I
Loensend naar je grasgroene navel
plons ik in de rivier der lust.
De blonde ridder met de rosse haren werpt zijn prinses een handkus toe
de engeltjes, normaliter nors en nurks,
zijn zowaar verheugd.
Liefde is als een piano
do re mi fa sol la.
II
De prinses geurt naar de maan,
ondergedompeld in de nacht
gutst de zwarte lust in haar.
Het zedige zonlicht is voorgoed verdreven
door een onstuimig verlangen,
verborgen in het duister.
De rivier treedt buiten haar oevers.
Als een zondvloed weergalmt
de waanzin over de donkere velden.
Andreas Debrouwere (5 LAWIa)
tweede prijs 2008