Leopold III gedurende WO I


Bij de vlucht voor de Duitsers in 1914 hadden Koning Albert en de Koningin Elisabeth Antwerpen verlaten op 7 oktober. Ze deelden het lot van de soldaten en vluchtelingen gedurende de terugtocht van het leger. Zij logeerden bij bewoners, eerst in St-Niklaas, daarna in Zelzate (bij de brouwer Cesar De Clerc), in Eeklo om de 10e aan te komen in Oostende waar ze 2 nachten in de koninklijke villa verbleven waarna ze de 12e in Nieuwpoort-Bad in de villa Crombez sliepen. De 13de oktober komen ze bij het vallen van de nacht aan in de Panne. De regering had zich in Sainte-Adresse, bij Le Havre, gevestigd. De indrukwekkende villa van Albert Dubosc "La Roseraie" was daar klaargemaakt om als verblijfplaats voor de koninklijke familie te dienen maar onze Vorsten wilden liever verblijven in een eenvoudige woning op het laatste stukje Belgische grond. 

Het hoofdkwartier zal zich installeren in Veurne en later in Houtem


PLAATSBESCHRIJVING
Leopold beschrijft de verblijfplaats van zijn ouders in De Panne als volgt:"Wij betrokken 3 villa’s. Door een eigenaardige speling van het lot bevonden ze zich op de plaats waar Leopold I in 1831 in België verwelkomd werd (waar nu het Leopold I monument staat). Vandaar is hij doorgereisd naar Veurne en heeft in Oostende zijn eerste nacht in België doorbracht. Mijn vader, moeder en ikzelf woonden in villa Maskens, een eenvoudige woning boven op een duin op enkele meters van het strand. (zie "Villa du rois"). Een tweede villa (later "Villa Albert Ier"), diende als opslagplaats voor geneesmiddelen, truien, dekens, en versnaperingen die vanuit gans de wereld aan mijn moeder voor haar gekwetsten toegestuurd werden. Soms verbleven daar ook leden van de generale staf van het Belgisch leger, alsook gasten van hoge rang.
In villa "Paviljoen Bortier" (waar vroeger nog Louis-Pierre Calmeyn gewoond heeft) was een sectie rijkswacht ondergebracht als bescherming van mijn ouders. Een beetje verder verbleef in "villa Orban" het kleine gevolg dat mijn vader uitgekozen had om hem te vergezellen samen met mijn leraars, want hij verfoeide het nietsdoen en wilde in De Panne mijn lessen doen verdergaan. De onderwijzer van De Panne, Mr. Notredaeme, gaf mij Nederlandse les en het is waarschijnlijk daaraan te danken dat het zingende Westvlaamse accent mijn voorkeur heeft".

Op 02 november is Raymond Poincaré, president van de Franse Republiek, op bezoek bij onze Vorsten. Ziehier zijn verslag: “Ik kom binnen. Een licht salon, zeer eenvoudige meubelen. De Koningin, in witte jurk, ontvangt mij zeer hartelijk. Zij leefde alleen voor haar man, haar kinderen en voor België. Haar familie en haar tweede vaderland waren alles voor haar. De jongere prinsen en de kleine prinses verblijven in Engeland. Zij telegrafeert hen alle dagen langs een kabelverbinding waarvan onze landkrachten strikt het aankomstpunt beschermen, waarvoor zij uiterst dankbaar is."
Laten wij deze plaatsbeschrijving verder afwerken. "Villa Maskens", de kleinste van de drie, in rode baksteen, bevat op het gelijkvloers een salon, een kleine eetkamer en een bureel voor de Koning; op de eerste verdieping drie kamers met zicht op zee voor de Koning, voor prins Leopold en een klein salon. Aan de achterkant was er een kamer voor de Koningin, een badkamer en nog een kamer. Het was een woning zonder stromend water of centrale verwarming, noch elektriciteit. Men verlichtte zich met acetyleengas. "Villa Calmeyn" (of Paviljoen Bortier) was de grootste, een paviljoen, Italiaanse stijl, met terrassen met leuningen bestemd voor de bewaking en als bureel voor Jules lngenbleek. de secretaris van de Koning. De "villa Orban" waar leopold van spreekt had misschien een andere benaming nl. villa "Les Mouettes" ( Mevrouw Orban de Xivry schonk deze villa aan de Paters Salesianen. Op 1 augustus 1936, openden de Zusters van Gehoorzaamheid er een huis voor bejaarde dames en alleenstaande juffrouwen). Dit was de grootste, eveneens in rode baksteen, met vier puntgevels. Als de koninklijke prinsen in De Panne waren logeerden zij in deze villa samen met hun gouvernante, Miss Hammesley en de eredame van de Koningin gravin de Caraman-Chimay.
Het is achter de "villa Maskens" dat, met deze villa op de achtergrond of op haar terrassen, de meeste foto’s van de koninklijke familie genomen werden alsook van de bezoekers die in de eetkamer of in het groot salon ontvangen werden. De kamers bevonden zich op de eerste en tweede verdieping .
Achter deze "villa Maskens" bevond zich een tuin met zand en zeehaver omringd door kreupelhout en met een waterplas waarop de kinderen konden kanovaren. (later "de wo"l genoemd zie foto hierboven)

STUDIES EN MILITAIRE DIENST
Na nieuwjaar 1915 hernam de jonge Leopold zijn studies waaronder het aanleren van het Nederlands. Hiervoor deed de Koning beroep op Camille Notredaeme, hoofdonderwijzer van de St-Lodewijkschool in de Panne. Hij had al eerder de talenkennis van de Koningin bijgewerkt zodat zij zeer vlug met iedere Vlaming kon babbelen zowel in het Nederlands als in het dialect van West-Vlaanderen.
Over het onderwijs dat Leopold kreeg zegt de onderwijzer het volgende: "Ik volgde dezelfde methode als voor de Koningin: ik leerde hem de voornaamste regels uit de spraakleer en we pasten ze toe door lees- en spraakoeleningen: De lessen werden gegeven in de villa van baron de Terschueren en later in het kasteel Flora in de Moeren. Na elke les kreeg de Prins een huiswerk. Als het weer het toeliet maakte hij graag een wandeling in de duinen en de velden. Dan onderhielden we ons heel ongedwongen over alles wat we zagen in de mooie natuur. Op die momenten kon ik vaststellen hoezeer de Prins in alles geïnteresseerd was. Hij wilde alles weten en het was een genoegen met hem te spreken over de wonderen van de schepping. Koning Albert vond, niettegenstaande zijn drukke bezigheden, regelmatig de tijd om een of andere les bij te wonen en de vooruitgang van de Prins vast te stellen. Hij hield eraan dat de Prins zijn huistaken stipt vervulde en ik ben gelukkig te mogen getuigen dat mijn leerling een begaafd student was met een zeer goed geheugen. Hij slaagde erin zich de veelvuldige schakeringen van een toch wel moeilijke taal eigen te maken.'
Niettegenstaande zijn studies vervulde de jonge Leopold toch ook zijn dienstplicht. Zijn eerste contacten met soldaten waren zijn bezoeken aan de gekwetsten samen met zijn moeder. Hij bewonderde haar handigheid en zijn eerste ervaringen bij het leger zijn hem steeds levendig bijgebleven. "Mijn vader had een van zijn vleugeladjudanten, commandant Preudhomme, de opdracht gegeven zich met mij bezig te houden na mijn studie-uren. Samen met hem of met rijkswachter Guillaume maakten we lange wandelingen te voet of per velo; ik trachtte zo dicht mogelijk bij het front dat op slechts 15 km van De Panne lag te geraken maar mijn begeleider, in opdracht van mijn vader, vermeed de gebombardeerde streken. De commandant moest mij ook de organisatie van het leger doen kennen en hij maakte gebruik van elk bezoek aan een eenheid op rust om mij de samenstelling van elke divisie en de namen van de generaals en korpsoversten te doen kennen. Het gebeurde dat mijn vader mij hierover ondervroeg. Mijn vader sprak mij nooit rechtstreeks over zijn beleid maar ik was aanwezig bij de dagelijkse gesprekken die hij had met zijn militaire raadgever tijdens het ontbijt dat we steeds met drie samen gebruikten. Commandant Galet bracht verslag uit over de voorbije gebeurtenissen: resultaten van de patroeljes, het aantal gesneuvelden, gewonden of vermisten. Mijn vader besluit mij in te schrijven "in het gevolg" van het 12e linieregiment want dit Luikse regiment had de meeste vermeldingen op de dagorde van het leger verdiend. Op dat ogenblik was kolonel Van Rolleghem bevelvoerder, een energiek officier, steeds dicht bij zijn manschappen. Op 05 april 1915 stelt mijn vader mij dus voor aan het regiment in vierkant opgesteld op het strand van De Panne, bij laagwater. Ik werd toegewezen aan het 1ste peloton van de 4de compagnie. Wanneer ze op rust was zou ik aan de oefeningen deelnemen: zwenking met gesloten rangen; oprukken met afwisseling van vuur en beweging en oefenlopen. Ik ben nog steeds fier 20 km gemarcheerd te hebben met mantel, rugzak en geweer. Ik was 14! Al marcherend zongen we "la MadeIon". Dit vertrouwd maken met het militaire leven nam een einde in augustus 1915 om maar bij gelegenheid hernomen te worden gedurende mijn schoolvakanties in De Panne. Mijn vader had mij immers ingeschreven in het College van Eton en vooruitziend als hij was had hij een leerling van Eton uitgenodigd om mij wegwijs te maken in de geplogenheden van die school. Graham was 18 en gedurende een maand friste ik met hem mijn Engels op. Weinig later sneuvelde hij op het front van de Somme."
Bij de voorstelling van Leopold aan zijn regiment nam koning Albert aldus het woord: "Ik heb u hier vandaag samengebracht om u mijn jonge zoon voor te stellen. Als ik het 12e linie regiment gekozen heb om hem het omgaan met wapens aan te leren dan is dat omdat dit regiment zich bijzonder moedig gedragen heeft in de voorbije gevechten. De prinsen moeten zo vroeg mogelijk opgevoed worden in de school van de plicht en er is geen betere dan een leger als het onze dat een heldhaftige verpersoonlijking is van de Natie. Mijn zoon voelt zich vereerd het uniform van onze soldaten te mogen dragen. Hij zal zich fier voelen te behoren tot een regiment waarvan de daden van moed en toewijding aan het Vaderland een glorievolle bladzijde vormen van onze nationale geschiedenis."
Na de plechtigheid defileert het regiment voor de Koning, de Koningin en de minister van Oorlog met prins Leopold op zijn plaats. "Leopold moet de oefeningen meedoen zoals iedereen, had de Koning aan de korpsoverste gezegd, dezelfde taken als zijn kameraden en dezelfde karweien. Doe hem loopgrachten graven zodat hij weet wat het is "blaren" in zijn handen te hebben."
Leopold aanvaardt alle verplichtingen. Elke dag is hij present in zijn eenheid, hij vult er een vijftigtal zandzakjes om de steunmuren van de loopgrachten te verstevigen. Zij zijn echter zo zwaar dat hij soms struikelt en valt. En als men hem influistert van de zakjes maar half te vullen zegt hij "neen, ik wil mijn plicht doen zoals iedereen". Na de karwei "zak" doet hij de turnoefeningen, het hanteren van de wapens, de gevechtsoefeningen, het werpen van offensieve en defensieve granaten en grondwerken.
Als de Prins in zijn regiment is neemt hij zijn maaltijden met zijn wapenmakkers en is hij niet vies van de stamppot klaargemaakt door de koks.
Op 04 mei gaat hij voor de eerste maal naar de loopgrachten in de sector van Pervijse. Hij zal nog dikwijls naar het front gaan, zelfs 's nachts. Oververmoeid valt hij soms wel in slaap. Hij houdt eraan naar de voorposten te gaan samen met luitenant Davister. Hij gaat zelfs tot aan de "dodengang". Men vertelt dat hij 15 cartouches naar de vijandelijke linies geschoten heeft. Er is ooit een obus gevallen dicht bij zijn schuilplaats maar helemaal niet bang is hij buiten de nog warme stukken gaan oprapen voor zijn persoonlijk museum. Hij was erg aangeslagen telkens hij de dood van soldaten of officieren van zijn eenheid vernam.
Na 6 maanden militaire opleiding stuurt koning Albert hem naar het college van Eton om zijn studies verder te zetten maar bij elke verlofperiode kwam hij terug naar De Panne en zocht hij regelmatig zijn 12e linieregiment op waaraan hij zijn hart verloren had. 

Uit DE VETERAAN 2003
Jean Cleeremans
(vertaling door Ere-aalmoezenier A. Janssen)