ik zat achter je,
wat te krabbelen in mijn schrift,
jij zat voor me met in je lange vingers
een stift,
spinnend van genoegen om daar
omsloten door perfectie,
te mogen vertoeven
Een spleetje licht vond een weg
in een kier van het gordijn,
om jou te kunnen strelen
Ik zag die gulle gouden gloed,
hij leek je wimpers te kietelen,
warm op je wang,
en dat ene moment,
duurde plots heel lang
Ik zag het dwarrelende stof stilhangen in de lucht,
ik hoorde de wereld zwijgen,
geen schreeuw, geen zucht
Ik bleef zitten, en keek naar jou,
de stilte maakte je nog mooier,
ik wist dat ik was waar ik zijn wou
Heel even,
heb ik je aangeraakt
Mijn vingertop vluchtig naar beneden langs je hals
En het deed bijna pijn:
zo hard hopend dat je me zou voelen,
en toch doodsbang voor als het zo zou zijn
Toen ging ik weer zitten,
en krabbelde wat voort.
Toen ging de wereld door,
zo heb jij het gehoord.
Camille Ghekiere (5 LAWIb)
Derde prijs 2012