Gesprek tussen twee gekken:
De wereld vloeit door mijn neus.
Heb je een zakdoekje?
Neen, maar wel een zeefje, kan je daar iets mee doen?
Ja! Ik kan de zeeën van de wereld zeven, de lucht van de aarde – en jou van mij. Maar wees niet bang. Als je je groot genoeg maakt, kan je niet worden weggezeefd.
Ik zal me opblazen, alles uit mijn hoofd in mijn buik zuigen, dan kan ik echt nooit door dat zeefje zakken.
Goed.
Ik word God later, ik laat de zee geselen en druk de mensen de aarde in. Zal jij mijn godin zijn, dan kunnen we onze monden openlachen.
Oké, ik zal je godin zijn, en wij maken de mensen gek, met dwaze fantasieën over hun werkelijkheid, we doen ze geloven dat boven boven en onder onder is. De lucht blauw en het gras groen. En dan zullen we lachen, omdat ze niet kunnen zien hoe het echt in elkaar zit.
Hahaha.
Waar zullen we wonen? Ik vind de hemel koud en nat en er zijn altijd eenden. We kunnen in geschreven letters wonen, dat lijkt me heerlijk.
En als we dan geen zin meer hebben? Vloeien we dan weg, met de inkt? Zullen we daarna in de zandkorrels wonen? En glinsteren?
Ja, dat doen we. Daarna wonen we in blosjes, en nog daarna in de vulkanen. We kunnen in ‘misschien’ en ‘morgen’ wonen. We zullen kleden dragen van bitterzoet.
We zullen dagen vullen met roze potloden en oranje appelsienen, en zelf de tijd bepalen. We zullen ijskristallen aan de zon hangen, en kijken hoe de warmte smelt. We zullen samen liefhebben en er zal nooit een stop in komen, want wij zullen liefde zijn.
Zo zal het gaan. En ten slotte zullen we enkel nog het onzichtbare zijn en in de zon wonen. Iedereen zal ons als dood beschouwen en niemand zal naar ons kijken, want we zullen ieder die naar de zon kijkt verblinden.
En daar zullen we vliegen, hoog en altijd warm, niemand zal te dicht komen, en uit de verte zullen we de wereld verwarmen terwijl zij langzaam ten onder gaat.
Perfect.
Maar mag ik nu je zeefje?
Charlotte Borremans en Esther Van Ovost (4 GRLA)
Tweede prijs 2011