Ik zie je nog verdwijnen in de zwarte nacht
De hand uitgestrekt, je had het vuur verloren
Je had me toen gevraagd, zo zacht
Of het die nacht ijzig had gevroren.
Ik proefde de zilte tranen van jouw verdriet
Voelde de laatste kale uren van onze reis
Als een eindeloze rots van graniet
Waarop wij aanspoelden, kil en grijs.
Wij waren twee zwaluwen
Vlogen naast elkaar de horizon tegemoet
Zodat ik vergat dat jouw schaduw
Langzaam wegdeinde in een zachte gloed.
Ik kon er niet aan denken
Dat jij mij achterliet
Voortlevend in een stad waarin de mensen blijven zwenken
Als rusteloze mieren in een kaal rampgebied.
Nu jij mijn hand loslaat
Voor de laatste keer de zon in zee ziet sterven
Weet ik dat jij een lange weg opgaat
En ik jouw naam gedwee in het zand zal kerven.
Vervagen melodieën in mijn hoofd
langzaamaan
zoals een ademafdruk op een spiegel?
Of
worden ze bewaard
in de bibliotheken van mijn bovenkamer,
wachtend op verlossing.
Wachtend op iemand
die hen wederom belangrijk genoeg vindt
om hen op te graven
uit het diepe hersenzand.
Ik kwijn weg
in de hoeveelheid harmonieën en geluiden
die in mijn oorschelpen
weergalmen.
Ik krimp ineen.
Overweldigd door het goede,
beduusd door muziek.
Zwervend langs de stille straten
Bracht ik jou de herfst
Stal ik voor jou de verdorde bladeren
Van mijn reeds lang gestorven droom.
Jij, eenzame nachtegaal
Die de woorden ging terugbrengen
Ging smelten tot wapens in een donker arsenaal
Zodat de kogels van de taal opnieuw de wereld zouden treffen.
Opdat duizend levens
Niet sterven zouden in een grijze stad
Waarin de laatste groene planten tevens
Tot kille grijze stenen zijn vervallen, roekeloos gestapeld op een pad.
Doch nu ook jij
Verworden bent tot as
Vliegend als een bij
Over het verdorde gras
Voel ik dat met jou
Het laatste verzet gestorven is
En ik in de kou
Zal blijven zwijgen in een donkere smalle nis.
I’ve reached my high
I’ve reached my low
What is left for me to show?
In darkness I find way
In humor mild betray
Like bright Socrates has once said:
Beware of laughter! For I dread
demons will rise in astutest heads.
What I do has been done before
So will it matter when I rhyme once more?
Will it matter when music sways
If I make music previously heard?
Creativity is what I embay
Note for note, word for word
Perhaps that is why I seek Sydney
For new opportunities will rise right there
Only if you accept, my consignee
Because I’ve taken chances voraciously where
my birth still echoes
and plenty more prayers.