In memory of Jane Fraser

In Memory of Jane Fraser

When snow like sheep lay in the fold

And winds went begging at each door,

And the far hills were blue with cold,

And a cold shroud lay on the moor,

She kept the siege. And every day

We watched her brooding over death

Like a strong bird above its prey.

The room filled with the kettle’s breath.

Damp curtains glued against the pane

Sealed time away. Her body froze

As if to freeze us all, and chain

Creation to a stunned repose.

She died before the world could stir.

In March the ice unloosed the brook

And water ruffled the sun’s hair.

Dead cones upon the alder shook.


Ter Nagedachtenis aan Jane Fraser

Toen sneeuw als schapen lag gespreid

En winden klopten aan de deur,

-Een doodskleed sluierde de hei,

De heuvels koud en blauw verkleurd-

Verschanste zij zich, elke dag

Zat zij te broeden op de dood,

Een vogel die haar prooi bezag.

De hete keteladem floot.

Klamme gordijnen tegen ‘t raam

Stolden de tijd, haar lijf bevroor

Alsof de schepping stil bleef staan

En zich in rust verdoofd verloor.

Ze stierf, niets roerde; tot in maart

Het water van de beek herleefde

En speelde met het zonnehaar.

De dode elzenproppen beefden.