerd door het afwisselend oplichten van de bleke onderkant van de bladeren.

      • Noorse esdoorn (érable plane)

Dit wijst op aanplanting. Het is een zeer sterke vorstbestendige boom, die zich vrij gemakkelijk in onze streken verwildert. Hij bloeit vroeger in de lente, kort voor het ontluiken van de bladeren. Vandaar dat het een rijke en goede nectarbron is voor de bijen, in een tijd dat nog weinig voedsel beschikbaar is. In tegenstelling tot de gewone esdoorn staan de opvallend gele bloemen in opgerichte tuilen. Het gemakkelijkste onderscheid zijn de lichtgroene bladeren die diep bochtig getand zijn met scherpe uitlopers die zeer goed gelijken op de bladeren van de plataan. Ook melksap uit een afgebroken bladsteel is zeer karakteristiek. De vruchtvleugels staan onder een meer stompe hoek. De schors heeft vele smalle groeven en is niet afschilferend. In de herfst gebeurt er een wonder; dan verkleuren de vijflobbige bladeren fel: geel, maar vooral oranje, vuurrood en dieprood. Vandaar dat deze boom te verkiezen valt in het bos boven de “gewone esdoorn”.

      • Ruwe Berk of Zilverberk (bouleaux blanc)

De zilverwitte schors is zeer kenmerkend. Is een zeer sterke boomsoort. Is gevoelig aan heksenbezems in de kruin. Takken hangen omlaag. Hij maakt weinig schaduw, zodanig dat er licht genoeg overblijft voor andere planten. Het sap is rijk aan suiker. Wordt niet oud

      • Eenstijlige meidoorn (aubépine à un style)

Hij vormt een ondoordringbare hindernis wanneer hij geregeld tot een haag wordt teruggesnoeid. (ook wel haagdoorn geheten). Vandaar dat men vroeger overal afsluitingen tussen akkers en weilanden eventueel verweven met de sleedoorn plantte. Men heeft hiervan nog mooie voorbeelden in de Voerstreek. Deze hagen vormden ook een uitstekende biotoop voor dieren en andere planten. Vandaar dat hij tegenwoordig terug aangeplant wordt langs wegen in de Moeren eventueel met subsidies. Zeer gekend waren de heidense meivieringen. De pitvruchten zijn rood, zuur, smaken een beetje melig ( vroeger “heggenperen“ genoemd) met 1 zaad per bes in tegenstelling tot de tweestijlige meidoorn. Nu: een zeer belangrijke voedselbron en leefomgeving voor allerlei inheemse dieren (insecten, zangvogels, kleine zoogdieren). De bessen hebben een geneeskundige kracht voor het hart.

      • Winterlinde (tilleul à petites feuilles)

Een mooie sierboom die veel aangeplant wordt langs lanen en in kerkhoven. De bloemen reuken zoet en zijn belangrijke voedselbron voor bijen en nachtvlinders. De bladeren zijn geliefd bij rupsen (lindepijlstaart). Ook galmuggen, galmijten en vooral bladluizen op de bladeren. Deze laatste zijn verantwoordelijk voor de “honingdauw” op auto’s en terrasstoelen. Sterke boom. Eén van de populairste levende zomer zonneschermen. (kerkhoven). Ook één van de populaire bomen voor laanversiering ten tijde van Lodewijk IV. Komen laat in blad en vallen vroeg af. Graag solitair. Kunnen heel stevig gesnoeid worden. Zeer hevige wortelopslag. Voorkeur voor alkalische grond, weinig wind niet te natte grond.

Het volksgeloof wilde dat het een heilige boom was die de boeren tegen het kwaad moet beschermen.

      • Wilde Kardinaalsmuts (bonnet de prètre; fusain d’europe)

Het grootste deel van het jaar een onopvallende struik tot in de herfst door zijn donkerrode kleurenpracht van zijn bladeren en zijn rozerode, vierlobbige vruchten in de vorm van het hoofddeksel van een kardinaal. De oranje zaden die erin zitten hebben zijn zeer giftig voor de mens maar worden gegeten door lijsterachtigen, mezen en roodborstjes. De twijgen zijn bezet met kurklijsten die in de lengterichting langs de takken zitten. Heden: niet enkel decoratief maar ook waardevol voor vogels (dekking, voedsel, nestplaats). Vroeger maakte men poeder van de bladeren en vruchten en bestreed hier de luis. Zeer gekend was de houtskool van de takken (fusin)

      • Witte paardekastanje (marronnier d’Inde)

In mei zeer mooie bloemen, als rechtopstaande kaarsen, met witte kroonbladen en witte of gele “honingmerken”. Bij de tweeslachtige bloemen is de stempel eerder rijp dan de meeldraden. Graag bezocht vooral door hommels.Het honingmerk verkleurt van geel naar steenrood. Geheel de familie wordt verwarrend “paardekastanjefamilie” genoemd maar heeft helemaal geen gelijkenis met geslacht kastanje; alleen de vruchten gelijken op deze van de “tamme kastanje”. De kastanjes zijn door hun hoog gehalte aan looistoffen voor de mens ongenietbaar, maar veel dieren eten ze graag. (o.a. paarden, varkens..). men zegt dat de Turken de dampigheid bij paarden genazen door ze kastanjes te laten eten.

MAURICE CALMEYN:

Maurice Calmeyn, aangetrouwde familie van de Bortiers, heeft vanaf 1903, ongeveer 20 jaar, tegen de zandverstuiving gevochten om dit bos aan te planten door te experimenteren met een 25 tal verschillende soorten bomen. Indien hij nu, ruim 80 jaar na zijn dood (1934), zou kunnen terugkeren, dan zou hij een tevreden man zijn met het resultaat. Niettegenstaande de zandbodem is de vitaliteit van dit bos zeer groot en dank zij de verschuiving van de immobiliainvasie naar het strand is dit bos nu een essentieel deel van de “Groene gordel rond De Panne”.

  1. Bron van energie voor de ganse natuur

Tijdens het groeiseizoen stroomt het leven met onstuitbare kracht door bomen en struiken. De uiterlijke indruk van rust is volkomen in tegenspraak met de intense activiteit binnenin. Grote hoeveelheden mineraalrijk water stromen vanuit de wortels omhoog tot aan de allerhoogste bladeren. Suikerrijke sappen dalen vanuit de bladeren via het floëem af naar alle delen van de boom. Al deze energie uit zich in de groei van de boom, in zijn bloemen en zijn vruchten en in de zaden die hij in reusachtige hoeveelheden voortbrengt. In feite behoort elke boom of struik tot de rijkste energievoorraden van het leven. Hij slaat het voedsel op in zijn weefsel en wanneer hij sterft verteert alles terug naar de aarde. Bij dit proces wordt de aarde waarin hij zijn hele leven geworteld stond onmetelijk verrijkt.

  1. De macht van de uitvinding “hout”.

Zo’n 300 miljoen jaar geleden begonnen de eerste, primitieve landplanten houtige stengels te ontwikkelingen om hoger naar het licht te kunnen reiken dan al andere planten. (schubbomen en zegelbomen). Sedertdien zijn bomen de stille, statige overwinnaars over alles wat zich onder hen bevindt. Ze geven bescherming tegen de zon en beschutting tegen wind en regen. Ze produceren met hun bladeren zuivere, voor het leven onontbeerlijke zuurstof. Ze verrijken de bodem en bieden voedsel, een woonplaats en schuilgelegenheid voor allerlei dieren en vogels. Ze voorzien de mens niet alleen van waardevol bouwmateriaal, maar laven zijn geest met hun schoonheid, kracht en rust en zijn altijd een lust voor het oog.

Bomen maken evenals alle andere groene planten, voedingsstoffen uit mineralen, zuurstof en water; waarbij ze aan het licht de benodigde energie ontlenen. Bij bomen en struiken resulteert dit ten slotte in de unieke stof hout. Vrijwel alle planten, en dus ook de bomen en struiken bezitten knoppen, bladeren, bloemen en vruchten, maar alleen bomen en stuiken, bezitten hout. Het verschil tussen bomen en stuiken is eenvoudig. Een boom heeft gewoonlijk een min of meer dikke stam, waaruit de takken groeien die de kroon vormen. Bij een struik zijn de tallen boven de grond en vormen meestal een kroon zonder stam. Het vermogen van bomen en stuiken om hout te maken schuilt in een dun laagje onder de bast; de cambiumlaag. In het groeiseizoen produceert het cambium aan de binnenkant nieuw hout en aan de buitenkant een laag bast of floëem. Tegelijkertijd reproduceert het zichzelf en blijft zo de steeds groeiende massa van de stam of tak omringen. Bomen en stuiken groeien voortdurend. De stam neemt in omvang toe; de takken worden dikker en de groeitoppen langer. In de stam zelf spelen zich geen levensprocessen. Het hout is dus dood materiaal. De groei stopt als de boom sterft. Pas dan eindigt de productie van nieuw hout door het cambrium.

  1. Respect voor de bomen

Het kost moeite om een grote boom als een gewone plant te beschouwen. Bomen hebben een heel eigen karakter en er zijn mensen die ze als bezielde wezens zien. De statige groeiwijze en de hoge leeftijd die bomen kunnen bereiken ondersteunen deze gedachte. Een boom groeit ons al gauw boven het hoofd en zal ons vermoedelijk overleven. . In veel oudere culturen zijn er tal van heilige bomen en wordt respect gevraagd voor heilige bomen. Zelf nu nog zal men in Myanmar uit respect geen oude bomen kappen. Daarbij zijn die grote bomen ook essentieel voor de schaduw en intimiteit van de dorpen.

  1. Exoten zijn ook mooi

In geologisch opzicht begint de moderne geschiedenis van de bomen in Europa in de afgelopen IJstijd toen, oprukkende gletsjers enorme verschuivingen in de verspeidingsgebieden teweegbrachten. Toen de gletsjers zich weer terugtrokken slaagden sommige bomen erin hun oude territorium te heroveren. Onze streken zijn bebost geraakt met breedbladige, bladverliezende bomen; in tegenstelling tot het koude noorden; groenblijvende, smalbladerige coniferen en in Zuid –Europa andere breedbladerige, groenblijvende bomen zoals olijfbomen en steeneiken. In onze contreien waren dat hoofdzakelijk eiken in de natte gedeelten en beuken op de drogere grond. Later zijn in kleinere gebieden met specifieke groeiomstandigheden wilgen en elzen gekomen. Nu heeft Europa een rijkere variatie aan loofbomen dan ooit tevoren. (vb Calmeynbos ongeveer 35 soorten). Dit komt hoofdzakelijk door introductie van de mens (vooral Engelsen) uit andere werelddelen. Dit verspreidingsproces zet zich nog steeds door en is al zolang begonnen dat de precieze herkomst van sommige bomen onbekend is. Vele zijn dus exoten die hier goed gedijen.