Dunes de Flandre

We moeten terug naar het Ancien Régime, tot een periode waar nog geen badplaatsen bestonden en nog geen verkavelingen waren. De duinen waren verlaten. De koning, de feitelijke eigenaar van die duinen, hield er zich niet mee bezig. De bewoners van de dorpjes die zich buiten het "no man's land" bevonden hielden waren ook niet bezig met deze gronden. Het schijnt dat die duinen het toevluchtsoord waren van degenen die zich met hekserij bezighielden. Vandaar dat men daar nooit 's nachts naartoe ging. Volgens locale politici waren deze duinen verpest met heksen (volgens de locale historici) en van konijnen. Ze jaagden wel overdag en werden "keuneëters" genoemd.

De konijnen waren zo talrijk dat men de jacht op grote schaal moest ondernemen.

Na de Franse Revolutie werden alle gemeenten ten oosten van Duinkerke die dicht bij de kust gelegen waren, uitgebreid met duinen tot aan het strand. Dit waren de gemeenten Duinkerke, Coudekerke, Leffrinkhoeke, Zuidkote en Ghyvelde.

Maar de eigendom van deze zandgronden werd niet zo gemakkelijk geregeld. Ze werden betwist door industielen die jachtterreinen wouden reserveren. Later door verkavelaars die er immolienoperaties wouden verrichten. De gemeenten en de openbare onderstanden van de streek konden niet weerstaan aan die druk.

Uiteindelijk werd meermaals een oplossing voorgesteld die uiteindelijk ppk toegepast werd door de prefect van het noorden. Het decreet van 4 oktober 1838 verdeelde het landeigendom tussen de gemeenten van de kust en ook enkele van het binnenland (in feite de gemeenten die deel uitmaakten van het grondgebied van Dunkerkerke van Bergen). De verdeling gebeurde volgens het aantal inwoners van elke gemeente. Toen er een nieuwe gemeenten werden gevormd (zoals Rosendaal, die zich losmaakte van Coudekerque-Branche en Bray-Dunes, die zich losgerukt hadden van Ghyvelde), kreeg deze de eigendom van een deel van de duinen van de moedergemeente.

Vervolgens hebben de gemeenten hun duinen verkocht of verhuurd. Zo kocht Gaspard Malo, industrieel en politicus, in 1858 de duinen van de stad Duinkerke, die zich ten oosten van de haven over 650 hectare uitstrekte. Later ondernam hij daar een verkaveling die het strand van Coudekerque-Branche had kunnen worden. Maar het noordelijke deel van deze gemeente scheidde zich ervan af om Rosendaal (1860) te vormen. En Rosendaël verloor op haar beurt haar kust, die in 1891 een stad op zich werd, onder de naam Malo-les-Bains.

Coudekerque-Branche, Rosendaël en Malo les Bains verkochten hun duinen, die op het grondgebied van Zuydcoote lagen, op een veiling in 1898, en de firma Nord-Plage verwierf ze om een ​​nieuwe badplaats te creëren. Laten we niet vergeten te specificeren dat de strook strand die bij vloed wordt bedekt en bloot komt wanneer de zee zich terugtrekt, geen deel uitmaakt van de gemeentelijk territoria en dat het landeigendom ervan noch van de gemeenschappen, noch van de particulieren werd.