De Panne in de Eerste wereldoorlog

De Panne verwierf gedurende dit tijdstip, een grote bekendheid; ontelbare binnenlandse- en buitenlandse personaliteiten kwamen voor langere of kortere tijd, in de gemeente verblijf houden, terwijl de koninklijke familie, al die jaren een villa alhier betrok.
Juffrouw Belpaire, vooral bekend als «mamieke, de eerste vrouw van Vlaanderen of moeder der Vlaamse beweging», was te De Panne woonachtig, in de villa «Swiss Cottage». Zij noteerde met angstvallige nauwgezetheid, heel wat gebeurtenissen in haar dagboek, waaraan we enkele détails ontlenen.
Toen zij als vluchtelinge de zee bereikte, pende ze later haar indrukken neer, waargenomen op die dag:
«Nooit zal van voor mijn ogen, dat tafereel gaan van de wijde, ruisende zee, tintelend in de morgenzon, waarlangs de jammerlijke stoet trok der menselijke ellende. Ononderbroken strekte hij zich, zo ver het oog kon reiken: soldaten te voet, te paard, vluchtelingen van elke kunne, van alle ouderdom, grijsaards en kinderen. Alles naar de richting van Frankrijk. Allen, zoals wij, vluchtend men wist niet waarheen. En de vreemdste dingen hadden zij meegenomen, want iedereen droeg wat - hier een vogel in zijn kooitje, daar een kledingstuk of iets anders ... »
Op 15 Oktober 1914, maakte de vloot van De Panne aanstalten om uit te wijken naar veiliger oorden. Juffr. Duykers, gaf later in «De Belgische Standaard» een goeie beschrijving in het licht van dit Venetiaans feestelijk uitzicht, daar op ieder sloep een lichtje pinkte in de duisternis. Terwijl de generale staf te Veurne een onderkomen had gevonden, verbleef de koning met zijn gezin te De Panne, waar hij de H. Mis kwam bijwonen in de kapel der Paters Oblaten. Van op de “Hoge Blekken” te Koksijde kon men hier en daar branden bemerken bij St Joris en Nieuwpoort, evenals de witte wolken van losbrandingen. Heel wat vluchtelingen vonden maandenlang een onderkomen in de buiten gebruik gestelde buurttram.
Toen de frontlijn zich handhaafde werd De Panne de bekende rustplaats voor de soldaten uit de slijkerige loopgrachten. Bekende figuren als aalmoezenier A. Nobels zag men er opduiken; Franse «goumiers» op hun elegante arabische paardjes, met wuivende mantels, turbans en burnous, galoppeerden door de duinen, ze werden een familiair zicht in de gemeente; op het strand grepen voortaan treffende militaire parades plaats, waar soldaten om hun moed, persoonlijk door de koning werden vereremerkt. De Panne was ten slotte de hoofdstad geworden van een miniatuurlandje; koning George V kwam er een bezoek brengen aan onze vorst; de dorpskerk diende als slaapgelegenheid voor de soldaten. Op het einde van het jaar werd overgegaan tot het oprichten van een dagblad voor de soldaten, welke de naam ontving van «De Belgische Standaard». Het eerste nummer verscheen op 9 januari 1915, het redactiebureel onder leiding van E. P. Ildefons, werd ondergebracht op de dijk in de villa «Ma Coquille»; Juul Filliaert was reactiesecretaris; deze villa was een echte biekorf, een trefpunt voor soldaten, aalmoezeniers, intellectuelen en artiesten, waaronder August Van Cauwelaert.
Rondom het hotel Océan, rezen houten barakken op, dit gehele complex werd het gekende krijgshospitaal, waar koningin Elisabeth en Dr Depage het hunne bijdroegen tot leniging van morele en lichamelijke nood der gekwetsten. Midderwijl richtte men ook tentoonstellingen in, waar vooral Samuel De Vriendt en Joe English sukses oogsten.
Op 5 april 1915 werd prins Leopold alhier ingelijfd bij het 12e Linieregiment. Prinses Marie-José en prins Karel vertoefden meermaals in een schuitje op de kleine vijver achter de villa. Vaak zag men alhier ook officier Van der Cruyssen, de latere prior van de abdij van Orval. In augustus 1915 kwam president Poincaré en Millerand de koning opzoeken. Op de 29ste van die maand werd de nieuwe kapel van het hospitaal «Océan» ingewijd; na het beëindigen van de oorlog zou deze houten barak een onderkomen verschaffen aan de verminkte beelden, verzameld uit de stukgeschoten kerken van het frontgebied.
In het klooster van de «Blanwe Zusters» richtte men een steunfonds in voor België; het kantwerk dat alhier vervaardigd werd, vond heel wat afnemers op pro-Belgische dagen in het buitenland. Op 22 september werd de gemeente voor het eerst door een vliegtuig gebombardeerd waarbij negen doden te betreuren vielen.
Het jaar daarop zou men reeds gewoon geworden zijn aan dergelijke voorvallen, daar de zeppelins in aantal toenamen. Het was de deken van Ieper, E. H. de Brouwer, dienstdoend bisschop voor het laatst overgebleven strookje Belgische grond, die alhier prinses Marie-José kwam vormen. Op 9 april 1916 bezocht de Deense schrijver Joergensen de gemeente, als correspondent voor een Deens blad; de bekende Vlaamse schilder Emile Claus kwam, uitgenodigd door het koninklijk paar, vanuit Engeland naar de gemeente, om alhier een lange tijd door te brengen met schilderen en schetsen van het landschap, zee en duinen.
De werken van de vereniging «Kunst aan de Ijzer», welke de frontartiesten groepeerden, werden telkens te De Panne samengebracht om verzonden te worden naar tentoonstellingszalen in het buitenland; de animator was Dr Vermeylen. Vaak stond de hele gemeente in het teken van de kunst, ieder regiment stelde er prijs op de werken van zijn artiesten en liefhebbers naar voor te brengen; zo ontmoette men er de namen van de beeldhouwers Fontaine en Juan Bury, de schilders Karel Van Lerberghen, de Coninck, de gebroeders De Clercq, Massonet e. a. In de studiekring ingericht in het «Hotel de la Poste» las vaak Fritz Francken aldaar voor uit eigen werk. E. P. Hilarion Thans, schrijver van het boek «Mijn Oorlog», hield causerieën over zijn ontsnapping uit Holland, hij was verpleger in het hospitaal Cabour te Adinkerke; ook Dirk Vansina werd er vaak opgemerkt.
Te De Panne werd voor het eerst de voordrachtencyclus ingeluid op 3 December 1917 met E. H. Karel Elebaers, die sprak over «Idealisme en realisme in oorlogsliteratuur»; later kwam E. H. Cyricl Verschaeve aan de beurt en wel op 12 december met een voordracht over zijn "Judas». Op de marktplaats was de leeszaal van «De Belgische Standaard» ondergebracht, aldaar hield Filip De Pillecijn zijn causerie over «De leemten in de Vlaamse letterkunde». De grondlegger van het Fronttoneel Oscar De Gruyter hield af en toe declamatieavonden. Ondertussen vloeide het bloed in de IJzergrachten, heerste er paniek bij bombardementen en geplande Duitse offensieven en bleef de treurige stoet van gekwetsten naar het hospitaal Océan toevloeien. Bij Merkem, Belle, Armentiers, werd verwoed gevochten; aanvallen van duik- en kanonneerboten op de haven van Duinkerken grepen bijna onopgemerkt plaats, terwijl een jeugd doodbloedde op de Kemmelberg.
Na Georges Melloy, de bekende dichter, bracht het Fronttoneel op 30 Mei 1918 “Warenar” voor het voetlicht; intussen hing het tegenoffensief der geallieerden in de lucht. In de maand juli, werd een nieuw militair kerkhof aangelegd bij ”Moeder Lambik”, waar het kerkhof van Adinkerke volledig was ingenomen geworden. In de nacht van 27 september brak het groot offensief los. Op 16 oktober werd De Panne voor het laatst beschoten. Het vorstelijk paar ging te Duinkerken scheep en zette koers naar Oostende, waar koning en burgemeester wenend in elkanders armen vielen. Langzaam zou het IJzergebied terug opstaan uit zijn puinen, een periode van rust en vrede werd terug ingeluid, waarin De Panne zich zou opwerken tot een bekende badplaats; een bladzijde uit haar geschiedenis werd omgedraaid.

Duinengalm 10 oktober 1954
DOOR BERT BYNENS
Secretaris van de vroegere Plaatselijke Heemkundige Kring