De Panne en Koningin Elisabeth tijdens de 18 daagse veldtocht in mei 1940

(naar de herinneringen van Hendrik de Man )

bron: http://users.skynet.be/sb176943/AndriesVandenAbeele/hendrik_de_man.htm#_ftn12#_ftn12

Toen op 10 mei 1940 de Duitsers België binnenvielen, was Hendrik De Man (1885-1953) voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij. Hij liet deze verantwoordelijkheid voor wat ze was, trok zijn uniform van reserveofficier aan en bleef tijdens de Achttiendaagse veldtocht in de onmiddellijke nabijheid van moeder-Koningin Elisabeth (1876-1965) en daardoor ook van koning Leopold III (1901-1983). Sedert hij voorzitter was van het Werk Koningin Elisabeth voor onze soldaten dat onder haar bescherming was opgericht, was hij nauw met de koningin bevriend

Vrijdag 10 mei 1940 : Brussel

Om 5 uur ‘s morgens op Vrijdag 10 mei 1940 werd Hendrik De Man in zijn woning, Boetendaallaan 90 in Ukkel opgeschrikt door de eerste luchtaanvallen en om 7 uur had hij zekerheid: de Duitse invasie was begonnen….

Zaterdag 11 mei 1940: Brussel, Lippelo

Terwijl hij een kazerne in Dendermonde bezocht, werd De Man telefonisch ontboden bij de koning die logeerde in het kasteel van Lippelo op 5 km van het Fort van Breendonk, zijn eerste hoofdkwartier. Het was het eerste van de talrijke gesprekken die De Man in de volgende veertien dagen met de koning zou hebben. Behalve de eerste minister en de drie voornaamste ministers die, tot aan de definitieve breuk, regelmatig de koning ontmoetten, was De Man de enige belangrijke politicus die tussen 11 en 29 mei langdurige en vertrouwelijke contacten met de koning onderhield. Dit eerste gesprek had tot doel hem de opdracht toe te vertrouwen goed zorg te dragen voor de koningin: Ze luistert alleen naar u. Door voor haar te zorgen bevrijdt u me van een grote zorg, zo zegde hem Leopold. Men mag veronderstellen dat dit geen idee van de koning was, maar dat koningin Elisabeth theBoy, zoals ze Leopold graag noemde, hierover had opgebeld. Geen politieke opdracht dus, maar familiale dienstverlening. De Man bleef die dag dineren met de koning.

Zondag 12 mei 1940: Brussel

De Man bracht een bezoek aan koningin Elisabeth in haar villa Les Palmiers in het park van Laken .De evacuatie van de koningin Elisabeth werd voor het eerst besproken. Zij wenste zo dicht mogelijk bij de koning te blijven en indien zij moest vertrekken, gaf ze er de voorkeur aan, indachtig de Eerste wereldoorlog, haar intrek in De Panne te nemen. Dit maakte deel uit van de gedachtegang die zowel zij en de koning Leopold III als hun entourage volgden, waarbij ze mentaal voorbereid waren op een heruitgave van de oorlog 14-18 en dachten dat minstens een stukje Westkust als onbezet gebied zou kunnen gehandhaafd worden. Vooral stond hierbij steeds het dwingend beeld voor ogen van de overleden koning Albert I (1875-1934) en was het de bestendige zorg van koning Leopold III, de obsessie bijna, te doen wat zijn vader onder dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan.

Maandag 13 mei 1940: Brussel

Er werd beslist ‘s anderendaags met de koningin te vertrekken, onder meer na een brief van de koning die hier dringend om verzocht. Rond het kasteel van Laken werd er duchtig op los geschoten, hoewel er nog geen Duitser in zicht was. De koningin verliet haar villa en ging op het kasteel slapen. De Man bracht de nacht door op een bank in de gang naast haar kamer, met zijn revolver binnen handbereik. Hij had geen probleem om zich voltijds aan de koningin te wijden, aangezien hij geen professionele verplichtingen had, althans geen waaraan hij zich als voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij, als senator of zelfs als officier toe geroepen voelde. Hij had evenmin familieverplichtingen: hij was gescheiden en zijn twee kinderen waren volwassen.

Dinsdag 14 mei 1940: De Panne

Om 6 uur ‘s morgens vertrok de kleine karavaan van een half dozijn wagens. Er werd een ingewikkelde reisroute gevolgd die ze tegen tien uur in De Panne bracht. De reis werd bij herhaling onderbroken door luchtalarm of door moeilijkheden op de weg vanwege ingeslagen bommen. De koningin zat achteraan in de auto met haar hofdame, terwijl De Man vooraan naast chauffeur Steux zat. Onderweg had de koningin allerhande grapjes verteld om de tijd te doden. Ze had een paar kleine muziekdozen bij zich die ze liet spelen en ook een speelgoedhondje dat ze onverhoeds tegen het oor van De Man deed blaffen. Ze haalde ook een onwaarschijnlijke hoeveelheid prullaria boven die in de zakken van haar kleed en haar mantel staken.

Bij aankomst rond 10 uur werd ingetrokken in de villa Maskens, waar Albert en Elisabeth ook in 1914-18 geresideerd hadden. De Man verplichtte de koningin een paar uren te rusten, wat ze erg tegen haar zin deed. Maar, zo schreef De Man, hoewel haar omgeving haar onhandelbaar vond, naar mij luisterde ze. Daarop vertrok De Man weer naar Brussel om er afspraken te maken met zijn familie.

Woensdag 15 mei 1940: De Panne

….De Man reed naar De Panne, om zijn intrek te nemen in de villa Maskens, omgedoopt tot Koninklijke Villa. Toen hij door Nieuwpoort reed bemerkte hij de auto van de koningin: ze was een hospitaal aan het bezoeken en vandaar trok hij met haar naar een hospitaal in De Panne. De koningin-verpleegster nam opnieuw de rol op die ze tijdens de Eerste wereldoorlog had vervuld, gekleed in haar verpleegsteruniform met Rode-Kruisarmband. In De Panne had de koningin een klein gevolg bij zich: barones Louise Carton de Wiart (die ze niet kon uitstaan), graaf Willy de Grunne en baron Eduard de Streel, aangevuld met een paar rijkswachtofficieren en dienstpersoneel. De Man nam er de wat overdreven titel aan van ‘chef van het militair huis’.

Donderdag 16 mei 1940: De Panne,

….Op donderdag 16 mei doorkruiste De Man een groot deel van het land. Eerst trok hij naar het fort van Breendonk om er aan de koning nieuws over zijn moeder te brengen. Van hem vernam hij dat de toestand catastrofaal aan het worden was: het Nederlandse leger had gecapituleerd en de Duitse troepen hadden in Sedan de onneembaar geachte Maginotlijn doorbroken. Ook in België vorderde de vijand bliksemsnel. Voor het eerst verklaarde de koning dat het zijn bedoeling was in het land te blijven, ook al was dat toen nog niet met het perspectief van een capitulatie…Via Laken vertrok hij terug naar de kust maar overnachte te Brugge

Vrijdag 17 mei 1940: De Panne,

Vroeg in de morgen vertrok De Man weer naar De Panne om aan de koningin de opgehaalde zaken in Laken te overhandigen. Van Brugge reed hij naar Oostende, waar enkele regeringsleden waren aangekomen. In de hotelkamers die voor kabinet van de minister van Landsverdediging moesten doorgaan, vond hij méér wanorde, méér ontreddering en nutteloze drukte dan ooit. In de namiddag kwam ook de koningin naar Oostende en bezocht hij met haar de hotels Océan, Continental en de la Plage die als hospitaal dienden. Hij stelde er vast dat de vensters ondoorzichtig gemaakt waren, naar men zegde op vraag van de Oostendenaars, om het hotelwezen niet te schaden en de rust van de toeristen die wandelden op de dijk niet te verstoren door het zicht van de oorlogsgekwetsten! De Man gaf bevel aan de hoofdgeneesheer het witsel van de vensters af te wassen, maar vernam naderhand dat dit niet werd uitgevoerd. Het probleem was trouwens een paar dagen later niet meer actueel, want door de bombardementen werden alle vensters aan diggelen geslagen.

Zaterdag 18 mei 1940: De Panne

In het hotel Terlinck in De Panne trof De Man de meeste leden van de regering aan, die er in de hall al een paar uur aan het wachten waren op sandwiches die maar niet geleverd werden. Ze boden een erbarmelijk spektakel van ontreddering, noteerde De Man en waren alleen bezig met hun kleine persoonlijke problemen en met de kapitale vraag: wanneer vertrekken we en naar waar?. Nog deerniswekkender was de Franse ambassadeur Paul Bargeton, die ontredderd en verdwaasd over de straat slenterde, terwijl hij stiekem een reepje chocolade aan het knabbelen was. In de avond hield de regering in een bijna volledige duisternis haar laatste voltallige bijeenkomst in een kamer van het hotel, waar het lawaai dat gemaakt werd door de overbevolking van militairen en gekwetsten zo aanzienlijk was, dat Pierre d’Ydewalle, secretaris van de ministerraad, alle moeite had te horen wat gezegd werd om het voor het verslag te noteren.

Toen De Man op het strand ging kijken naar een zeegevecht vóór De Panne, waarbij verschillende schepen van de geallieerden door de Duitse luchtmacht gekelderd werden, zag hij hoe een piloot uit zijn geraakt vliegtuig sprong en beschoten werd vanop het strand, waar een massa volk bijeen was, onder meer talrijke loslopende soldaten. Het bleek een Franse piloot te zijn! Hij was alleen maar gekwetst en De Man ging hem in het hospitaal bezoeken. In de nacht sloeg hij de bombardementen boven Duinkerken gade en noteerde het fantastisch spektakel van zwermen witte vliegtuigen, gevat in de lichtbundels van projectoren.

Ingevolge het terugtrekken van de troepen, vertrok koning Leopold III, na slechts een dag zijn hoofdkwartier in een klooster in Sint-Denijs-Westrem te hebben gehouden en zelf gelogeerd te hebben op een kasteel in Gavere, naar Loppem waar hij zijn intrek nam in het kasteel Wit Huis bij baron Carl van Caloen (1889-1975), schoonbroer van Pierre d’Ydewalle en vanaf 1946 burgemeester van de gemeente. Loppem was ook al weer een verwijzing naar de Eerste wereldoorlog, aangezien het daar was dat het vorstenpaar in 1918 had gelogeerd en Albert I historische beslissingen had genomen, onder meer wat betreft het algemeen stemrecht. ...

De volgende dagen zou de koning pendelen tussen zijn tijdelijke verblijfplaats en zijn hoofdkwartier, het kasteel Koudekeuken ook genaamd kasteel Kervyn in Sint-Andries, terwijl hij ‘s middags zijn maaltijden ging nemen in het tot officierenmess ingericht kasteel Steentien bij de familie Dautricourt langs de Gistelsesteenweg. Het honderdtal officieren en hun medewerkers die tot de generale staf behoorden, organiseerden hun activiteiten in Koudekeuken, alsook in de Refuge of Wederopvoedingsgesticht en in het Sint Camillusgesticht, waar eens de Sint-Andriesabdij stond.

Zondag 19 mei 1940: De Panne

Die dag vertrokken de ministers en hun ambtenaren uit De Panne richting Frankrijk. De vooropgestelde eindbestemming was Sainte-Adresse, alweer een herhaling van de Eerste wereldoorlog, gezien het in die voorstad van Le Havre was dat de regering de Broqueville toen had gezeteld. Alleen de vier belangrijkste ministers, Pierlot, Spaak, Vanderpoorten en Denis begaven zich evenwel naar Brugge om, op zijn verzoek, zo dicht mogelijk bij de koning te zijn en gingen hem in zijn hoofdkwartier opzoeken. In de vooravond werden ze opgemerkt op het terras van de Panier d’Or op de Markt. Afgescheiden van hun collega’s en van hun ambtenaren en zonder veel mogelijkheden tot contacten met de regeringen van de geallieerden, waren de ministers in Brugge veroordeeld tot het nietsdoen en tot het voeren van loze gesprekjes waarvan het meest ergerlijke kenmerk was dat ze zonder besluit eindigden. Hun enig doel bleef de koning ervan te overtuigen met hen het land te verlaten zodra de toestand uitzichtloos werd.

De koning kwam in de namiddag in De Panne zijn moeder bezoeken. Tijdens het avondmaal deelde hij mee dat de opmars van de Duitsers niet meer te stuiten was en dat zijn besluit om hoe dan ook in België te blijven vast stond. Na zijn vertrek gingen de koningin en De Man wandelen in de duinen om gade te slaan hoe Duinkerken in de vlammen opging.

Maandag 20 mei 1940: De Panne

Terwijl zich in Sint-Andries het drama van het fundamenteel meningsverschil tussen de koning en zijn ministers verder ontwikkelde en in Koudekeuken een eerste hevige confrontatie tussen hen plaats vond, ondernam De Man een eenzame tocht in de streek van Veurne en Pervijze, op zoek naar militaire eenheden van de divisie waar hij toe behoorde en die er zich moesten bevinden, maar nergens te bespeuren vielen. De enigen die hij aantrof waren de leerlingen van de Militaire School, die erg terneergeslagen aan hun aftocht begonnen waren. Daarnaast zag hij ook heel wat loslopende soldaten. In zijn notities kwam De Man er herhaaldelijk op terug dat hij zowat overal soldaten ontmoette die hun legereenheid verlaten of verloren hadden en doelloos ronddoolden. Ook generaal Van Overstraeten noteerde in zijn dagboek dat er heel wat deserties waren en dat soms volledige eenheden de wapens neerlegden.

In de namiddag trok De Man er op uit met de koningin die hem vroeg haar enkele uren te bevrijden van haar hofdame Carton de Wiart, die op haar zenuwen werkte en die ze te opdringerig vond. Eerst gingen ze de rekruten begroeten die te voet, langs het strand, naar Duinkerken optrokken. Daarna deden ze een lange wandeling door de duinen en lagen een paar uren in het zand te zonnen en te discussiëren. Een merkwaardig gesprek tijdens hetwelk de koningin onder meer zegde dat ze altijd socialist gestemd had, maar vond dat de socialistische partij veel te burgerlijk geworden was. Er moest, na het fascisme en misschien dankzij het fascisme, een veel radicaler socialisme tot stand komen, vond ze.

In de nacht bleef De Man opnieuw de bombardementen boven Duinkerken observeren.

Dinsdag 21 mei 1940: De Panne

Na eerst in de streek van de IJzer te hebben rondgereden, waar de bevolking uit geëvacueerd was en de koeien ongemolken en radeloos rondliepen, reed De Man weer naar Brugge. Hij begaf zich onmiddellijk naar de residentie van de gouverneur waar de nog in België aanwezige regeringsleden hun intrek hadden genomen. Hij ontmoette er eerste minister Hubert Pierlot (1883-1963), minister van Binnenlandse zaken Arthur Vanderpoorten (1884-1945), minister van Buitenlandse zaken Paul-Henri Spaak (1899-1972) en minister van Defensie generaal Henri Denis (1877-1957). Samen met hen en met een paar van hun kabinetchefs bleef De Man middagmalen.

….. .

Het was in het provinciehuis dat De Man voor het laatst een gesprek had met Pierlot en vooral met zijn partijgenoot Spaak, net voor beiden naar Ieper vertrokken voor een zoveelste confrontatie met de koning. Ook al zouden de heren enkele dagen later op hetzelfde ogenblik aanwezig zijn in het kasteel van Wijnendale, zouden ze er mekaar niet ontmoeten.

Daarop vertrok De Man weer, na een kort bezoek aan het hoofdkwartier in Sint-Andries, naar De Panne, waar hij samen met de koningin deelnam aan een melkbedeling voor enkele honderden rekruten die richting Frankrijk trokken. In de nacht observeerde hij weer de gloed van Duinkerken in brand.

Woensdag 22 mei 1940: De Panne

Opnieuw bleef De Man hoofdzakelijk aan de zijde van koningin Elisabeth. In de voormiddag hielp hij met het organiseren van een voedselbedeling voor vluchtelingen. Ook in dramatische omstandigheden verloor de koningin de zin niet voor geschiedenis en misschien zelfs voor public relations. Zij deed de locale fotograaf Luc Van Brabant (1909-1977) komen om foto’s te nemen, onder meer van de vluchtelingen. Na valavond gingen de koningin en De Man weer wandelen langs het strand, om van op afstand Duinkerken en Oostende, beide in lichtelaaie, te observeren.

Ondertussen bleef de koning op zijn hoofdkwartier in Sint-Andries en verbleef de regeringstop in Brugge, zonder dat ze elkaar ontmoetten.

Donderdag 23 mei 1940: De Panne

In de morgen reed De Man met een vrachtwagen naar de wijk Le Perroquet om er enkele zeer bejaarde vluchtelingen te gaan ophalen en ze naar het hospitaal in het Hotel Continental aan de Duinkerkelaan over te brengen. Daarna bezocht hij een kamp in de duinen tegen de Franse grens, waar een aantal joden zich ophielden. Hij vond er enkele groepjes, die onder de terreur stonden van een vaandelvluchtige dronken Belgische soldaat. Hij stuurde hem weg, waarop de joden bij hem kwamen knielen en de zoom van zijn vest kusten om hem te bedanken.

In de namiddag bezocht hij met de koningin het hospitaal in het Hotel Continental evenals een tweede hospitaal er rechtover. Admiraal Keyes, die bijna dagelijks naar De Panne kwam om vanuit villa Maskens veilig met Engeland te kunnen telefoneren, meldde dat de Duitsers Boulogne veroverd hadden en optrokken naar Calais. De geallieerde legers waren van mekaar afgesneden. Om 19 uur kwam de plaatscommandant meedelen dat De Panne moest ontruimd worden. De Man trof de nodige voorbereidingen, waarna hij met de koningin een laatste lange wandeling maakte langs het strand en door de duinen.

Diezelfde namiddag had zich op het hoofdkwartier in Sint-Andries een discussie met een Duitse luitenant voorgedaan, die tot gevolg hadden dat Gent ’s anderendaags vanaf 6 uur ’s morgens een open stad zou zijn en dit tot aan een precieze limiet die op een schets werd aangeduid. Gent werd de dag daarop inderdaad zonder slag of stoot door de Duitsers ingenomen.

Vrijdag 24 mei 1940: De Panne,

In De Panne kwamen om middernacht generaal de Hennin en kolonel Leroy meedelen dat de Duitsers snel naderden en men nodig moest vertrekken. Om 7 u 30 vertrok de kleine colonne naar Wijnendale waar koningin en gevolg in de loop van de voormiddag hun intrek namen en waar ook voor de koning en een paar naaste medewerkers een kamer werd voorbereid. Tegen de middag arriveerde de koning met admiraal Keyes. Hij had ondertussen opnieuw een stormachtig treffen met zijn ministers gehad in Koudekeuken. Na de middag, bijeenkomst van De Man met de koning en de koningin op haar kamer en lange discussie over de door de koning aan te nemen houding, eindigend met het besluit van de koning: In ieder geval blijf ik op Belgisch grondgebied, midden mijn manschappen, om het lot van mijn land en mijn leger te delen. Samen met De Man stelde de koning een brief op waarin hij zijn houding preciseerde en die hij naar koning George VI wilde sturen.

Nadien deed De Man een lange wandeling door het domein, samen met de koningin, die haar fierheid uitdrukte over de houding van de koning. Ook zij maakte bestendig de vergelijking tussen Albert en Leopold. Ondertussen woedde aan de Leie de laatste veldslag van het Belgisch leger.

Zaterdag 25 mei 1940: Wijnendale

De Man kreeg ‘s morgens van de koningin het relaas over het onaangekondigd bezoek dat voor dag en dauw gebracht was door eerste minister Pierlot en de ministers Spaak, Vanderpoorten en Denis en over het dramatisch onderhoud dat had plaats gehad, waarmee de definitieve breuk tussen de koning en zijn ministers werd bezegeld.

‘s Namiddags arriveerde prins Karel (1903-1983). Vanuit Londen werd meegedeeld dat ‘de vier grote pakken’ (de ministers Pierlot, Spaak, Vanderpoorten en Denis) aangekomen waren. Admiraal Keyes en De Man waren samen thee aan het drinken toen ze het vernamen. In de late avond kwam ook de koning terug in Wijnendale. Het oorverdovend lawaai van bombardementen en afweergeschut kwam dichterbij.

Zondag 26 mei 1940: Wijnendale

Vanaf 9 uur werden Torhout en omgeving gebombardeerd. Het kasteel bleef gespaard. Gans de voormiddag werd gewacht op nieuws over mogelijke evacuatie. De verbindingen met de buitenwereld werden moeilijk. Men bleef dan maar in Wijnendale, van waar de koning vroeg in de morgen vertrokken was (in de huiskapel van het kasteel Steentien woonde hij de Zondagsmis bij) om pas tegen 21 uur terug te komen. Hij overhandigde aan De Man de juridische consultatie over zijn grondwettelijke positie, die hij aan Raoul Hayoit de Termicourt (1885-1977), op dat ogenblik plaatsvervangend auditeur-generaal, had gevraagd. In de loop van de avond werd gezocht naar minstens één minister die verdere handelingen van de koning met zijn ministeriële verantwoordelijkheid wilde dekken. Tevens deelde de koning mee dat een wapenstilstand voor de eerstkomende uren was.

Maandag 27 mei 1940: Wijnendale, Middelkerke,

Na een onrustige en slapeloze nacht werd gemeld dat de Duitse troepen heel nabij waren. Om 7 uur liep het bericht binnen dat alle ministers solidair bleven en niemand op het verzoek van de koning wilde ingaan. Gans de voormiddag bleef de Luftwaffe bommen werpen boven Torhout en in de omgeving van het kasteel, dat evenwel ongemoeid werd gelaten. De Man begaf zich op de toren van het kasteel, van waar hij de rookwolken kon zien boven de steden die in brand stonden: Kortrijk, Tielt, Torhout, Roeselare, Ieper, Nieuwpoort, Oostende. Alleen Brugge bleef gespaard. Naderhand gaf hij opdracht om in te pakken, zodat onmiddellijk met de koningin kon verhuisd worden.

Koningin Elisabeth bracht ondertussen een bezoek aan het neogotisch kasteel Fort Zevenbergen in Sint-Andries, gelegen op een boogscheut van het kasteel Koudekeuken .. Ze kwam er schikkingen nemen om er op 28 en 29 mei met de koning te logeren. Men kan hieruit concluderen dat, het verblijf in Wijnendaele onmogelijk wordend, de koning dichter bij zijn hoofdkwartier wilde logeren. Men kan hieruit ook besluiten dat de beslissing om een afgevaardigde naar de Duitsers te sturen met het oog op een wapenstilstand, niet alleen nog niet genomen was (die beslissing zou inderdaad pas ’s namiddags om 16 uur vallen), maar dat men dacht nog over een paar dagen te kunnen beschikken, alvorens dit te doen. Ieder uur, des te meer ieder dag uitstel was van levensbelang, gelet op de verbintenissen die men tegenover de geallieerde legers had, meer bepaald om de aftocht en inscheping van de Britse troepen, die daags voordien begonnen was, maximaal te dekken. Dit bezoek van de koningin, dat men enkel gerapporteerd vindt in Brugse geschriften, werd nooit in algemene werken gesignaleerd, hoewel het in de grote controverse die nadien ontstond over het al dan niet ontijdig stoppen van de Belgische oorlogvoering, en over het ogenblik waarop hierover beslist werd, niet zonder enig belang was.

Na een kort middagmaal in de kelders van het kasteel van Wijnendale deden De Man en de koningin een wandeling. Plots kwam generaal Van Overstraeten met de boodschap dat het daar helemaal onveilig geworden was en evacuatie onmiddellijk diende te gebeuren. De bestemming was Middelkerke en ook de koning zou er de nacht komen doorbrengen. Ook al bleef Van Overstraeten er op dat ogenblik van overtuigd dat het leger nog enkele dagen kon stand houden, is het niet goed te begrijpen dat men Middelkerke koos als overnachtingsplek voor de koningin, laat staan voor de koning. De gemeente lag immers vlak bij het onder vuur liggend Oostende en de daar aanwezige militairen lieten trouwens weten dat de badplaats eivol zat met vluchtelingen en het niet duidelijk was waar men voor de koning een passend logies zou kunnen vinden. De hoogste improvisatie was dus aan de orde en bracht mee dat men niet eens vooraf over de mogelijkheden had geïnformeerd. Van een verblijf van de koning in Middelkerke zou dan ook niets in huis komen De koning besliste trouwens, gelet op de snelle evolutie van de toestand, de nacht in de gouverneursresidentie in Brugge door te brengen.

Er werd ondertussen hard gediscussieerd op het hoofdkwartier. Tegen de zin van generaal Van Overstraeten, ging de koning in op het voorstel van stafchef François-Oscar Michiels (1881-1946) onmiddellijk de wapenstilstand aan te vragen. Even na 16 uur viel de beslissing om met enige vertraging een onderhandelaar te sturen, zodat men toch nog minstens de avond en de ganse nacht voor zich had om de aftocht en inscheping van de Engelsen te dekken, onder meer door het opblazen van bruggen en het onder water laten lopen van de IJzervlakte. Om 17 uur vertrok de wagen van adjunct-stafchef Jules-Olivier Derousseaux (1886-1970) in vijandelijke richting.

Ondertussen wachtten Elisabeth en haar medereizigers in Middelkerke op de toewijzing van een onderkomen. Opnieuw trok de koningin met De Man de duinen in. Daar bevonden zich talrijke vluchtelingen die haar herkenden en zich voor haar voeten wierpen, smekend dat ze de koning zou overtuigen snel een einde te maken aan hun ellende en aan de oorlog. Terug in de door de militairen bezette villa aangekomen, wachtte het bericht dat de wapenstilstand was aangevraagd en dat een deel van het gezelschap zich dringend naar het provinciehuis in Brugge moest begeven, terwijl de anderen naar Wijnendale moesten terugkeren om er op de komst van de Duitsers te wachten.

Rond 19 uur bereikte De Man de ambtswoning van de gouverneur. Hij gedroeg zich alleszins als een soort hofmaarschalk, die alle praktische schikkingen op zich nam. Behalve een paar dienstboden en de huisbewaarder trof hij niemand meer aan. Vlug werden kamers in gereedheid gebracht en werd een geïmproviseerde maaltijd bereid voor de koningin, die rond 22 uur arriveerde. Rond half twaalf was het de koning zelf die samen met prins Karel arriveerde. Hij deelde zijn grote vermoeidheid mee, en De Man sprak hem moed in omdat de moeilijkheden nog niet voorbij waren.

De Man trok naar bed, maar pas ingeslapen werd hij gewekt: vergadering bij de koning. Daar vond hij Hayoit en de generaals Van Overstraeten en Oscar Michiels, bijgenaamd ‘Den Dikken’, chef van de generale staf. De Man trok er op zijn sloffen naar toe, wat gelukkig niet bemerkt werd, gezien de halve duisternis waarin men bijeen kwam. De eis van Hitler was binnengekomen en luidde: onvoorwaardelijke overgave (Bedingunslose Waffenstreckung). Na een korte discussie gaf de koning zijn akkoord en werd de zin goedgekeurd die naar de Duitsers zou worden geseind. Daarop ging iedereen slapen. In de loop van de nacht verminderde het geraas van vliegtuigen.

Generaal Derousseaux begaf zich inmiddels opnieuw naar het hoofdkwartier van het Zesde Duitse leger, gelogeerd in het kasteel van Anvaing (Henegouwen), toebehorend aan graaf de Lannoy en ondertekende er in de loop van de voormiddag de modaliteiten van de capitulatie. Ondertussen was vanaf 4 uur ‘s morgens de wapenstilstand een feit en heerste volkomen stilte.

Dinsdag 28 mei 1940: Brugge

Vroeg in de morgen nam De Man deel aan een bijeenkomst met de koning en dezelfden als de avond voordien. Het werd een grimmig nakaarten, waarbij Van Overstraeten hevige verwijten toestuurde aan Michiels over het onvoldoende tijdig bericht geven aan de Franse legerleiding. Daarop gaf de koning opdracht aan De Man een brief op te stellen voor president Roosevelt om de motieven van de capitulatie uiteen te zetten.

De Man trok in de loop van de voormiddag ook het stadhuis binnen, waar net zoals op straat, in de gangen vermoeide Belgische soldaten te slapen lagen. Hij trof er burgemeester Van Hoestenberghe (1868-1960) en zijn schepenen aan, die hem meedeelden dat de bevolking enthousiast reageerde op de overgave. Hij dankte hen onder meer omdat de beiaard, bij het nieuws van de capitulatie, de Brabançonne had gespeeld. De Man beloofde hen ook een kopie te bezorgen van de brief die de koning aan president Roosevelt zou richten, wat ’s anderendaags gebeurde, waarna het stadsbestuur de tekst vermenigvuldigde om aan de bevolking uit te delen.

In de namiddag ging De Man op zoek naar een zendinstallatie teneinde de inhoud van die brief te kunnen wereldkundig maken, maar nergens kon hij er één vinden. Wel had men op het provinciehuis een radio en daar kon hij rond 18 uur de heruitzending op beluisteren van de vijandige toespraak van de Franse eerste minister Paul Reynaud (1878-1966), gevolgd door die van eerste minister Pierlot. Onmiddellijk deelde hij de inhoud ervan mee aan de koning die er kalm en sarcastisch op reageerde, in tegenstelling tot prins Karel die woedend riep dat hij Pierlot, die verklaard had dat militairen en ambtenaren van hun eed van trouw aan de koning ontheven waren, persoonlijk zou gaan neerschieten. De Man kreeg in de Franse berichtgeving die hier op volgde de ‘eer’ om samen met generaal Van Overstraeten als de slechte raadgever van de koning te worden bestempeld.

De eerste Duitser, kolonel Rudiger von Schuler, stafofficier van het Zesde Duitse leger, kwam zich in de loop van de namiddag bij de gouverneursresidentie aanmelden. Even later kwam een Duitse wacht post vatten op de erekoer en de Belgische rijkswachters mochten ophoepelen. De Man liet aan von Schuler broodjes bezorgen, wat aan sommige leden van de koninklijke entourage schampere opmerkingen ontlokte over een te grote vriendelijkheid tegenover de vijand.

De bijzondere mentaliteit van de militairen werd ook nog op kenschetsende manier vertolkt door van Overstraeten, toen hij op de avond van de capitulatiedag benadrukte, alsof het om een grote overwinning ging, dat de Duitsers aan het Belgisch leger de krijgsmanseer hadden toegekend en de officieren sabel en ongeladen revolver mochten blijven dragen. Belangrijker was zijn mededeling dat de Belgische soldaten onmiddellijk en de officieren spoedig naar hun haardstede zouden mogen terugkeren. Belofte die de Duitsers evenwel achteraf niet honoreerden.

Woensdag 29 mei 1940: Brugge

Na een wandeling door Brugge en een nieuw bezoek aan de burgemeester, ontving De Man de voorzitter van de Brugse afdeling van de Vlaamse Oudstrijdersbond, Sam De Vriendt. Hij werd daarop door de koning ontvangen. Ook burgemeester Van Hoestenberghe en de bisschop van Brugge Hendrik Lamiroy (1883-1952) werden door de koning ontvangen, die benieuwd was naar de reacties van de bevolking op de capitulatie. Aan de burgemeester deelde hij mee dat hij zich verlaten voelde: Ik ben helemaal alleen. Zelfs mijn ministers, al mijn ministers, zijn tegen mij, zo zegde hij hem.

De Duitsers waren erg verrast geweest te vernemen dat Leopold het land niet verlaten had en zich aan hen had overgegeven. Om 15 uur kwam de bevelhebber van het Zesde Duitse leger, generaal Walter von Reichenau (1884-1942), omringd door zijn staf en een zwerm Duitse verslaggevers en fotografen, de gevangenneming van de koning officialiseren en zijn vertrek naar Brussel in het vooruitzicht stellen. Even later nam De Man, op zijn suggestie naar hij schreef, de koningin in zijn wagen om met haar drie ziekenhuizen te bezoeken, onder meer dat in het Engels klooster. Zo beschreef hij het bezoek: Overal wordt zij enthousiast, haast met dolle vreugde begroet. Het nieuws heeft zich als een lopend vuurtje door de stad verspreid en overal staan de bewoners op straat, juichen de koningin toe en bieden bloemen aan die ze inderhaast in hun tuin geplukt hebben. Ze hopen zich in de wagen op tot aan het dak en we kunnen ze niet alle meenemen.

Om 20 uur kwamen twee Duitse officieren de modaliteiten van de terugreis naar Brussel bespreken. De koning ontving ze in aanwezigheid van De Man. Het vertrek werd afgesproken voor de volgende morgen om 7 uur. Om 22 uur kwam evenwel generaal von Bieneck met nieuwe orders: de koning zou onmiddellijk naar Brussel gevoerd worden. Men gaf de indruk dat hem daar een onderhoud met Hitler wachtte, wat evenwel niet bewaarheid werd. Leopold vertrouwde opnieuw de koningin aan De Man toe en nam diep ontroerd van hem afscheid. In het holst van de nacht vertrok hij samen met generaal Van Overstraeten en kolonel Alfred van Caubergh (1891-1972), onder Duitse begeleiding naar Laken waar hij om 2 uur ‘s nachts arriveerde.

Donderdag 30 mei 1940: Brugge, Brussel

Het vertrek van de koningin, van prins Karel en van hun gevolg evenals van de achtergebleven medewerkers van de koning stond die morgen op het programma. De Man verwittigde de burgemeester van het nakend vertrek en die liet weer op de beiaard de Brabançonne spelen. Toen de koningin het provinciehuis verliet, werd ze door de wachtende menigte toegejuicht. Pierre Vandamme schreef dat hij en zijn collega’s de stille getuigen waren van een onvergetelijk en bijzonder pijnlijk schouwspel. Koningin Elisabeth en prins Karel werden weggevoerd, in grijze Duitse wagens, omringd door een bende grijze motoristen. Ze werden door toeschouwers toegejuicht.

Volgens het relaas van De Man vertrok de autokaravaan (prins Karel, de medewerkers van koning Leopold en van koningin Elisabeth) rond 10 uur. Ze reden door tot buiten Brugge waar ze bleven wachten op de auto van de koningin, die met veel vertraging arriveerde, opgehouden als zij geweest was door de Bruggelingen die haar voor het hek van de residentie met bloemen stonden op te wachten. Het is alvast in haar eigen wagen, bestuurd door haar eigen chauffeur dat ze naar Brussel terugkeerde, terwijl De Man die net vóór haar reed, dit eveneens met eigen wagen deed. Wel is het juist dat de auto’s onder zware Duitse begeleiding vertrokken.

De Achttiendaagse veldtocht en de dagen van intense politieke, militaire en diplomatieke activiteiten in West-Vlaanderen behoorden tot het verleden. Hitler die daags na de capitulatie en ook nog een paar dagen later in West-Vlaanderen rondtoerde, was alleen geïnteresseerd in een bezoek aan de frontstreek die hij tijdens de Eerste wereldoorlog had gekend en kwam niet naar Brugge.

Andries Van den Abeel