Kunstenaars tijdens het frontleven (1914-1918)

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is een schokkende gebeurtenis die de kunstenaars niet onberoerd laat. De kustplaatsen, hun werkterrein of vakantieoord, worden stukje bij beetje vernield.

Artistieke initiatieven ontstaan pas wanneer het front langs de IJzer stabiliseert.

De Panne wordt noodgedwongen Koninklijke Residentie en een soort Belgische hoofdstad in het klein. De Koninklijke Familie verblijft in ‘Villa Maskens’; de aanpalende villa’s worden door de hofhouding ingepalmd. Het is er een komen en gaan van militaire en burgerlijke personaliteiten, van hoge gasten, van kunstenaars. Voor dit laatste zorgt koningin Elisabeth. Zo zien wij uiteenlopende artiesten de revue passeren: onder meer de Franse componist Camille Saint-Saëns, de Luikse violist Eugène Ysaye, dichter Emile Verhaeren.

Het succes gaat in stijgende lijn, want in januari 1917 stellen tweeënveertig kunstenaars ruim vierhonderd werken tentoon. Dezelfde tentoonstelling reist later door naar Sainte-Adresse bij Le Havre, de plaats waar de Belgische regering haar toevlucht heeft gevonden.

Ondertussen heeft op 14 maart 1916 in De Panne ‘De Belgische Boekhandel’ zijn deuren geopend, dankzij De Belgische Standaard. Juul Filliaert, de redactiesecretaris van het frontblad, wordt er de eigenaar van. Hij breidt het

aanbod uit door er ook een uitgeverij aan te verbinden; in de kelder opent hij een kleine kunstgalerie voor de soldaten-kunstenaars. Hij helpt hen ook aan schildersbenodigdheden want die zijn uiterst schaars in die oorlogsdagen. De succesvolle tentoonstellingen leiden tot de oprichting van de kunstkring ‘Kunst aan den IJzer’; ook hier treffen we juffrouw Belpaire aan als stuwende kracht.

Haast gelijktijdig worden elders kleine en grote kunsttentoonstellingen opgezet, vooral binnen de legereenheden zelf. Opmerkelijk is dat de korpschef van het tiende linieregiment, kolonel Hermann Baltia, ongeveer op hetzelfde tijdstip van de eerste tentoonstelling van De Belgische Standaard een eigen expositie opent in hospitaal ‘L’Océan’.

Ook Emile Claus, die de oorlog in Engeland doorbrengt, wordt uitgenodigd. Claus is niet te beroerd om zijn schildersezel in de duinen op te stellen zodat Elisabeth hem uitgebreid kan fotograferen terwijl hij werkt. Hij is een geboren entertainer en gaat volledig in zijn rol op. Uit het niets duikt plots een nieuwsgierig schaap op, ook daarmee gaat hij dollen, tot grote tevredenheid van de koningin, die blijft fotograferen.

In De Panne is, na de eerste schok, een zeker cultureel reveil waarneembaar. Op 10 januari 1915 verschijnt het eerste nummer van De Belgische Standaard, een initiatief van de kapucijn Ildefons Peeters. Hij geniet de actieve steun van Maria Elisabeth Belpaire (1853-1948), een van de gezaghebbende stemmen in het Vlaamse culturele leven.

Alfred Bastien (1873-1955) wist zijn talent goed te verkopen. Zijn naam verschijnt, naast die van Wagemans, als ondervoorzitter van het ‘Asile des Soldats Invalides Belges’, een initiatief van politieke personaliteiten waaronder Jules Destrée en Emile Vandervelde. De organisatie telt drie afdelingen: een filatelistische, een historische en een artistieke. Die geeft onder meer prentkaarten en geïllustreerd briefpapier uit. Kunstenaars worden aangezocht om werk voor reproductie af te staan.

Ver moest Bastien niet zoeken! Naast hemzelf en Wagemans treffen wij nog vertrouwde namen aan: Anspach, Allard L’Olivier, Huygens, Lynen, Paulus, Thiriar. De afbeeldingen moesten een beeld van het frontleven ophangen, een eerder geruststellend beeld, zonder al te veel miserie en zelfs onschuldige ontspanning. De voetbalmatch op het strand van De Panne van James Thiriar (1889-1965) past perfect in het opzet.

De gematigd Vlaamsgezinde krant beschikt over een dynamisch redactieteam. Tijdens de zomer van 1915 doet een van de redacteurs, professor Frans Daels, een oproep voor een wedstrijd van spotprenten en tekeningen. De respons overtreft de verwachtingen en leidt tot een eerste bescheiden tentoonstelling. Er worden ook schilderijen aangeboden, maar die worden geweerd omdat zij niet in het opzet passen. Het incident wijst wel op een reële behoefte aan tentoonstellingsmogelijkheid.

De aanzet is gegeven en er volgt weldra een eerste volwaardige tentoonstelling in de leeszaal van de militaire bibliotheek in september 1916. Zesentwintig kunstenaars zijn aanwezig met meer dan honderdtwintig werken.

FRONTLEVEN (1914-1918)

Op een bijna krampachtige manier wil hij in de vroegere badplaats enkel de vakantiesfeer zien. In een stijl die veel weg heeft van een toeristische affiche schildert hij de soldaten die op het strand een partijtje voetballen, terwijl verpleegsters met wuivende kappen voorbij flaneren. Net als op de affiches liggen de visserssloepen op het strand; dit is onmiskenbaar De Panne. Vlak na de oorlog publiceert hij frontherinneringen die hij uitvoerig illustreert. Het anekdotische domineert, vooral in zijn manier om De Panne op te roepen.

Toch blijft de natuur haar onverstoorbare zelf. De fauvisten zien haar door een kleurrijke bril. Bij Achiel Van Sassenbrouck (1886-1979) treffen wij vernielde straten van de stad of een loopbrug over de IJzer in de helderste tonen aan. Onbesuisdheid? Niet echt. Oorlogsvrijwilliger Van Sassenbrouck werd bij Kaaskerke zwaar gewond en verloor bijna het gezicht.

Dank zij de bereidwillige medewerking van de Cultuurdienst mogen we teksten uit het boek "Kunstenaars aan de Westkust" van Rik Sauwen publiceren op de WIKI van DE BLIEDEMAKER