Ik streelde het maanlicht
uit je lenden:
mijn handen minnekoosden
op het zwoele ritme van
onze langverwachte dans.
Je rebelse haren weken
ongewoon meegaand
voor je toen ontblote schouder,
die de zoektocht mijner lippen inleidde
Wijl jij, vrijgevig wiegend,
mijn vingers begeleidde
spinnend van gedeeld genot.
Tot onze lippen liefde
konden proeven.
Nu, vele nachten later staat
zij, dicht tegen me aan.
Zacht ruik ik haar haren,
haar milde halo vattend,
streel ik warm haar schijnsel.
Tranen, onbekend voor haar,
rollen echter langzaam neerwaarts
langs haar nog naakte rug.
Verreweg maar helder immers
zie ik jou, naast hij die
ruikend, vattend, strelend
je volmaaktheid, ooit de mijne,
ondergaat.
Terwijl zij zoet mijn tranen droogt,
moet ik mezelf bekennen:
Ik heb zelfs nooit getracht
je te vergeten.
Ben De Smet
derde prijs 2012