Groene waterstof

Eind 2021, in de marge van de VN-klimaat­conferentie in Glasgow, sloot België met Chili en Namibië een samenwerkingsakkoord voor de handel in waterstof. ‘België heeft nood aan grote hoeveelheden groene waterstof voor een schone industrie en Namibië heeft overvloed aan zon.’

Met die overvloedige zon wil het Afrikaanse land, net als Chili, ‘groene’ waterstof produceren, die dan via schepen kan worden geëxporteerd naar landen als België, Zo hoopt ons land minder fossiele brandstoffen te moeten invoeren, zoals aardgas uit Qatar.

De samenwerking met landen als Namibië en Chili (maar ook Oman) illustreert hoe de ongeziene energietransitie naar een groene economie verrijkende geopolitieke verschuivingen met zich zal meebrengen. Vijf jaar ge­leden had alleen Japan een waterstofstrategie, vandaag zijn er dertig landen.

Men denkt in de eerste plaats aan het koolstofvrij maken van de chemie- en staalindustrie of grote containerschepen en langeafstandsvliegtuigen, waarvoor nog geen technologische alternatieven zijn. Auto’s op waterstof staan onderaan de prioriteitenlijst.

De productie van fossiele brandstoffen als olie en aardgas zijn vandaag in handen is van een beperkte groep landen – zoals Moskou duidelijk laat voelen in de huidige Europese gascrisis – zal de productie van groene waterstof meer verspreid zijn. ‘Een land als Australië, met heel veel zon en wind, kan de grote winnaar worden’, Maar ook landen in sub-Saharaans Afrika, waaronder Namibië, hebben het potentieel om tegen 2050 belangrijke waterstofleveranciers te worden. ‘

Suhail al-Mazrouei, de minister van Energie van de Verenigde Arabische Emiraten kondigde nog zijn strategie aan om in de toekomst een kwart van de wereldwijde waterstofmarkt in handen te krijgen. Maar door de grotere concurrentie zal de markt voor groene waterstof minder lucratief zijn dan het winnen van olie of aardgas. In een wereld die minder fossiele brandstoffen verbruikt, zullen onder meer de Golfstaten hun inkomstenverliezen niet kunnen compenseren met alleen waterstof.

Voor Europa – dat technologisch bij de voorlopers hoort in ­onder meer de ontwikkeling van elektrolysers (om groene waterstof te produceren) én van waterstof een politiek speerpunt heeft gemaakt – liggen de kaarten anders. Spanje heeft veel potentieel voor zonne-energie, maar over het algemeen is het continent minder goed bedeeld voor de productie van groene waterstof.’Daardoor zal het continent ook in de toekomst afhankelijk blijven van import, zij het minder dan nu het geval is bij olie en gas.

Ondanks de politieke samenwerkingsakkoorden zijn de productie en het transport van groene waterstof nog steeds heel energie-intensief én duur. Om het gas vloeibaar te maken en via een schip te kunnen vervoeren, moet het extreem gekoeld worden, tot -253 gr C (cf LNG -160 gr). Het maakt dat staalproducenten misschien zullen overwegen hun productie te verhuizen naar landen waar veel groene energie voorhanden is, in plaats van de waterstof te importeren.

Dat er voor groene waterstof meer alternatieven zullen zijn dan voor het huidige kransje van olie- of aardgasproducerende landen, betekent overigens niet dat er geen risico’s op geopolitieke spanningen meer zijn. Door diplomatieke spanningen kwam Marokko vorig jaar nog terug op een akkoord om Duitsland van groene waterstof te gaan voorzien. Zeker in de beginjaren, als er nog geen liquide wereldmarkt is, zullen we kwetsbaar blijven’, tegelijk hebben overheden ‘een unieke opportuniteit’ om de komst van waterstof vorm te geven, en bestaande beperkingen en inefficiënties te vermijden.

Bron: Korneel Delbeke uit De Standaard van 18 /1/22