Dé belastingtermen die u moet kennen

De belangrijkste belastingstermen:

1. Aanslagjaar

Het aanslagjaar is het jaar waarin u uw belastingaangifte indient. U vult dit jaar uw aangifteformulier voor aanslagjaar 2010 in. Daarin geeft u uw inkomsten van 2009 aan.

2. Aftrekbare besteding

Aftrekbare bestedingen, zoals giften en de kosten voor kinderopvang, worden afgetrokken van het netto belastbaar inkomen. Dat betekent dat ze een voordeel opleveren tegen uw hoogste (marginale) belastingtarief.

3. Belastingvrije som

Op een deel van uw inkomsten moet u geen belastingen betalen. Hoe hoog dat bedrag is, hangt in de eerste plaats af van uw belastbaar inkomen (inkomen na aftrek van beroepskosten, aftrekbare bestedingen en toepassing huwelijksquotiënt). Op die basissom zijn er toeslagen voor gehandicapte personen en kinderen of andere personen ten laste. Blijft uw belastbaar inkomen onder de belastingvrije som, dan moet u helemaal geen belastingen betalen.

4. Belastingvermindering

Voor uitgaven voor onder andere pensioensparen, dienstencheques en energiebesparende uitgaven krijgt u een belastingvermindering. Dat betekent dat een bepaald bedrag wordt afgetrokken van de belastingen die u verschuldigd bent. Betaalt u geen of onvoldoende belastingen, dan gaat in principe een deel van de belastingvermindering verloren.

5. Belastingkrediet

Voor een aantal uitgaven kan u aanspraak maken op een terugbetaalbaar belastingkrediet. In tegenstelling met een belastingvermindering krijgt u wel het voordeel terugbetaald als u geen of onvoldoende belastingen betaalt. Voor de uitgaven die u in 2009 deed, heeft u bijvoorbeeld recht op een belastingkrediet voor vloer- en muurisolatie.

6. Decumul

Bent u gehuwd of wettelijk samenwonend, dan moeten u en uw partner in principe samen een belastingaangifte indienen. Dat betekent niet dat de belastingen voor het gezin gezamenlijk worden berekend. De belastingberekening gebeurt per partner en slechts op het einde worden de saldi van beide partners samengeteld. Dat wordt in het vakjargon 'decumul' genoemd.

7. E.E.R.

Een vaak voorkomende voorwaarde voor fiscale voordelen is dat het gaat om een instelling gevestigd in de Europese Economische Ruimte of E.E.R. Dat zijn de lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

8. Forfaitaire beroepskosten

Niet uw volledige beroepsinkomen wordt belast. Van uw inkomsten worden werkelijke of forfaitaire beroepskosten in mindering gebracht. Als werknemer, bedrijfsleider of vrije beroeper hebt u sowieso recht op een forfaitaire kostenaftrek indien u niet kiest om uw werkelijke beroepskosten te bewijzen. U krijgt die zelfs als u geen werkelijke beroepskosten kunt aantonen of uw werkelijke kosten lager zijn dan het forfait.

9. Gemeenschappelijke aanslag

Bent u gehuwd of wettelijk samenwonend, dan moeten u en uw partner doorgaans één belastingaangifte indienen. U ontvangt dan één gezamenlijke belastingafrekening.

10. Gemiddelde aanslagvoet

De belastingen worden berekend op basis van progressieve tarieven. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger het toepasselijke tarief op dat deel van uw inkomen. Het hoogste tarief is momenteel 50 procent (nog te verhogen met gemeentebelastingen). Als u uw totale bedrag aan te betalen belasting deelt door uw belastbaar inkomen, krijgt u uw gemiddeld tarief. Dat tarief wordt soms gebruikt om een bepaald deel van uw inkomen te belasten.

11. Huwelijksquotiënt

Gehuwde en wettelijk samenwonende éénverdieners kunnen hun voordeel doen met het huwelijksquotiënt. Daarbij wordt een gedeelte van het beroepsinkomen van de ene partner fictief toegewezen aan de niet-verdienende. Zo verdwijnt een deel van de inkomsten uit de hogere belastingschijven bij de ene partner en worden ze (in principe) tegen een lager tarief belast bij de andere.

12. Inkomstenjaar

Het inkomstenjaar is het jaar waarin u de inkomsten genoot. Uw loon dat u in 2009 heeft verdiend, slaat op het inkomstenjaar 2009. U geeft ze aan in de aangifte die u in 2010 invult.

13. Kadastraal inkomen

Dat is het gemiddelde netto-inkomen dat vastgoed onder normale omstandigheden oplevert. Dat bedrag wordt vastgesteld door de administratie van het kadaster en is de basis voor de berekening van de onroerende voorheffing.

14. Marginale aanslagvoet

De marginale aanslagvoet is het hoogste belastingtarief waartegen uw inkomen belast wordt. Bij een hoog inkomen bedraagt dat maximaal 50 procent (zonder rekening te houden met gemeentebelastingen).

15. Onroerende voorheffing

De onroerende voorheffing is een belasting op vastgoed, zoals huizen of appartementen. U betaalt een percentage van het geïndexeerde kadastraal inkomen. In het Vlaams Gewest is dat 2,5 procent; in Brussel en Wallonië 1,25 procent. Daarbovenop heffen de provincies en gemeenten opcentiemen, die het grootste deel van de onroerende voorheffing uitmaken.

16. Opcentiemen

Bepaalde gemeentes en de provincie voegen aan betaalde belastingen hun eigen heffing toe, de opcentiemen. 'Opcentiem' komt neer op een toeslag van 1 procent op een bepaald tarief.

17. Progressieve belastingtarieven

De belastingtarieven zijn progressief. Dat betekent dat de tarieven stijgen naarmate uw inkomen stijgt. Het laagste belastingtarief bedraagt 25 procent, het hoogste 50 procent.

18. Verbeterd gemiddeld tarief

Soms wordt een inkomen niet belast tegen het gemiddelde tarief, maar tegen het 'verbeterde' gemiddelde tarief. Dat tarief is gebaseerd op de te betalen belasting zonder rekening te houden met bepaalde aftrekposten of belastingverminderingen, gedeeld door uw belastbaar inkomen.

19. Vrijstelling met progressievoorbehoud

Buitenlandse onroerende en beroepsinkomsten zijn vaak vrijgesteld van belastingen in België. Die vrijstelling is met progressievoorbehoud. Dat betekent dat wel rekening wordt gehouden met de buitenlandse inkomsten voor het bepalen van het belastingtarief dat zal toegepast worden op uw overige (in België belastbare) inkomsten. Hoe meer buitenlandse inkomsten u heeft, hoe hoger het belastingtarief dat toegepast wordt op uw overige inkomsten.

20. Woonbonus

Een hypothecaire lening levert onder bepaalde voorwaarden een fiscaal voordeel op. Voor leningen aangegaan na 1 januari 2005 is dat de woonbonus, ook wel de aftrek enige eigen woning genoemd. In dat systeem is er één enkele aftrek voor de betaalde intresten, kapitaalaflossingen en premies voor uw schuldsaldoverzekering samen.

http://netto.tijd.be/dossiers/belastingen/20_belastingtermen_die_u_moet_kennen.8918436-1873.art