Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De' in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Nature is for the idle or contented.
And then: what’s to be found here, naturewise?
A scrap, perhaps, of woodland, post-stamp size,
A hillock with some cottages against it.
Give me the unrelieved grey city roads,
The waterside imprisoned into quays,
The clouds, at their most beautiful always
As, window-framed, along the sky they float.
Everything’s much when much is not expected.
Life hides its miracles till, without warning,
They are unfolded to be marvelled at.
Along these lines I silently reflected,
Bedraggled, on a drab and drizzly morning,
Quite simply happy, in the Dapperstraat.