zandribbels

Van scherpe pieken voorziene en kronkelende golfribbels aan het strand.

Wie langs het zeestrand wandelt herkent ze gauw, de sierlijke rimpelingen in het zand , met hun karakteristieke bergen en dalen. Vaak zijn tegelijkertijd twee typen ribbels te zien: stroomribbels, die in lange, evenwijdige banen voorkomen en die schuin, als elkaar liggende dakpannen, zijn opgebouwd, en golfribbels, die vaak veel kortere, kronkelende banen vertonen en die scherpere symmetrische toppen hebben met aan weerszijden holle dalen.

De eerste ontstaan als het water in één richting over het zand stroomt. De tweede, als het klotsen van de golven een heen- en terugstromen van het water veroorzaakt. In dit laatste geval bestaan de toppen uit fijn zand , de dalen uit grover korrels. Door de herhaalde golfslag en de waterwervelingen in de dalen zijn de lichtere zandkorrels opgeheven en afgezet op de ribbeltoppen.

Zowel stroom- als golfribbels zijn vaak prachtig vertegenwoordigd in de plassen achtergebleven zeewater die met de naam "zwin" worden aangeduid. Die komen vrijwel overal langs een glooiend zandstrand voor. Is bij eb het water van het zwin weer naar zee gestroomd door zogenaamde "muien", dan valt te zien hoe de golfribbels in het eigenlijke zwin overheersen, terwijl in de muien zelf de stroomribbels geheel de overhand hebben.

Ook buiten het zwin komen stroomribbels voor. En wel bij de hoogwaterlijn, waar alleen de laatste uitlopers van golven gekomen zijn en zich geen heen- en weergaande golven hebben kunnen ontwikkelen. Meer naar zee toe beginnen dan meestal weer de golfribbels.

Stroomribbels komen voor in lange, evenwijdige banen. 


Alle stroomribbels staan loodrecht op de stroomrichting van het water. De ribbels vormen zich echter pas bij een zekere minimumsnelheid van het stromende water. Die moet voldoende zijn om de zandkorrels mee te voeren. Voor korreltjes met een diameter van 0,05 mm bedraagt deze stroomsnelheid 21 cm/s, voor 0,5 mm grote korrels 66 cm/s en voor 1 mm grote korrels 94 cm/s. Is aan een kleine oneffenheid in het zand eenmaal een ribbel ontstaan, dan zal de ribbelvorm zich stroomafwaarts verplaatsen.

Aan de glooiende voorzijde van de ribbel wordt daarbij fijn zand weggespoeld. Dat zet zich - mede door het terugwervelen van het water - in de dalen aan de steile lijzijde van de ribbel af. De voorzijde zal dus alleen maar uit grof zand bestaan. Alleen bij hogere stroomsnelheden van het water wordt dit beeld verstoord.

Bij stroomsnelheden in de buurt van 80 à 100 cm/s staan de ribbels stil en krijgen een vlak profiel. De gehele bovenlaag van het zand komt dan in beweging, wordt zwevende gehouden, en de ribbels worden weggeveegd. Beweegt het water nog sneller en is het ondiep - bijvoorbeeld in een mui - dan keren de ribbels hun steile zijde stroomopwaarts en bewegen in een breed front tegen de stroom in: zogenaamde anti-duinen.

De snelheid waarmee de ribbels zich verplaatsen kan dan wel 1 cm/s bedragen. Het stromende water is dan over zijn gehele diepte troebel door het opgewervelde zand .

Zandduin met ribbels. 


Zandribbels kunnen ook op het droge strand, in duinen, zandverstuivingen en woestijnen worden aangetroffen. Dan zijn ze het gevolg van de wind. Ook hierbij staan de ribbels overal loodrecht op de windrichting en hebben ze hetzelfde profiel als de stroomribbels in water: zacht glooiend aan de windzijde en steil aan de lijzijde.

De kammen bestaan weer uit grover materiaal dan de dalen. Aan het strand zijn dat dikwijls stukjes van schelpen die er een typisch oranje kleur aan geven. De fijnere, ronde zandkorrels zijn allemaal door de wind naar de rustiger dalen geblazen en kleuren die bleekgeel. De snelheid die de wind moet hebben om ribbels te vormen is bijna 40 maal zo groot als de snelheid die een waterstroom daarvoor moet hebben.

Interessant is dat door de wind verstoven zand veel ronder is dan zeezand. Door rollen in het water treedt kennelijk minder slijtage op. Uit laboratoriumproeven en windtunneltesten is gebleken dat het inderdaad de wind is die de meeste invloed heeft op de vorm: 100 tot 1000 maal sterker dan het water. Woestijnzand, dat bijna voortdurend blootstaat aan de wind, is dan ook ronder dan welke andere soort zand .