Kernuitstap 2025

Gebaseerd op de visie van energieminister Tinne Van der Straeten

1.Doel

Einddoel: 100% hernieuwbare energie tegen 2050
Doel op korte termijn: volledige kernstop vóór 2025.

Een verlenging van de uitstap werd wettelijk geregeld voor een uitstap van het "gebruik van kernenergie voor de industriële elektriciteitsproductie op het Belgische grondgebied door de wet van 31 januari 2003" (is politieke beslissing. Daarmee voerde de regering Verhofstadt I een maatregel uit die reeds in het regeerakkoord van 1999 was opgenomen). Deze wet werd 2 keer, in 2013 en 2015, gewijzigd om de exploitatieduur te verlengen tot 50 jaar van de oudste centrales Doel 1, Doel 2 en Tihange 1 (van 1975 tot 2025) toe te staan. De exploitatieduur van de tweede modernere reeks kerncentrales blijft op 40 jaar. (de 2 eerste, de "scheurtjes reactoen sluiten dus eerder in 2022 en 2023. In 2025 sluiten de 3 oudste en de 2 nieuwste: dus 5).
Zelfs het “voorbeeldland” Frankrijk in nucleaire E-producie bouwt zijn nucleair park af van nu nog 72 % in 2017 naar 50% in tegen 2035 telkens op de 50 ste verjaardag van ieder centrale (eerste te Gravelines in 2030) en Duitsland, na de kernramp van Fukushima in 2011 beslist in 2011 2011, van 17 kerneenheden (nu nog 13% productie) naar volledige kernuitstap einde 2022.

Nu moeten regelmatig windmolens worden afgeschakeld als de kerncentrales draaien, want deze kunnen, om technische en economische redenen redenen, moeilijk hun productie verminderen. Indien de windmolens binnenkort (na sluiting kerncentrales) altijd zullen blijven draaien, zullen de windinkomsten verzekerd zijn. Hierdoor wordt het veel duidelijker om een investeringen aan te trekken voor niewe windmolens (vb nog aan te besteden Princes Elisabetpark in 2025) en back-up energie indien er in België een duidelijk vooruitzicht bestaat dat de kerncentrales er tussenuit gaan in de nabije toekomst.
De economische rentabiliteit van deze projecten mag niet geremd worden door kerncentrales. Dat wil niet zeggen dat we onherroepelijk alle kerncentrales moeten stoppen. Doel 4 en Tihange 3 zullen in 2025 een levensduur hebben van 40 jaar. Deze kan wellicht best verlengd worden tot 50 jaar (cf. Doel 1 en 2, Tihange 1 en wellicht vele later gebouwde kerncentrales in het toonaangevende kernenergie and Frankrijk). Deze laatste kerncentrales zullen de Hernieuwbare Energie tijdelijk en misschien nog langer kunnen ondersteunen in afwachting van een veilige regelbare generatie van nieuwe kernreactoren in een nog niet zichtbare toekomst. Ook zou het crimineel zijn om de bestaande nucleaire know-how in België helemaal over boord te gooien.


De plaats van de Hernieuwbare Energie zou moeten op de eerste plaats komen. Dat is ook Europees de hoogste prioriteit. De 2 grootste spelers daar zijn wind en zon. Helaas hebben we die niet zelf onder controle. Dus wellicht zal steeds back-up energie moeten beschikbaar zijn niettegenstaande internationale gelijkstroom HS kabels. Spijtig zijn de huidige kerncentrales
, op uitzondering van Doel 4 en Tihange 3, hiervoor technisch niet ontworpen (moeten hoofdzakelijk draaien op vollast). Ideaal ware nog meer Hernieuwbare Energie maar met regelbare nucleaire back-up. Maar zulke nucleaire centrales bestaan nog niet commercieel en zullen dat de eerste 10 jaar niet zijn in Europa. Ook financieel niet rentabel (kerncentrale is basislast wegens enorme investeringen en lage brandstofkosten).

2. Regeringakkoord Vivaldi

Het regeerakkoord schenkt na lange tijd klare wijn. Alle kerncentrales gaan dicht vóór (totaal 5,9 GW).

De wet op de kernuitstap wordt bevestigd en een systeem dat die capaciteit aan stroom moet vervangen wordt opgezet. Het federaal parlement en de E-sector is reeds over elke stap ingelicht.
Europa zal het licht voor de veiling van de overheidssteun dit najaar op groen zetten.

De vier sleutels om onze elektriciteitsbevoorrading elk uur van het jaar te garanderen, zijn 1) energiebesparing, 2) een flexibelere vraag, 3) energieopslag en 4) een sterkere interconnectie met het buitenland


Indien in het najaar 2021 (na de CRM veiling) ziet dat men er niet zal komen in 2925 op de veilige en betaalbare E-productieprijs, dan zal men op de bestaande wet op de kernstop van 2003 een nucleair achterpoortje moeten voorzien. Zelfs dan nog zal wellicht ook
nog een beperkt vermogen aan aardgas centrales moeten bijgebouwd worden tegen 2025. Dus NU “klare wijn” schenken iS DRINGEND, hetgeen minister Tinne Van Der Straeten probeert te bekomen. Ze is goed op weg, want zonder duidelijke vooruitzichten zijn geen investeerders bereid te investeren noch in windmolens noch in gascentrales.

3. Waarom de laatste 2 kerncentrales niet langer openhouden? (levensduur van 40 naar 50 jaar brengen)

Volgens het studiebureau Energyville zouden indien twee kernreactoren 20 jaar langer openblijven dan zou de CO2-uitstoot van de nieuwe nodige gascentrales oplopen met 45 ton. Maar dat scenario ligt niet op de tafel! Als er een verlenging van Doel 4 en Tihange 3 zou komen, is dat er één van maximum 10 jaar (tot levensduur van 50 jaar zoals wellicht in Frankrijk). De volledige kernuitstap komt er wettelijk sowieso. Vijf van de zeven reactoren gaan onherroepelijk dicht, dat zegt ook N-VA. Ze zijn te oud, versleten, er zitten in Doel3 en Tihange 2, vermeende scheurtjes in door waterstofvlokken (na een langdurig onderzoek certificieerde het FANC, de Belgische nucleaire waakhond, dat deze 2 reactoren mogen verder produceren tot 2025. Voor een eventuele verdere uitbating na 2025 zijn nieuw onderzoek en bijkomende veiliigheidsingrepen vereist). Hou je de twee laatste toch open, dan heb je ook ook gas nodig als vervanging. Met wat er nu op tafel ligt, komen er maximaal twee á drie gascentrales (in plaats van acht waar ooit sprake van was). Voor de extra capaciteit zijn ook alternatieven mogelijk, zoals batterijopslag of waterstof. In ieder geval worden strikte voorwaarden opgelegd aan wie een gascentrale bouwt. Tegen 2050 mogen ook zij geen CO2 meer uitstoten.
Maar vooral: volgens het planbureau valt de grootste winst in CO2 reductie te boeken door de verdere uitbouw van
Hernieuwbare Energie. Dit is ook waarop Europa sterk op aandingt. Die HE zou de vrije baan krijgen door de kerncentrales te sluiten, en meer flexibele moduleerbare gascentrales in de plaats te zetten als back-up. Deze centrales mogen zo weinig mogelijk draaien. Hierdoor zouden we bijna toekomen met de groene alternatieven.

Het is geen ramp om twee van de zeven kerncentrales langer open te houden, maar wat zal men dan binnen 10 jaar zeggen? We doen nog even verder, en dat zien we wel. Zo gaat het al 20 jaar. (met bijkomend openhouden zullen deze 2 reactoren jaarlijks een niet onaardige en CO2-arme bijdrage leveren van 15% van de totale Belgische E-productie).


Intussen heeft ook Electrabel de knop omgedraaid. In zijn toekomstplannen is voor kerncentrales na 2025 geen plaats meer. Het beste bewijs dat Electrabel een partner van de regering wil zijn, is dat het nu ook een aantal projecten heeft om te voorzien in de opvangcapaciteit, zoals de gascentrale in Vilvoorde, maar ook de waterstofprojecten of de pompcentrale aan de watervallen van Coo.


Mocht er een onverwachte probleem voor de bevoorradingszekerheid opduiken, dan worden alle alternatieven bekeken, inclusief de nucleaire energie.
Het regeerakkoord dateert van 1 oktober 2019. In het regeerakkoord werd onderhandeld en staat uitgeschreven dat in november 2021
de evaluatie zal gemaakt worden na de CRM veiling voor vervangcapaciteit.

4. Vervangcapaciteit

Heel wat projecten voor die vervangingcapaciteit blijven tot heden steken. Maar er zijn genoeg projecten mogelijk. Het is niet meer dan logisch dat er onderweg afgevallen. Sommige investeerders hebben intussen andere plannen, zoals BASF dat windmolens voor de Nederlandse kust koopt van de Zweed Vattenfall (49,5% van windmolenpark van 1,5 GW Hollandse Kust Zuid. 140 molens klaar in 2023). Dilsen-Stokkem krijgt geen vergunning omdat de centrale zou liggen vlakbij een natuurgebied. Andere projecten kregen een volledig positief advies zoals Vilvoorde. Daar wordt momenteel een stokje voor gestoken. Het is een beslissing van de provincieraad. Vlaamse energieminister Zuhal Demir (N-VA) zei bij het begin van haar legislatuur letterlijk “ik ga geen vergunningen geven”. Toch lijkt het ongeloofwaardig dat de Vlaamse regering lichtzinnig met investering van ondernemers zou omgaan, als ze straks het dossier op haar bord zal krijgen. Integendeel ze heeft in het Vlaams regeerakkoord geschreven dat investeringszekerheid net heel belangrijk is. Demir verwijst naar de regels rond stikstof. Er is daarvoor een tijdelijk afwegingskader opgesteld, waar nieuwe projecten aan moeten voldoen. Volgens het advies van de provinciale omgevingscommissie, de experten dus, beantwoordt de gascentrale van Vilvoorde aan dat kader.
De investeerder moet de zekerheid moet hebben dat de regels consequent worden toegepast. Voor de vergunning van Vilvoorde is het nu een zaak tussen Electrabel en de Vlaamse minister van Energie zonder de federale energieminister. Men moet een enorme bewondering hebben voor ondernemers die een project uitwerken, die dat moeten aanpassen wegens nieuwe regelgeving of andere obstakels en toch doorgaan. Zo’n investering van 500 miljoen euro zoals in Vilvoorde legt een gigantisch traject af.

5. CO2 uitstoot

Op Europees niveau stijgt de CO2 uitstoot niet door nieuwe aardgascentrales want deze wordt geregeld door het systeem van emissierechten ETS.
In België zal er een duidelijke stijging zijn van de CO2 in 2026, maar die hebben we tegen 2030 voor twee derden ingelopen. Met kernafval zetten we wel tot 200.000 á 300.000 jaar. Dat of een beperkte CO2 stijging ?

In zijn natuurlijke vorm bevat uranium amper 0,7% uranium-235, terwijl een kerncentrale een brandstof nodig heeft die 3 tot 5% uranium-235 bevat. Tussen al die stappen door wordt het materiaal diverse keren getransporteerd, op internationale schaal. De ontginning, verrijking en het transport van uranium gaan dan ook gepaard met een zekere uitstoot van CO2.

6. Kernafval

Iedereen vergeet in het debat dat nucleaire energie kernafval oplevert. We hebben na 40 jaar zeven olympische zwembaden vol, waar geen oplossing voor is buiten stockeren in bunkers. Er is ook geen enkele gemeente in België die bereid is om hiervoor een "omgevingsvergunning" af te leveren. (dus nergens maatschappelijk aanvaard).

Volgens de nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS) zullen de Belgische kernreactoren in totaal 4.500 m3 hoogradioactief afval produceren als ze 40 jaar blijven draaien. Bij een levensduurverlenging van de 4 nieuwe kerncentrales is dit nog meer.

Dit kernafval blijft honderdduizenden jaren lang gevaarlijke radioactieve stralen uitzenden. Na een halve eeuw onderzoek is er nog steeds geen bevredigende oplossing gevonden voor het kernafvalprobleem. De meest genoemde oplossing is de bouw van ondergrondse bunkers, om het hoogradioactieve materiaal voor lange tijd diep onder de grond op te slaan. Het is echter onmogelijk met zekerheid te zeggen of een gebied op een termijn van honderdduizenden jaren droog en geologisch stabiel zal blijven. Daarnaast is het ook moeilijk om de betrouwbaarheid en veiligheid van de bunkers zelf te waarborgen gedurende deze tijdspanne. De oudste menselijke constructies die we vandaag kennen zijn slechts 10.000 jaar oud, de Egyptische piramides maar 5.000 jaar. Ten slotte is ook het kostenplaatje van de bewaking en het onderhoud van deze opslagplaatsen over zo een gigantische tijdsperiode onrealistisch.

7.Een kerncentrale bouwen is een financieel risico

Uit studies van onder meer Citibank en het Internationaal Atoomagentschap blijkt dat de bouw en het beheer van een nieuwe kerncentrale enorme technologische en vooral financiële risico's met zich meebrengt. Dit is o.a. te wijten aan de hoge constructiekosten, de waarschijnlijke vertragingen bij de bouw en de onzekerheid over de energieprijzen. De weinige voorbeelden van nieuwe types kerncentrales die reeds in aanbouw zijn, zoals Olkiluoto 3 in Finland, zijn tekenend. In 2004 werd gestart met de bouw van deze nieuwe centrale die vanaf mei 2009 elektriciteit zou moeten produceren. Maar door bijkomende vertragingen zal er voor 2018 geen elektriciteitsproductie zijn. Bovendien lopen de kosten van de centrale torenhoog op. Terwijl bij de opstart sprake was van een investering van drie miljard euro, is er nu al meer dan 8 miljard euro gebudgetteerd. (Uit nota van 2016)

De economische toekomst van kernenergie in geliberaliseerde markten is dan ook bijzonder onzeker. Omdat voor de bouw van een kerncentrale enorm veel kapitaal nodig is, kunnen nieuwe centrales enkel met royale staatssteun gebouwd worden.

Engeland bevestigt. In 2014 gaf de Europese Commissie toestemming aan het Verenigd Koninkrijk om stevige subsidies toe te kennen aan Électricité de France (EDF) voor de bouw van een fast breeder kerncentrale. De Engelsen mogen hierdoor gedurende 35 jaar een fikse toeslag op hun energiefactuur verwachten.

8. Verdere toekomst

Voor de lange termijn visie is het erg dat de wet van 2003 elk voorstel om nieuwe kerncentrales te bouwen onmogelijk maakt, ongeacht de voordelen voor het klimaat. Nochtans bieden kerncentrales grote klimaatvoordelen. Ze produceren enorme hoeveelheden energie op een zeer kleine oppervlakte, met een minimaal beslag op de natuur, en ze werken onafhankelijk van weer en wind. Niet toevallig onderzoekt ons buurland Nederland momenteel de mogelijkheid om nieuwe kerncentrales te bouwen, omdat ze inzien dat het met zon en wind alleen niet lukt (of minstens heel erg duur wordt). Nieuwe en meer wendbare kerncentrales, die geen of veel minder kernafval produceren, zouden ideale partners vormen van hernieuwbare energie: ze leveren stroom als het weer tegenvalt en schakelen terug als het weer meezit. Net zoals windmolens en zonnepanelen stoten ze geen CO2 uit. Nieuwere reactortypes die momenteel in ontwikkeling zijn, hebben bovendien allerlei voordelige eigenschappen: passieve veiligheid (ze vallen vanzelf stil als er iets fout loopt), duurzamer gebruik van brandstof, grotere wendbaarheid, enz.

Kerncentrales bouwen kost tijd, maar ook na 2030 en 2040 zullen we nog (veel) schone energie nodig hebben. Ook wanneer we sterk inzetten op 1) energiebesparing, 2) een flexibelere vraag, 3) energieopslag en 4) een sterkere interconnectie met het buitenland zal toch de vraag naar elektriciteit sterk stijgen, door de massale elektrificatie die we plannen om onze economie te vergroenen: denk bijvoorbeeld aan warmtepompen en elektrisch transport. Daarom moeten we inzetten op onderzoek naar mogelijke nieuwe kerncentrales, uitgaande van de huidige state-of-the-art en/of de ontwikkeling van nieuwe reactortypes.

Als België volledig breekt met de nucleaire activiteiten ingevolge de kernuitstap in 2025, vergooien we onze nucleaire troeven voor de toekomst (op uitzondering van de ontmantelingstechnologie van afgedankte reactoren). Het Belgisch nucleair onderzoekscentrum in Mol is een wereldleider op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, dienstverlening en opleiding in de nucleaire sector. Als we de nucleaire industrie de doodsteek geven in 2025, dreigen veel ingenieurs en experts te vertrekken. Dan verdwijnt ook de technische knowhow.

Samen met zonne- en windenergie kunnen kerncentrales op termijn zekerlijk een forse bijdrage leveren om onze klimaatdoelstellingen te halen. Uitsluiting omwille van politieke of ideologische redenen mag niet. Vandaar best om enkele van de bestaande centrales nog zo lang mogelijk open te houden.
Maar laat nu al bestuderen wat de kosten en baten zijn van nieuwe opkpmende kernreactoren op de wereldmarkt, zodat we binnen een decennium niet opnieuw in een emotioneel debat verzeild geraken, maar een beslissing kunnen nemen op basis van rationele analyses.
Voor de bevoorradingszekerheid, voor de betaalbaarheid van schone energie, en bovenal voor het klimaat.

Mogelijke aanpassingen op Belgische wet over de kernuitstap van 31 januari 2003:

  • De schrapping van artikel 3, dat bepaalt dat “geen enkele nieuwe nucleaire centrale” mag gebouwd worden. Met dit artikel fnuikt de wetgevende macht technologische innovatie in een belangrijk domein. In tijden van klimaatopwarming mag de overheid geen enkele CO2-vrije energiebronnen uitsluiten

  • De einddatum 2025 van de huidige kernreactoren (artikel 4) moet geschrapt of gewijzigd worden. De federale overheid mag de bestaande kerncentrales niet alle te snel sluiten, rekening houdend met het advies van het Internationaal Energieagentschap, en uiteraard met de nucleaire waakhond FANC en de energieregulator CREG.

9 HE en Kernenergie t.o.v. andere CO2 reducerende maatregelen

Illustratief is dat kernenergie ook onder zeer grote druk staat in Westerse landen, zonder wettelijke kernuitstap. De belangrijkste reden is de spectaculair dalende kostprijs van Hernieuwbare Energie, en de steeds snellere groei die er mee gepaard gaat. Dit stelt de conventionele centrales voor grote uitdagingen. Om de variabiliteit van al die hernieuwbare energie te compenseren wordt steeds meer flexibiliteit van hen verwacht.

Wegens allerlei redenen is de flexibiliteit van conventionele kerncentrales in de praktijk zeer beperkt. Zo kunnen onze modernste Belgische reactoren per brandstofcyclus van 18 maanden slechts 30 keer moduleren, en steeds niet lager dan 50% van hun capaciteit. Andere centrales, zoals een tiental Franse reactoren, zijn gebouwd met grijze regelstaven. Door deze staven in of uit de reactor te brengen kan de output geregeld worden. Een gashendel op de reactor. Dit biedt grotere flexibiliteit dan de klassieke modulatie, die gebaseerd is op het regelen van de concentratie aan boorzuur in het koelwater.

Wie de productiedata van de Franse reactoren erbij haalt, ziet echter dat de modulatie hier in de regel al bij al beperkt blijft. Hier zijn twee belangrijke redenen voor. De eerste is de complexiteit van de nucleaire brandstofcyclus. Nucleaire brandstof wordt niet bijgetankt zoals men een mazouttank vult. Kernbrandstof bestaat uit staven, met daarin de uraniumpellets, die in hun geheel in de reactor worden geplaatst. Het bestelproces van deze brandstof neemt ongeveer anderhalf jaar in beslag, en gaat iedere keer gepaard met grondige berekeningen en veiligheidstechnische procedures. Net omdat de brandstofstaven in hun geheel vervangen moeten worden, moet de uitbater van de reactor er voor zorgen dat op het moment van vervanging de brandstof volledig opgebruikt is.

Wanneer een reactor moduleert, wijzigt echter ook de energie die aan de brandstof onttrokken wordt. Indien de diepte en het aantal modulaties niet op voorhand gekend is wordt de brandstofcyclus onvoorspelbaar en draait het logistieke proces in de soep. Om dit te vermijden moet de uitbater dus reeds bij het bestellen van de brandstof, anderhalf jaar op voorhand, een inschatting van de hoeveelheid en type van flexibiliteit maken, en zich hier aan houden.

Bovendien is moduleren wegens veiligheidstechnische redenen niet mogelijk in de laatste maanden van de brandstofcyclus. Dat werd geïllustreerd tijdens de eerste lockdown, in de lente van 2020. Toen het Belgische energieverbruik sterk daalde dreigde een overproductie van elektriciteit. Onze Belgische reactoren moduleerden toen niet, wegens een combinatie van veiligheidsmaatregelen en het naderende einde van de brandstofcyclus. De netbeheerder moest alle zeilen bijzetten om de netstabiliteit te bewaren.

Wat flexibiliteit betreft zit de nucleaire uitbater dus in een zeer strak keurslijf, dat weinig ruimte biedt om op evoluties in te spelen. Bovendien moeten die evoluties reeds lange tijd op voorhand voorzien zijn. Zeer lastig in een steeds sneller wijzigende markt. Een verkeerde inschatting en de reactoren worden eerder een bedreiging dan een aanwinst voor het energiesysteem, zoals de corona lock-down aangetoond heeft.

Een tweede reden om af te zien van moduleren is financieel van aard. Als we de logistieke beslommeringen even achterwege laten kunnen nucleaire centrales hun operationele winstmarges verhogen door hun theoretische flexibiliteit maximaal in te zetten, iets wat de in dit debat vaak geciteerde professor Jesse Jenkins aantoont. Waar Jenkins echter aan voorbij gaat is dat deze operationele marge slechts een voetnoot in de nucleaire boekhouding is. Vaste kostenposten zoals kapitaalsafschrijvingen, infrastructuur, personeelskosten en bewaking domineren de nucleaire balans. Indien een reactor slechts de helft, of zelfs niks van zijn maximale capaciteit produceert, dan blijven deze kosten gewoon doorlopen. De paar procenten extra operationele marge die Jenkins beschrijft wijzigen amper iets aan het totale kostenplaatje: de totale rendabiliteit van een kerncentrale daalt quasi evenredig met haar modulatiegraad. Dit geldt overigens niet alleen voor de huidige kerncentrales. Ook alternatieven zoals thoriumreactoren of kernfusie zijn in hetzelfde bedje ziek.

Reactoren laten moduleren is economische onzin en logistiek een chaos. Tekenend is bijv. dat splinternieuwe kernreactoren, zoals de in het Verenigd Koninkrijk in aanbouw zijnde Hinkley Point C, zelfs zonder grijze staven gebouwd worden. Ze vallen terug op de beperkte modulatie zoals aanwezig in de Belgische kerncentrales. Het debat over nucleaire flexibiliteit is vooral een ideologisch achterhoedegevecht tussen voor- en tegenstanders van een groot aandeel kernenergie in de energiemix. In de praktijk is het echter simpel. Als reactoren moeten moduleren, dan beginnen investeerders er gewoonweg niet aan.

Nieuwe reactoren bouwen is dan ook een weinig duurzame optie voor de toekomst. Niet alleen zijn ze economisch niet compatibel met grote hoeveelheden hernieuwbare energie, de bouwtijd loopt ondertussen op tot een decennium en de kostprijs explodeert. Veel beterschap lijkt niet in zicht. Een studie van het MIT Nuclear Engineering departement concludeerde dat kerncentrales bouwen een negatieve leercurve vertoont. Een leercurve toont de evolutie van de kostprijs van een project aan, als je het project blijft herhalen. Normaal gezien daalt de kost dan, zoals bij hernieuwbare energie het geval is.

Kernenergie kent dus echter een negatieve leercurve. Dit wil zeggen: hoe meer centrales je bouwt, hoe duurder ze worden. Dit eerder contra-intuïtief effect wordt veroorzaakt door de steeds strengere veiligheidsnormeringen, gecombineerd met de exploderende complexiteit van nieuwe kerncentrales. Bovendien vereist een kerncentrale iedere keer opnieuw zoveel maatwerk, dat leereffecten teniet gedaan worden.

Men kan natuurlijk oordelen dat deze economische en financiële problemen dan maar bijgepast of gesocialiseerd moet worden. In de meeste landen met veel kernenergie is de sector bijv. genationaliseerd en wordt kernenergie als een vorm van openbare dienstverlening beschouwd. Het betreft hier immers koolstofarme energie, dus er is een duidelijke maatschappelijke baat.

Iedere euro die je als overheid ergens spendeert creëert echter een even grote opportuniteitskost: je kan die euro niet meer besteden aan andere ingrepen. Investeringen in Hernieuwbare Energie, de elektrificatie van transport en verwarming, het renoveren van verouderd gebouwenpatrimonium of het efficiënter maken van de industrie. Allemaal maatregelen die minstens dezelfde impact qua uitstootvermindering kunnen hebben.

Een overheid die aan de ene kant het plaatsen van Hernieuwbare Energie ondersteunt, en aan de andere kant de verliezen die nucleaire centrales daardoor oplopen subsidieert, bevindt zich in een bijzonder spagaat. Waardevernietiging noemen economen zoiets. In een tijd waar alles rond nieuwe investeringen draait geen goede keus.

Kernenergie kan een grote bijdrage aan de toekomstige koolstofarme elektriciteitsproductie leveren. Maar ze is ook niet essentieel hiervoor. Er zijn geen absolutismen. Ook met Hernieuwbare Energie geraken we een heel eind.

In het debat hoor je wel eens vaker het argument opduiken dat hernieuwbare energie niet in staat is grote hoeveelheden van onze energie op te wekken door haar lage energiedensiteit. Dit concept, dat beschrijft hoeveel ruimtegebruik vereist is om een eenheid energie op te wekken, werd door beleidswetenschapper Vaclav Smil aan het begin van deze eeuw bedacht en in 2015 in zijn boek Power Density gepopulariseerd. Hernieuwbare energie vereist simpelweg teveel ruimte, is de boodschap.

Dergelijk concept maakte misschien nog enige zin aan het begin van dit decennium, toen hernieuwbare energietechnologie nog in zijn kinderschoenen stond en van zaken zoals offshore energie, enkele pioniersprojecten daargelaten, nog geen sprake was. Ondertussen halen we dubbel zoveel energie uit een zonnepaneel als toen en staat offshore energie in de pole-position om 20% van ons totaal energieverbruik te leveren. Tegen 2025 verwacht het Internationale Energie Agentschap dat zonne-energie de grootste bron van elektriciteitsproductie in Europa wordt.

Een verdere toename van Hernieuwbare Energie is niet alleen wenselijk, het is ook niet problematisch. De tochtige Noordzee is een onuitputtelijke bron van windenergie, en aan dakoppervlak is er in onze dichtbebouwde streken geen gebrek. Ook windenergie op land hoeft geen probleem te zijn. Dit vereist dan wel veel instroomruimte, de oppervlakte tussen windturbines kan gebruikt worden voor landbouw of zelfs natuur. Om het ganse Europese elektriciteitsverbruik met wind op te wekken is een oppervlakte van ongeveer 2% van Europa vereist. Dat is niet weinig, maar zeker ook niet onhaalbaar.

De grootste uitdaging in een energiesysteem met veel variabele Hernieuwbare Energie komt bij de netbeheerder te liggen, die al die energiestromen in goede banen moet leiden. Wat er gebeurt als de netbeheerder fouten maakt, maar ook als de conventionele energiecentrales niet voldoende flexibiliteit kunnen aanbieden, hebben we gezien in Californië, dat in augustus even door blackouts getroffen werd.

Gelukkig lukt het managen van zo'n hernieuwbaar energiesysteem bij ons beter. In Duitsland behaalt men kwartalen met structureel 50% elektriciteitsproductie uit Hernieuwbare bron. In het Oost-Duitse netgebied, een zone qua oppervlakte en bevolking vergelijkbaar met België, werden zelfs maanden met 85% hernieuwbare energieproductie gehaald. Het net was er nog nooit zo stabiel. De netbeheerder, 50Hz, riep in een persbericht zelfs op om nog meer hernieuwbare energie te installeren. Interessant detail: 50Hz is een dochteronderneming van het Belgische Elia, dat zich als missie een 100% hernieuwbaar systeem heeft gesteld.

Als energiedensiteit al een rol speelt, dan is de grootste impact afkomstig van het NIMBY syndroom: Not In My Back Yard. Windturbines zijn niet zonder impact op de omgeving, en de inspraak van omwonenden moet gerespecteerd worden. Ook al gaat dat soms omtrent subjectieve argumenten zoals gezichtsvervuiling. Maar ook kernenergie kent dit probleem. In een recent arrest oordeelt het Grondwettelijk Hof dat omwonenden in een straal van maar liefst 1.000km inspraak moeten krijgen in nucleaire vergunningskwesties. Ook dat moet dus gerespecteerd worden. Zo leidt NIMBY tot de praktische invalidatie van het concept energiedensiteit, maar helaas ook naar BANANAS: Build Absolutely Nothing Anywhere Near Anyone.

Er blijft natuurlijk het probleem van variabiliteit. De opbrengst van hernieuwbare energie is oncontroleerbaar en matcht niet meteen met ons energiegebruik. Maar dit is geen nieuw fenomeen. Zoals aangetoond is de praktische flexibiliteit van kernreactoren beperkt tot onbestaande. Ook zij hebben dus stuurbare hulpbronnen nodig. In landen zoals Frankrijk of Zweden lost men dit op met hun grootschalige waterkrachtcentrales. Op afroep leverbare, koolstofvrije energie.

Niet alle landen hebben het geografische geluk over waterkracht te beschikken. Andere landen met een groot aandeel kernenergie, zoals België, het Verenigd Koninkrijk of Tsjechië, moeten die flexibiliteit anders oplossen: via fossiele centrales. Een blik op hun uitstoot toont al snel aan dat kernenergie zonder flexibiliteit en energieopslag niet tot lage uitstoot leidt. En hoewel we in België speciaal om onze kerncentrales te compenseren enkele stuurbare waterkrachtcentrales gebouwd hebben, zijn we qua uitstoot nooit verder dan de middenmoot geraakt. Voor iedere eenheid kernenergie stonden er immers twee eenheden fossiele centrales.

Heeft kernenergie dan geen toekomst? Dat zou ook weer te kort door de bocht zijn. Kernenergie kan een bijdrage leveren aan de toekomst van koolstofarme energieopwekking. Maar wegens de hierboven vermelde redenen is het geen silver bullet. Kernenergie genereert nu ongeveer 10% van de globale elektriciteitsproductie, en zal dit wellicht in de toekomst blijven doen. Gezien het elektriciteitsverbruik zal stijgen, zullen er ook kerncentrales bijgebouwd worden. Maar in vergelijking met de uitbouw van Hernieuwbare Energie zal het een voetnoot blijven, en vooral beperkt blijven tot landen waar nu nog kolencentrales staan. Daar vormt kernenergie immers een prima alternatief voor. Ook nieuwe ontwikkelingen onder de vorm van kleine, modulaire reactoren stemmen hoopvol, al is het nog veel te vroeg daar enige consequentie voor het huidige beleid aan te kunnen vasthangen.

Dat neemt niet weg dat het een goed idee is om de huidige kerncentrales nog aan de praat te houden, daar waar dit veilig en economisch kan, en hun aanwezigheid de verdere uitbouw van hernieuwbare energie niet verstoort. Wat de twee recentste Belgische reactoren betreft lijkt, op basis van de huidig gekende cijfers, een levensduurverlenging aan de orde te zijn. Met een bijkomende 10, mogelijk 20 jaar kunnen deze 2 reactoren een niet onaardige en koolstofarme bijdrage van 15% van de totale Belgische stroomproductie leveren. Aan de andere kant is dit met een CO2 besparing van een dikke 2Mton per jaar, ongeveer 4% van de totale Belgische uitstoot, zeker ook geen game changer.

Het economisch plaatje is echter niet duidelijk. Een levensduurverlenging van onze twee jongste reactoren zou een prijskaartje in de grootteorde van 800 miljoen euro met zich meebrengen. Onder de huidige marktomstandigheden is het twijfelachtig of de nucleaire uitbater die investering ooit kan terugwinnen. Een levensduurverlenging zou dus gepaard gaan met de eis naar overheidsondersteuning door de nucleaire uitbater, zoals ook bij de vorige verlenging van de kernuitstap het geval was. Dit zou wel eens kunnen tegenvallen: ramingen hier van gaan van enkele tientallen tot meer dan honderd miljoen euro subsidie per jaar.

Opnieuw worden we hier met opportuniteitskosten geconfronteerd. Met dit geld vallen ook heel veel andere investeringen in uitstootreductie te realiseren. Investeringen in hernieuwbare energie, het energiezuiniger maken van ons gebouwenpatrimonium, het elektrificeren van ons wagenpark. Stuk voor stuk maatregelen die minstens dezelfde impact als het verlengen van de kernuitstap kunnen hebben. Als ze gerealiseerd worden.

Die ambiguïteit is onvermijdelijk, en komt bijvoorbeeld ook naar voor in de studie van Energyville over ons toekomstig energielandschap, nota bene in opdracht van de nucleaire operator gemaakt. Uit de studie blijkt dat twee reactoren openhouden geen probleem is. Uit de studie komt ook naar voor dat twee reactoren sluiten geen probleem is. De studie bevat immers geen becijfering van de ondersteuningskost om ze open te houden, en ook geen analyse welke andere uitstootreducties met dat geld gerealiseerd kunnen worden.

We bevinden ons met andere woorden op een kruispunt van vele mogelijke wegen, die allemaal naar Rome leiden. Niemand kan op dit punt met zekerheid zeggen wat de kortste of meest comfortabele weg is om de eindbestemming te bereiken. Wat wel zeker is, is dat we ondertussen al 17 jaar cirkeltjes rond de rotonde in het midden aan het maken zijn. Terwijl we eigenlijk al Rome aan de horizon hadden moeten zien verschijnen. We hebben politieke leiders wie we beslissingsrecht hebben toegewezen. Geconfronteerd met ambigue keuzes verwachten we van hen een duidelijke beslissing. Het wordt tijd dat zij hun verantwoordelijk nemen en definitief een richting inslaan.

Bron: Knack van 26/11/2020 door Joannes Laveyne is onderzoeker aan het Elektrisch Energielaboratorium van de UGent en lid van de liberaal-groen georiënteerde denktank Eleni.

10. Verwezenlijkingen van Groen in Vivaldi

- Er gaat 300 miljoen euro in het relanceplan naar groene energie.

- Het sociaal tarief op de energiefactuur wordt welicht uitgebreid.

- De internetconnectie tussen stroomnetwerken tussen België en Denemarken zijn opgestart.

Bron: eigen opzoekingen + Roel Wauters in de De Morgen van 21 juli 2021

Overzicht van de kerncentrales in het Westen

Vele centrales in opstart in China

11. Triton Link gelijkstroomkabel naar Denemarken

In november 2021 is een samenwerkingsakkoord gekomen na een eerste studie. Die toonde dat het project zowel sociaaleconomisch als technisch haalbaar is. De precieze kostprijs is niet bekend. Het project kan volgens de hoogspanningsbeheerder ELIA ook tot een aanzienlijke CO2-reductie van 4 Mton leiden op Europees niveau.

Die reductie wordt opgevangen in het Europese ETS-systeem, dat een plafond legt op de CO2-uitstoot. Volgens de Europese Commissie moet dat plafond in 2030 met 61 % omlaag voor de zware industrie en de elektriciteitsproductie.

Een kabel van 600 kilometer naar Denemarken, De capaciteit van alle windmolens op de Noordzee samen moet daarbij worden opgetrokken van 25 naar 300 GW. Het energie-eiland dat de Denen bouwen, zal goed zijn voor 10 GW. Het vermogen zou van 1 tot 2 GW. De bedoeling is om het project, waarvan de bouw vier jaar kan duren, op te leveren rond 2030.