(2e) papieren leger van Wim Helleman, gemaakt in de oorlogsjaren
Wilhelm Siliacus kwam uit een militaire familie. Bij de geboorte van Wilhelm was zijn vader was 1e luitenant bij het magazijn der artillerie. Vader Johannes Cornelis Arnoldus Ciliacus eindigde zijn loopbaan als luitenant-kolonel der artillerie.
Wilhelm was het tweede kind en de oudste zoon in een gezin met vijf kinderen. Broer John (zelfde voornamen als vader) was luitenant-kolonel bij de marine, jongste zus Loes diende na de oorlog bij de MILVA .
In 1937 was Wilhelm dienstplichtig en aangesteld als reserve-2e luitenant bij de infanterie, regiment 9. Dit waren troepen die langs de grens met Duitsland waren gestationeerd.
Grenstroepen bij De Haandrik
In mei 1940 lag Wilhelm Siliacus met zijn manschappen nabij De Haandrik, op slechts enkele honderden meters van de Duitse grens. Een plek waar de Duitse troepen al voor het officiele tijstip (03.55 uur) de Nederlandse grens overschreden. We volgen Wilhelm Siliacus op basis van zijn eigen verslag over de meidagen 1940:
Eén van de soldaten waarschuwde vaandrig Bakker dat de Duitse soldaten de grens met Nederland waren gepasseerd. Bakker liet direct de drie onder zijn verantwoordelijkheid vallende bruggen opblazen en waarschuwde zijn sectie-commandant reserve-1e luitenant Siliacus. De sectie van Siliacus trok zich volgens plan terug: nadat zij de bruggen in de zgn A-lijn hadden opgeblazen, vielen zij terug op de zgn C-lijn ter hoogte van Dedemsvaart. Nadat de laatste militairen van het grensdetachement de brug bij Dedemsvaart waren gepasseerd, werd ook deze opgeblazen. Na de bruggen bij De Haandrik, Gramsbergen en Dedemsvaart te hebben opgeblazen, trok de eenheid van Siliacus zich verder terug via Zwolle naar Zalk.
Met bootjes en vletjes werden de manschappen van o.a. 1e luitenant Siliacus en vaandrig Bakker bij Zalk de Ijssel overgevaren. Rond 06.30 uur was het gehele detachement overgezet. Met vrachtwagens werden de militairen naar de kazerne in Wezep vervoerd. Daar meldden zij zich op het hoofdkwartier van het 1-43 Regiment Infanterie. Vanaf nu stonden zij onder bevel van de commandant van het 1-43 R.I.
Naar Kampen
Op 10 mei rond 15.00 uur kreeg reserve-kapitein Prins van het 1-9 Grensbaltaljon, waartoe ook Siliacus en zijn mannen behoorden, van reserve-majoor Hagens, van het 1-43 R. I., de opdracht om 2 secties infanterie naar Kampen te sturen. Daar was het noordelijke deel van de Ijssellinie, tussen Kampen en het Ijsselmeer, nog onbezet. Daardoor was het theoretisch mogelijk voor de Duitsers om ongezien het Ganzendiep over te steken naar het Kampereiland en vervolgens ten noorden van Kampen de Ijssel te passeren. Door 2 secties infanterie ten noorden van Kampen te leggen, werd dit onmogelijk. Reserve-kapitein Prins stuurde de sectie van reserve-luitenant Siliacus en vaandrig Bakker naar Kampen. Zij moesten na het avondeten vertrekken.
Om 18.30 uur vertrok de eenheid van Siliacus met drie vrachtwagens naar Kampen. Daar kwamen zij drie kwartier later, om 19.15 uur, aan. In Kampen moest Siliacus fietsen en verrekijkers voor zijn manschappen vorderen. Dat verliep nogal traag, waarna Siliacus een rijwielzaak inliep en alle aanwezige fietsen vorderde. Daarvoor gaf Siliacus de eigenaar keurig een vorderingsbewijs. De eigenaar kon zo zijn fietsen weer terughalen, wat enkele dagen, na vertrek van de Nederlandse troepen uit Kampen, ook gebeurde. Toen Siliacus na de meidagen terugkwam in Kampen om voor de fietsen te betalen, stonden deze weer netjes in de rijwielzaak. Siliacus hoefde slechts f 10, - per fiets te betalen.
Voor zichzelf vorderde Siliacus een motor, zijn eigen BSA had hij bij Zalk aan de overzijde van de Ijssel moeten achterlaten. Aan vaandrig Bakker gaf hij de opdracht de opstellingsplaats ten noorden van Kampen in te nemen. Zelf bleef Siliacus nog in Kampen, waar hij probeerde kapitein Dolleman te bereiken, bij wie hij zich moest melden. Maar hij kon Dolleman niet vinden en niemand kon hem vertellen waar Dolleman wel was. Blijkbaar was Siliacus niet op de hoogte van het feit dat Dolleman zijn commandopost had verplaatst van de Van Heutszkazerne naar het politiebureau aan de Botermarkt. Kapitein Dolleman was, op zijn beurt, niet op de hoogte van de komst van de eenheden van Siliacus, hoewel Dolleman wel in contact stond met Wezep. Hierdoor was er geen sprake van onderlinge afstemming en moest Siliacus handelen naar de bevelen die hij in Wezep gekregen had.
In Kampen werd Siliacus verrast door het vuren van de verkenningseenheid van Obersturmführer Max Wünsche voor de Stadsbrug aan de zijde van Ijsselmuiden. Siliacus bracht direct zijn mitrailleur in stelling om het Duitse vuur te beantwoorden. Volgens Siliacus werd er de gehele nacht in Kampen geschoten door zware mitrailleurs en artillerie. Dit wordt bevestigd door de aantekeningen in het dagboek van Wim Helleman, toen 12 jaar en oudste zoon van interieurzaak Helleman aan de Oudestraat: '' 's Avonds een Duitse Motorfietscolonne onder vuur genomen. De gehele nacht kanongebulder.''
Ook nam Siliacus verschillende branden in Kampen waar. Wat hij zag is niet duidelijk, want er werden die nacht geen branden in Kampen gemeld.
Eigen vuur-incident
Kort na het vuurgevecht met de Duitse verkenningseenheid, werd ten noorden van Kampen geschoten. Sergeant-majoor instructeur Van Dam wilde op 11 mei om 02.30 uur de door hem uitgezette posten ten noorden van Kampen controleren, toen hij opeens beschoten werd. Het was vaandrig Bakker, die met enkele manschappen het vuur op Van Dam opende. Bakker en Siliacus waren niet op de hoogte van de aanwezigheid van de politietroepen van Van Dam. Gezien hun eerdere belevenissen met plots opduikende Duitse troepen bij De Haandrik was hun reactie niet zo gek.
Vreemd genoeg schrijft Siliacus in zijn verslag niets over dit gevaarlijke incident. Als hij zich bij zijn manschappen voegt, blijkt vaandrig Bakker niet de posten te hebben uitgezet. Door de duisternis was dit ook niet meer mogelijk en Siliacus pastte zijn plannen aan. Om 20.30 uur lagen alle manschappen in stelling van Kampen tot aan het Ijsselmeer. Op een boerderij trof hij een afdeling politietroepen aan, die de opdracht hadden om te waken voor parachutisten. Later op de avond wijzigde Siliacus de stelling: vaandrig Bakker werd met 25 man bij het Ijsselmeer gestationeerd en Siliacus lag met zijn afdeling achter Kampen.
Terugtrekken op Amersfoort
Aangezien de Duitsers kans zagen om de Ijssel bij Deventer en Zwolle over te steken, liep het noordelijke deel van de Ijssellinie gevaar om van opzij of zelfs van achteren te worden aangevallen. Overste Dwars gaf op zaterdagochtend 11 mei om 05.00 uur opdracht aan alle troepen om zich terug te trekken op Amersfoort. Overste Dolleman was niet op de hoogte van de aanwezigheid van Siliacus en dit bericht tot terugtrekken bereikte Siliacus nooit.
Siliacus beschrijft hoe rond 05.00 uur bussen vol militairen uit Kampen passeren. Navraag leert hem dat zij zich moeten terugtrekken op Kamperveen. Een half uur later kreeg Siliacus bevel terug te trekken op Elburg en van daar met een vrachtauto naar Amersfoort te gaan. Van vaandrig Bakker hoorde hij niets meer, maar deze bleek later per treiler (vissersschip) naar Amersfoort te zijn gegaan.
Met hulp van het hoofd luchtbescherming in Elburg lukte het Siliacus om een vrachtwagen te vorderen en daarmee naar Amersfoort te rijden. Daar ontving Siliacus bericht dat de troepen van Overste Rutgers zich in Zeist moesten verzamelen. Daar voegde hij zich bij C.9.C.B. Op zondag 12 mei kreeg het 9e grensbataljon opdracht zich te melden in Hilversum. Daar voerden zij bewakingstaken uit. Op 13 mei werd teruggetrokken op Amsterdam, waar ook bewakingstaken werden uitgevoerd. In Amsterdam hoorden zij op 14 mei via de radio van de capitulatie. Een dag later leverden Wilhelm Siliacus en zijn mannen hun wapens in.
Als officier zat Wilhelm Siliacus vanaf 1942 krijgsgevangen in kamp Stanislau.
© cultuurZIEN 2025