Visserstermen

DE PANNEPOT

De vissersvloot van De Panne bestond uit een honderdtal schuiten en boten. De schuit was groter en zwaarder dan de boot. De schuit, ook Pannepot geheten, aanvankelijk met loggertuig bezeiling en 3 masten naar Frans model. De zeilen worden met een ring opgehangen aan de mast. Het nadeel is dat bij koersverandering de zeilen aan de andere kant van de mast moeten gehangen worden. Deze vele zeilen wordt het loggertuig genoemd. Tegen WO I zal het kottertuig ingevoerd worden. De schuiten hebben dan 1 grote en 1 kleine mast. Het veel groter zeil kan aan de grotev mast scharnieren en kan nu zowel naar stuurboord als naar bakboord zonder te moeten losgemaakt. In totaal hadden zij 3 masten ("driestekkers" genoemd). De vissersschuiten van De Panne werden Pannepotten of Panneboten genaamd.

De kleinere pannepot (ongeveer 10 meter lengte) was een open vaartuig met een put in het midden door de vissers "'t gat" genaamd. De grotere (tot 14 meter lengte) werden panneboot genaamd en voorzien van een doorlopend dek. Een groot luik gaf toegang tot het ruim. De "echte" pannepotten werden zwart geteerd zijn en voorzien van roestbruin getaande zeilen.

PANNE

Het woord "panne" is een komvormige diepte in een "(duin)panne" die ontstaan is door uitstuiving van het duinenzand tot aan het grondwaterniveau.

Dan komt men op het zogezegd "hard zand" dat niet meer dieper uitwaait omdat het vochtig is.

Aangezien het grondwaterniveau in de duinen ongeveer overal even hoog is (+/- het hoogwater-niveau van de zee) zijn de pannen duidelijk vlak en horizontaal

In de herfst en de winter staat het grondwater (regenwater) in de duinen het hoogst omdat er minder verdamping optreedt en minder water opgenomen wordt door de duinenvegetatie.

Zoals het woord "panne" ook voorkomt in de naam van de gemeente" De Panne" komt [de letter P terug in de immatriculatie van] dit woord terug in de vissersschuiten van De Panne. De gemeente had geen haven zodat de schuiten van De Panne gebouwd werden met heel ronde vormen en platte bodem. Dit liet ze toe te stranden bij hoogwater. Nadat de zee zich had teruggetrokken en het terug hoogwater werd duwden de vissers, met vereende krachten, de schuit opnieuw in zee voor een nieuwe vangst. Het waren kloeke zeebonken.

Alhoewel er geen rede noch haven was beschikte De Panne over 3 scheepswerven, eigendom van Jan Denye, De Mol en [Eerebout] Popieul. Ze waren gelegen in de nabijheid van het "Nonnenklooster", de zusters van de Heilige Gehoorzaamheid, of Blauwe zusters in de volksmond, Schilder Henri Ottevaere (hier niet verder besproken) schilderde een van deze scheepswerven van de De Panne waarop we een grote hangar op de achtergrond zien en twee pannenschuiten in opbouw.

VISBENNE

Een benne is en mand of korf, afgeleid van het Franse woord "Benne". De korf bestemd voor het laden en lossen van de gevangen vis is een "Visbenne", de door vissers ook de "kruikorf" genoemd. Deze was handgevlochten in rijshout dat meestal van de dunne twijgen van de wilg was gemaakt. De vissers hadden immers knotwilgen geplant langs de akkertjes rondom hun huisjes om het opvliegend duinenzand tegen te houden. Aan de visbenne werden twee hengsels gevlochten die toelieten de gevulde mand met twee personen te dragen. Voorzien van schouderriemen kon deze mand ook door één persoon worden gedragen op de rug. Het was zeer zwaar werk om de vis op het strand te lossen vanuit de pannepot in de manden. Een volle visbenne woog 40 á 50 kg

Eens de vis in de bennen gelegd, werden ze op karren, veelal door een hond getrokken, naar het woongedeelte van De Panne gebracht en ter plekke verkocht. Meestal werd de vis uitgegoten langs de stoep van de Veurnestraat en daar verkocht. Zowel de visventers als de particulier konden er levende verse vis kopen

De visventers waren meestal vrouwen of weduwen van vissers die met een stootkar de straten afdweilden. Enkele speciale types van vrouwelijke visventers zijn in het geheugen gegrift van vele oude Pannenaars, waaronder Gusta Krokke, die niet aarzelde haar jeugdige plaagstaarten achterna te lopen met de dreiging hen een"vispikeure" te geven. Ze verkocht, naast haar verse vis, gedroogde "schulletjes" (schol) en gedroogde haringen ("totjes" genaamd) die boven haar stootkarretje hingen aan een lijn over de ganse breedte van haar karretje

(zie de schilderijen van Henri Cassiers p... en Edward Portielje p...)