De doffe kleur van benen onder vel niet,
vellen over been niet,
de verstomde stilte van iets klopt niet niet
(niet dat dat niet klopte, want dat deed je hart niet niet niet niet)
niet de pijn van niet meer nooit meer jongenzijn
de barsten in je ogen niet, je veren vingers niet
niet ’t uitstekend bot dat vleugelgroei verried
maar je lach, zo verfomfaaid in een hoekje van je mond
tot in de hemel aartsdeugniet.
Marie Borremans (4 GRLA)
Eerste prijs 2010