Hij heette Marcel. Dat had hij me
verteld. Wat een mooie naam! Ik
kende nog een Marcel.
Hij zat daar voor mij, had mijn hand
vastgenomen. Ik wilde zeggen dat hij
me aan iemand deed denken, maar
wist niet hoe.
Ach wat, dan glimlachte ik maar.
Minstens even goed als woorden.
Woorden betekenen niets.
Althans niet voor mij.
Hij zei opnieuw zijn naam. Malle gek!
Zo snel vergeet ik niet, hoor. De woorden
lagen klaar op het puntje van
mijn tong, maar ze kwamen niet.
Ik keek naar hem. Wat was hij schattig
als hij fronste. Diep in gepeins,
natuurlijk. Hem storen met woorden
zou ongepast geweest zijn.
Ik glimlachte en hij glimlachte
uiteindelijk terug. Wat een lieve man.
Hij deed me aan iemand denken,
iemand met een naam zoals de zijne.
Ik wilde zijn naam zeggen om hem
ernaar te vragen. Maar namen wist ik
niet meer. Ik glimlachte.
Farah Desoete, 6LAWE