Belgische Windmolens en Kernenergie

Chronologie Politieke Beslissingen in Belgie

  1. In 2003 maakte de paars-groene regering een keuze: de kerncentrales zouden sluiten zodra ze veertig jaar in gebruik zijn (al ver na de oorspronkelijk voorziene levensduur van 30 jaar). De kernuitstap zou zo tussen 2015 en 2025 plaatsvinden.

  2. De kernuitstap was opgenomen in het regeerakkoord van de regering-Michel in 2014, met de MR, Open VLD, CD&V en de N-VA zelf. In 2015 stemde de Kamer over de sluitingskalender van de kerncentrales. Alle partijen van de Zweedse coalitie stemden opnieuw voor. Michel verlengde de levensduur van Doel 1 en 2 met tien jaar.

  3. In 2017 besliste de regering Di Rupo om Tihange 1 tien jaar langer te laten draaien

  4. Onder druk van Europa en volgens on Klimaatplan zouden we tegen 2050 voor 100 procent op hernieuwbare energie moeten produceren.

  5. Regeringakkoord voor Vilvaldi in september 2020 waarbij Groen als voorwaarde gesteld heeft dat het vroeger scenario van sluiting van de kerncentrales gevolgd wordt.

De eerste stap is energie besparen. Minder energieverbruik en -verspilling in gebouwen, industrie en transport. Energiebesparing in de industrie leidt tot minder kosten en meer budget voor innovatie. Woningen moeten energiezuiniger, zo daalt de energiefactuur.

Vervolgens moeten we onze energie in eigen handen houden. Vandaag spenderen we immers miljarden euro’s aan de invoer van fossiele brandstoffen die van buiten Europa komen. Met een sterke Europese samenwerking kunnen we de omslag naar duurzame energie waarmaken en onafhankelijk worden van fossiele brandstoffen. Winsten en investeringen vloeien dan terug naar onze economie. Op de koop toe zorgen we zo voor nieuwe, kwaliteitsvolle jobs.

Kerncentrales houden altijd risico's in. Radioactief afval is een erfenis voor de volgende generaties. Alleen aardgas speelt nog een rol in de overgang naar hernieuwbare energie.

  1. In 2018 stemde de N-VA in met het Energiepact, dat een CRM-mechanisme invoerde en de kernuitstap bevestigde, ditmaal gekoppeld aan voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden van bevoorradingszekerheid en betaalbaar.

  2. In november 2020 heeft de gloednieuwe federale minister van Energie Tinne Van Der Straete haar beleidverklaring in de Kamer uiteengezet. Ze wil een eind maken aan de impasse in het Belgische energiebeleid. Eindeloos rondjes draaien rond de kernuitstap brengt een oplossing voor het energievraagstuk ook niet dichterbij. Voor alle opties dringt de tijd. De richting die ze uitzet, is duidelijk en haalbaar. Zo rekende de onderzoeksinstelling Energyville uit dat onder impuls van de Europese Green Deal, in België tegen 2030 al tot 66 procent van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energie kan komen?
    Ze wil hier in eerste instantie dat de wet op de uitstap uit de Kernenergie van 2015 toegepast wordt dit in overeenstemming met het federaal regeringsakkoord van 2020. Hierdoor moeten ALLE kerncentrales in 2025 gesloten worden. Dit is geen nieuwe beslissing. GROEN beweert dat dit haalbaar en betaalbaar is en duldt geen nieuw uitstel meer.
    Toekomstgerichte oplossingen moeten voorrang krijgen op bijvoorbeeld bouwen van mieuwe back-up gascentrales. Zo o.a. vraagsturing, waarbij bedrijven en gezinnen hun gebruik­ maximaal afstemmen op de productie van hernieuwbare energie, een verhoogde connectie met de buurlanden en de versnelde uitbouw van zonne- en windenergie.
    De overgangsacties worden gemonitord en in november 2021 komt een evaluatie om te controlen of we de bevoorradingszekerheid zullen kunnen halen na 2025 zonder de Tihange 3 en Doel 3 langer open te hogen (dus zeker moeten dan de andere 5 kerncentrales onheroepelijk dicht). Een noodscenario blijft dus bestaan maar Engie/Electrabel heeft zich akkoord verklaard rekening te houden met scenario's met of zonder gaseenheden. Duidelijke visie naar het doel op energiebeleid nl. "MAXIMAAL investeren in hernieuwbare E=productie installaties". Men wil zelfs "technologische Kampioen" worden in hernieuwbare energie. Dus niet meer rekenen op uitstel van 2 kerneenheden zodanig dat er zekerheid en stabiliteit komt onder de kandidaat privé investeerders.
    Belangrijk geen politiek opbod en zeker geen politiek spel.

  3. De regering zal eind 2021 beslissen of het groene scenario zal lukken in 2025: langer openhouden of niet, dan resten dus maar zes maanden om de gewijzigde wet in het parlement te stemmen. “Ruim onvoldoende”, zegt Engie Electrabel. Er moet immers eerst een MER rapport worden opgemaakt, wat 18 tot 24 maanden duurt. En ook Europa moet zich uitspreken, wat 6 tot 12 maanden duurt.

  4. De Belgische regering wil de tweede zone windmolens voor de Belgische kust, goed voor 2,2 GW extra, zo snel mogelijk realiseren . Voor de aansluiting op het elektriciteitsnet rekent ze op 2025-2026.

  5. Wanneer? België zal ook buiten de territoriale wateren, verder in de Noordzee, moeten investeren in windmolens, via een internationaal consortium.

  6. Op 15 oktober 2021 stelt Tinne Van de Straeten voor het de capaciteit van het koningin Elisabeth molenpark te verhogen (groter windmolens) tot totaal 5.8 GW + eiland voor E-verbinding

  7. In 2050 zou 100% van de E uit hernieuwbare energie moeten bestaan zoals zon en wind, in combinatie met energieopslag, vraagsturing en connectie met onze buurlanden.

Wat is het objevtief van Europa

Tegen 2050 maakt Europa de omslag naar een 100 procent hernieuwbare en circulaire economie. We moeten alle gebouwen renoveren en isoleren, de auto’s op diesel en benzine vervangen door elektrische wagens en de industrie transformeren. Een verschuiving naar meer plantaardige voeding doet de vee­stapel en bijbehorende uitstoot fors krimpen.De Europese Commissie legt de lat op 789 miljard euro ­investeringen in offshore windmolen, getijden- en golfenergie.

Europa zet zich fors in voor windenergie op zee. Er valt nog een enorm potentieel aan capaciteit te ontginnen.

Vandaag staan er in de Europese zeeën, vooral de Noordzee, voor 12 GW windmolens. Daar moeten snel de eerste projecten met getijden- en golfenergie bijkomen. Volgens het rapport is het mogelijk om tegen 2030 te landen op 60 GW windenergie en 1 tot 3 GW getijden- en golfenergie. Tegen 2050, als Europa klimaatneutraal wil zijn, zou er al voor 300 GW windenergie op zee moeten staan, dat is 25 keer meer dan vandaag. Getijden- en golfenergie moet dan volwassen zijn en 60 GW leveren. De Europese Commissie wil van de zee ruggen­graat van energie­bevoorrading maken.

Er komen ook belangrijke voordelen in termen van banen en groei, die bijdragen aan het herstel na covid’.

Voor het behalen van de doelstelling moet minder dan 3 procent van de Europese zeeën opgeofferd worden. Dat kan samen met een strenge milieubescherming en biodiversiteit.

Energieproductie en industrie vallen onder een geleidelijk dalend Europees CO2 emissieplafond. Komt er in België een gascentrale bij, dan moet er ergens anders een andere productie-eenheid uit. Dat zullen de minst efficiënte zijn, de steen- en bruinkoolcentrales in Duitsland en Polen, bijvoorbeeld. Zo zal de uitstoot op Europees niveau niet stijgen door de Belgische kerncentrales te sluiten.

Europa wijst er ons op dat de strategische reser­ve (energiecentrales die nu uit dienst zijn, maar in geval van nood kunnen bijspringen) ook een trapje hoger staat dan steun voor nieuwe centrales. Als er dan toch nieuwe gascentrales nodig zouden zijn, is het aan de overheid om te garanderen dat die uitstootvrij worden: door duurzame biomethaan met CO2-afvang te gebruiken, of door te kiezen voor centrales die kunnen draaien op waterstof.

In oktober 2021 beslist Europa dat het CRM subsidiesysteem mag toegepast worden voor back-up centrales voor HE mits voorwaarden

Het investeringstempo moet wel flink omhoog. Met het huidige beleid komt Europa in 2050 maar aan 90 GW. Europa en de lidstaten moeten dus meer samenwerken, investeringen faciliteren, onderzoek financieren tot het rijp is voor de markt en offshoretechnologie wereldwijd exporteren. Technologische vooruitgang en lagere prijzen doen de rest.

Daar is veel geld voor nodig. Twee derde van de 789 miljard euro gaat naar het elektriciteitsnet, een derde naar de energieopwekking zelf. De Commissie rekent erop dat de bulk van privé-investeerders komt. Het tempo van de investeringen moet ongeveer verdubbeld worden in de komende tien jaar. Na 2030 moet het nog verder stijgen.

Back-up energie

Het bezwaar tegen nieuwe kernenergie is dat ze vandaag peperduur is en er wellicht geen enkele industrie zich hierin op lange termijn zal interesseren. Nieuwe technologieën, zoals thoriumcentrales, dreigen te laat te komen.
Het probleem met hernieuwbare energie is dat ze
wisselvallig is en voorlopig een back-up nodig heeft.

Op kortere termijn zijn we op zoek naar een transitiebrandstof, tot de definitieve oplossing het kan overnemen. Dan gaat het over ofwel het verlengen van twee bestaande kerncentrales (Doel 4 en Tihange 3), aangevuld met nieuwe gascentrales en andere technologie. Ofwel zetten we helemaal in op alleen nieuwe gascentrales en andere technologie. De eerste optie is politiek afgeblazen.

Zowat alle energieproducenten, ook Engie/Electrabel, de eigenaar van de kerncentrales, vragen garanties, omdat ze ­vrezen dat hun investering voor nieuwe gascentrales onvoldoende rendabel zijn. Zo is het idee van het zogenaamde CRM-mechanisme ontstaan (CapaciteitsRemuneratieMechanisme): een vergoeding voor het openhouden van een elektriciteitscentrale, nog los van de inkomsten uit de verkoop van elektriciteit.

Daar zijn grote meningsverschillen over.
Volgens het ene kamp kan de markt het op eigen kracht, en komt het CRM­mechanisme neer op
illegale staatssteun.
Het andere kamp vreest in dat geval voor de
bevoorradingszekerheid.
Het dossier ligt op dit moment bij de
Europese Commissie, die de knoop moet doorhakken.
Europa keurt in oktober 2021 het CRM mechanisme goed voor back-up HE mits strenge voorwaarden

Een keuze voor twee kerncentrales betekent dat België tijdens de transitieperiode wat minder CO2 uitstoot bij zijn energieproductie. Maar de vrees is dat de kerncentrales negatief wegen op het investeringsklimaat voor nieuwe energie, terwijl België zich tot een versnelling op het vlak van hernieuwbare energie verbonden heeft. Die uitdaging is veel groter dan de discussie over kerncentrales. Gas is dan weer een "vuile" transitiebrandstof, waarvan de CO2-uitstoot weliswaar op Europees niveau uitgevlakt moet worden

Vooral de grootverbruikers van elektriciteit, in de Antwerpse haven bijvoorbeeld, maken zich zorgen over de kostprijs van een kernuitstap. Volgens recent onderzoek van het onderzoeksbureau Energyville liggen scenario’s met of zonder twee kerncentrales niet zo ver uit elkaar. Het gaat niet om kosten, maar om investeringen in oude kerncentrales of in nieuwe back-up systemen (vooral gascentrales)

In de berekeningen zijn de CRM subsidies voor gascentrales en andere technologie (maximaal 345 miljoen euro per jaar) nog niet opgenomen, evenmin als de voorwaarden die Engie/Electrabel koppelt aan een verlenging van zijn centrales.

Om nog tijdig voldoende gascentrales en andere technologie te bouwen, blijft er erg weinig tijd over.

Begin 2022 begint de goedgekeurde tenderprocedure voor de eerste capaciteit van 700 MW windenergie, die vanaf 2025 ten vroegste in dienst zou kunnen komen, maar veel mag er niet misgaan. In oktober heeft minister Tinne Van der Straeten verklaard de capaciteit van het Princes Elisabethpark te verdubbelen (totaal off-shore 5,8 MW (2,2 bestaand + 3,5 nieuw) piek tegen 2030).

Ook om de verlenging van twee kerncentrales te organiseren, is ook de tijd op.
De tijd dringt voor alle opties, na het tergende tijdverlies van de voorbije jaren.
Er is nu wel door Tine Van der Straeten een
duidelijke keuze gemaakt, die alleen in noodgevallen nog teruggedraaid zal worden.

Nieuw Belgisch Windmolenpark "Princes Elisabeth"

De allerlaatste windmolens werden op zo’n 50kilometer van de kust geïnstalleerd, in de Mermaid-concessie. Die vormt samen met het al eerder afgewerkte Seastar het SeaMade Windpark, dat 58 windturbines telt. Aanvankelijk waren de windmolens gepland op de Vlakte van de Raan, 10 tot 15 kilometer van de kust. Later werd gekozen voor de Thorntonbank, op 30 kilometer van de kustlijn. Er is meer wind en het is minder zichtbaar vanaf de kust. De stroomkabel is wel langer, maar dat heeft geen grote impact.
De negen parken zijn afgewerkt. De 399 windmolens samen hebben een geïnstalleerd vermogen van 2.262 MW. Dat is 10 procent van het elektriciteitsverbruik in België. Zo is België wereldwijd de nummer vier op het vlak van windenergie op zee.

Na 2020 zou gestart worden met de bespreking van de aanleg van een nieuw Belgisch windmolenpark in een zone tegen de Franse grens rechtover De Panne (Noordhinder Noord, Noordhinder Zuid en Ferrybank). Die zullen op 35 á 40km van de kust liggen en daardoor minder belastend zijn voor het zicht van de mensen vanop de kust dan de Windmolens van Duinkerke op 12 km. Deze extra zone voor windmolens bedraagt 221 km2. Samen moeten al deze windmolenparken op zee tegen 2025 ongeveer ? % van de Belgische elektriciteitsvraag dekken (maar tegen 2030 liefst 4.000 MWe groene windfarmstroom vermogen). Een eerste studie werd besteld en wordt uitgevoerd door het KBIN Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen). Deze richt zich specifiek op de milieuimpact van windmolenparken op dit natuurgebied en deze moet in 2020 ongeveer klaar zijn.

We evolueren daarbij naar veel grotere windturbines. Waar de molens eerst nog een capaciteit van 5 tot 6 MW elk hadden, zitten we nu aan 8 MW, en evolueren we naar 15 tot 17 MW. De turbines in de nieuwe zone zullen wellicht verder uit elkaar staan, wat mogelijkheden biedt voor multifunctioneel gebruik, zoals visserij en aquacultuur. Maar het is nu aan de regering om het kader uit te tekenen.”

Daarnaast wordt er een coördinator(?) aangesteld worden om, naar Nederlands model, een aantal offshore voorstudies uit te voeren die de toekomstige windparken kandidaten toelaat om met minder risico, en dus goedkoper een windpark te bouwen en te exploiteren. Deze studies nemen enige tijd in beslag.

Daarnaast moet de afstemming op het offshore E- transmissiesysteem met het Belgisch hoogspanningsnet gegarandeerd worden.

Gezien deze 3 stappen, wordt volgens het Klimaatplan de eerste tender verwacht in 2023, zodat dit eerste park van maximaal van 700 MW operationeel kan zijn 2025. De tweede tender wordt verwacht te worden uitgevoerd in 2025, met in 2027 1050 MW bijkomend vermogen. En wanneer derde tender om totaal 3,5 MW te komen?

Met 2261 MW geïnstalleerd vermogen rond eind 2020, en 1750 MW bijkomend vermogen in de periode 2020-2030, zal er op het eind van deze periode 4011 MW geïnstalleerd vermogen bestaan in de Belgische Noordzee. Zo staat het in het Belgisch Klimaatplan 2021-2030 van december 2019>>>
Werd in oktober 2021 voorgesteld om te verhogen tot 5,8 MW

Daarmee zullen we aan het maximum zitten voor de Belgische wateren. België heeft maar een klein stuk Noordzee. Net als op land is de capaciteit beperkt. Men heeft de ambitie om die nieuwe windmolenzone te bouwen met zo weinig mogelijk subsidies. We moeten competitief zijn, maar de exacte kostprijs hangt af van het bredere energiekader. Onze knowhow en de technologische evolutie laten in elk geval toe om nog goedkoper te ontwikkelen en te bouwen. Wind is gratis, dat heeft een gunstig effect op de elektriciteitsprijs. Onze parken draaien 90 procent van de tijd. En bijna de helft van de tijd op volle capaciteit.”

Nieuwe Hollandse windmolens vóór Cadzand

België was eerder pionier in de windfarmindustrie op zee maar nu zijn de Hollanders ons snel aan het inlopen. Rond eind 2020 staan we ongeveer gelijk alhoewel Nederland alhoewel zij met 17 milj inwoners zijn t.o.v. B 11 milj.

Maar zij hebben voor de komende jaren 2 grote windfarms aanbesteed.

1. “Noord- en Zuid-Hollandse kust” of ” (1.500 MWe 18,5 km vóór Den Haag en Zandvoort) getenderd zonder subsidie. Deze zouden in 2023 operationeel zijn en geëxploiteerd worden door Vattenfall en Shell-Eneco.De werken zijn begonnen juist vóór de zomer 2021

2. “Borssele” (het spiegelbeeld op de grens van het Belgische park fase 1). Ook daar is gebleken dat door de ondersteuning van de overheid de winnende inschrijvers merkelijk lager liggen dan in België.

Aldus voorziet Nederland om in 2030 het zeewindmolenverrmogen op ca 11 GWe te brengen t.o.v. B 5,8 GWe. De bijdrage van de windturbines in zee zou dan substantieel zijn, namelijk 40% van alle elektriciteitsverbruik van Nederland.

Besluit

De offshorewindmolenparken hebben hun ontwikkelingsstadium achter de rug, zowel technisch, financieel als op gebied van milieukennis. De komende 10 jaar zal hierdoor een grote stap gezet worden in de verdere industriële toepassing zowel in Frankrijk, België en Nederland (natuurlijk ook VK, D, DK,…)

De geplande realisaties zijn evenwel ruim onvoldoende om de kerncentrales in België en Frankrijk massaal te kunnen sluiten (de laatste 2 kerncentrales in België zijn gepland om in 2025 te sluiten). Er zullen steeds een back-up installaties nodig zijn voor de dagen dat er zeer weinig wind is (wellicht aardgasturbines), CRM mechanisme ter subsidiering is in oktober 2021 goedgekeurd door Europa

Nieuwe windmolenparken zijn rendabel geworden (afschrijving op 30 jaar) maar deze back-up energie zal onrendabele investeringen vergen, zowel in België als in Frankrijk.

Dat probleem is nog niet opgelost evenals het probleem voor een vergunning voor de berging van hoog radioactieve afval.

Flitsen uit het Belgisch Energie en Klimaatplan 2020

Federale staat:
-rationeel energieverbruik, bevordering van hernieuwbare energiebronnen, openbaar vervoer, vervoersinfrastructuur, stedelijke en landelijke planning, landbouw en afvalbeheer.
- belastingbeleid.
- productbeleid (normen, kwaliteit van de brandstof, etikettering en prestatiestandaarden voor elektrische toestellen voor huishoudelijk of industrieel gebruik, ...)
- energiebevoorradingszekerheid
- kernenergie.
- offshore windparken.
- flankerend beleid onder andere op het gebied van fiscaliteit, biobrandstoffen, fietsen, productnormen, federale energie-efficiënte overheidsgebouwen
- spoorwegen
- Gewesten ondersteunen bij hun klimaatbeleid alsmede hun luchtkwaliteitsbeleid.
- Samen met de geplande offshore windenergie zal dit flankerend beleid de federale bijdrage vormen aan de realisatie van de Belgische doelstellingen van het "klimaat- en energiepakket 2020-2030" van de EU .

Het centrale coördinatieorgaan voor het nationale klimaatbeleid is de Nationale Klimaatcommissie. Deze Commissie is belast met de opmaak en opvolging van het Belgische Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) en de uitvoering van internationale en Europese rapporteringsverplichtingen.
Olieproducten zijn de overheersende energiebron (43%), gevolgd door aardgas (27%) en elektriciteit (20%). De residentiële en tertiaire sectoren zijn de belangrijkste verbruikers van finale energie (40% in 201 ) (met 40% gas), gevolgd door industrie (30%) (met 38% gas) en transport (30%)(met 93% olie).tegen 2030
- Offshore capaciteit opdrijven tot 4GW
- interconnectiegraad voor elektriciteit tot +- 30% (2020 21%)
- Versterken en samenwerking regionale verbanden in projecten (North Sea Energy
Cooperation)
De totale elektriciteitsproductie in 2017 bedroeg 7854 ktoe. Het aandeel hernieuwbare elektriciteitsproductie hierin was 17,24%, waarvan wind het belangrijkste deel uitmaakte met bijna 40%.North Seas Energy Cooperation (NSEC): De Europese Commissie is van oordeel dat offshore windenergie uit de Noordzee tot 12% van het elektriciteitsverbruik van de EU kan dekken tegen 2030België een bindende emissiereductie doelstelling met 35%, hetgeen 5 procentpunt hoger is dan het Europees gemiddelde, in 2030 ten opzichte van 2005 voor de niet-ETS sectoren,België heeft de voorbije jaren sterk ingezet op de versterking van de elektriciteitsinterconnectiegraad met haar buurlanden. Zo zal de maximale importcapaciteit van de Belgische biedingzone tussen 2018 en 2023 toenemen van 5500 MW tot 7500 MW. Na de indiensttreding van de interconnectie met Duitsland (AleGro) begin 2021 zou dit kunnen oplopen tot ongeveer 33% interconnectiegraad. Daarnaast 2 bijkomende interconnectieprojecten die mogelijk na 2025: Nautilus (België-Verenigd Koninkrijk) en AleGro II (België-Duitsland). (voor Europa wordt eind 2030 15% gevraagd)De bevoorradingszekerheidssituatie moet verder worden gezet (kaderwet 4 april 2019), waarbij ook gekeken wordt naar de situatie in de ons omringende landen. Bovendien zal tegen uiterlijk 5 juli 2020 een waarde van de niet-geleverde energie (VoLL) worden bepaald.Om bijkomende investeringen in elektriciteitsproductie aan te trekken wordt een gecentraliseerd, markt breed capaciteitsvergoedingsmechanisme te ontwikkelen, waarbij de bepalingen van de Europese wetgeving en richtsnoeren inzake staatssteun ten volle zullen worden gerespecteerd voor:
- bouw van nieuwe of de verlenging van de uitbating van bestaande gasgestookte centrales
- grootschalige implementatie voor opslag of voor vraagbeheer.
- administratieve lasten voor de projectpromotoren zo laag mogelijk te houden.
- vereenvoudiging van de aflevering van de vereiste vergunningen (veelal doorvde gewesten) voor de ontwikkeling van nieuwe productiemiddelen en de aanpassing van de netwerken die nodig zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie.
In de schoot van de North Seas Energy Cooperation (NSEC) is de België-Nederland-Verenigd Koninkrijk cluster van groot belang omdat in deze zone al heel wat offshore wind productie wordt gerealiseerd en dus op korte termijn kan samengewerkt worden. Dit samen met het Belgian Offshore Platform (BOP), de CREG en Elia.Opslag van elektriciteit in batterijen (of indirect via bv warmtepompen in boilers) is technisch al ontwikkeld en bruikbaar voor het opvangen van korte termijn fluctuaties. Om langere periodes te overbruggen, biedt de opslag van energie onder de vorm van waterstof of andere synthetische brandstoffen een alternatief.De industrie speelt een belangrijke rol inzake de klimaat- en energietransitie. Voor de volledige omslag naar een CO2-arme industrie zal de komende decennia een grote industriële transitie, niet alleen in Vlaanderen maar wereldwijd moeten plaats vinden. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat de beoogde omslag het concurrentievermogen van de Vlaamse energie-intensieve industrie niet mag aantasten, aangezien dit zou leiden tot een verschuiving van de productiecapaciteit naar andere regio’s in de wereld, waar de energie- en klimaattransitie minder prioritair is. Het is duidelijk dat − vanwege hun grote impact − de raffinage-, chemie- en ijzer- & staalsectoreen belangrijke rol zal spelen in het realiseren ervan. Nieuwe technologieën, producten, grondstoffen en productieprocessen zullen hier immers voor nodig zijn.Het ETS Innovation Fund, dat Europese steun zal verlenen voor demonstratie van innovatieve CO2- arme technologieën, wordt één van de belangrijkste financieringskanalen voor innovatieve investeringen in de industrie- en de energiesector. In de periode 2021-2030 zal naar schatting 10 miljard euro op Europees niveau beschikbaar gesteld worden, afkomstig van de veiling van minstens 450 miljoen emissierechten.Waterstof heeft veel kansen om zich tot een koolstofarme energiedrager te ontwikkelen. Deze biedt opportuniteiten om breed ingezet te worden, zowel voor rechtstreeks gebruik, als om CO2 te recycleren tot nuttige moleculen (bv. power- to-methanol). Vlaanderen heeft de ambitie om Europees koploper te worden in waterstoftechnologie.

Subsidies


Traditioneel werden windmolenparken opgezet via een systeem van subsidies (incl. “first come, first served” principe). Een recente wetwijziging van de Elektriciteitswet bracht hier verandering in. De bouw van nieuwe offshore windmolenparken zal voortaan gebeuren via “tendering”, d.w.z. het uitspelen van ondernemingen tegen elkaar met de gunning van een domeinconcessie tot gevolg. Met dit systeem van concurrentie tussen investeerders en projectontwikkelaars wil men komen tot een aanzienlijke vermindering van de kosten voor de bouw van de offshore windmolenparken, het vermijden van oversubsidiëring en het dienen van het belang van de consument (m.n. betaalbare en concurrentiële energieprijzen).
Alhoewel zo’n tenderproces grote gelijkenissen zal vertonen met de toekenning van opdrachten onder de overheidsopdrachtenwet of concessiewet (principes van transparantie, mededinging en gelijke behandeling), werd het aan de Koning overgelaten om deze concurrerende inschrijvingsprocedure vorm te geven. Dit is wellicht in november 2020 nog niet gebeurd ingevolge de vertraging voor de samenstlling van nieuwe federale regering. De Nederlandse, Britse en Duitse voorbeelden gelden als inspiratiebron voor dit werk