SECOND LOVE
"So surely is she mine," you say, and turn
Your quick and steady mind to harder things-
To bills and bonds and talk of what men earn-
And whistle up the stair, of evenings.
And do you see a dream behind my eyes,
Or ask a simple question twice of me-
"Thus women are," you say; for men are wise
And tolerant, in their security.
How shall I count the midnights I have known
When calm you turn to me, nor feel me start,
To find my easy lips upon your own
And know my breast beneath your rhythmic heart.
Your god defer the day I tell you this:
My lad, my lad, it is not you I kiss!
‘Ze is van mij, allicht’, zeg jij en richt
Je rappe geest op stof van meer belang -
Op rente, centen, beurs en bankafschrift -
En fluit op weg naar boven in de gang.
En oog ik in jouw oog melancholiek,
Of ben ik soms de draad een beetje kwijt -
‘Zo zijn de vrouwtjes’, zeg jij laconiek
In wijze mannelijke zekerheid.
Ontelbaar zijn de keren in de nacht
Dat jij, mijn schrik niet voelend, me omarmt,
Je proeft mijn mond die willig je verwacht,
Mijn borst die zacht je kloppend hart verwarmt.
God let me dat ik je zal toevertrouwen:
De lippen die ik kus zijn niet de jouwe!