De koninklijke familie in De Panne

villa Les Edelweiss en Les Obélias

De familie van koning Albert I kwamen reeds naar de kust vóór de oorlog.

Begin 20ste eeuw vertoefden prins Albert en prinses Elisabeth 's zomers steevast aan de Belgische kust. Ze namen hun intrek in gehuurde villa's in De Panne, Westende, Mariakerke en De Haan. (vb villa Les Edelweiss en Les Obélias op de zeedijk tussen de Zeilweg en de Halmenstraat) In tegenstelling tot hun oom en tante, Leopold II en Maria Hendrika, waren Albert en Elisabeth niet zo stijfdeftig. Hun kinderen, Leopold, Karel en Marie-José, zijn de eerste prinsjes die we naar hartelust zien ravotten op het strand. Voor de kinderen waren deze vakanties aan zee wel zeldzame gelegenheden om eens samen bij hun ouders te zijn. De rest van het jaar werden de kinderen toevertrouwd aan het personeel, en kon men moeilijk van een echt gezinsleven spreken. Naast hun officiële verplichtingen reisden Albert en Elisabeth veel naar het buitenland, zonder de kinderen, en bovendien verbleef Elisabeth gezien haar zwakke gezondheid geregeld langdurig in een buitenlands kuuroord. Zoals de kinderen van Leopold I en van Leopold II was de opvoeding van de prinsjes Leopold, Karel en Marie- José een zaak van kindermeiden, gouverneurs of gouvernantes en huisleraren. (toen Marie-José amper 9 was, werd ze al beloofd te trouwen met de Italiaanse kroonprins Umberto, omdat zij de enige Europese katholieke koningsdochter was. Het huwelijk vond plaats in 1930 en in 1946 werd zij koningin van Italië amper voor 33 dagen; maar ze is wel 94 jaar geworden)

Koning Albert I en Elisabeth in de "koninklijke villa's"

Over zijn nieuwe verblijfplaats zei koning Albert I "ze willen me uit België schoppen op de plaats waar mijn grootvader is binnen gekomen". Op 17 juli 1831 had Leopold I op die plaats inderdaad zijn koninkrijk betreden. De eens zo rustige zomerverblijven ernaast van de familie Bortier kregen ook een nieuwe bestemming.

Het vorstenpaar nam zijn intrek in de villa Maskens (links op de foto genomen vanuit de duinen).

De ruimere villa Albert I van Adile-Jacques Mulle de ter Schueren was voor de "Etat Major" (de ter Scheuren was getrouwd met kleindochter van Joseph Calmeyn nl. Louise Calmeyn). Daar ontving het vorstenpaar bezoekers, zoals de Franse president Poincaré, de generaals Foch, Joffre en Clémenceau en de Britse koning George V en zijn zoon, de latere Edward VIII. Tijdens hun vakanties in De Panne namen ook de drie prinsjes er samen met de hofdame en hun Engelse gouvernante hun intrek.

De villa Calmeyn (of paviljoen Bortier) huisvestte de administratie, de burelen van Jules Ingenbleek, secretaris van de koning, de ordonnansofficieren en de rijkswachters belast met de bewaking van de koninklijke familie. Het gebouw deed ook dienst als opslagruimte voor goederen die de koningin via oproepen in het buitenland bekwam en die bestemd waren voor soldaten, gewonden of noodlijdende burgers.

De vierde en meest westelijk gelegen villa SaintJoseph werd bewoond door Portugese zusters die door de antiklerikale regering uit hun land verdreven waren. Op vraag van de koningin hielden ze er een schooltje voor wezen open.

Op 26 oktober om 13 uur kwam de koning uit Veurne in De Panne aan, waar hij de koningin verwittigde dat zij onmiddellijk moest vertrekken omwille van de mogelijke doorbraak van de Duitse troepen en de eventuele onderwaterlating van de Moeren om Duinkerke te beschermen (plan Foch). Zodoende vluchtte ze naar het kasteel de Lovie in Proven van graaf Brouchoven. Op 27 oktober komt de koning even over naar Proven om te melden dat de slag om de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide gewonnen is dank zij de overstromingen; daarna kwam de koningin terug naar De Panne op 28 oktober 1914.

Op 2 november 1914 komt de Franse president Pointcaré naar De Panne samen met zijn minister van Oorlog Allexandre Millerand. Tijdens dit bezoek ontstond een vriendschap tussen beide staatshoofden, die op sommige kritieke momenten van de oorlog zeer doeltreffend was.

Ook de Belgische kabinetschef en minister van Oorlog Charles de Broqueville was hierbij (de enige minister die bij de koning was gebleven), maar op 4 november wekte hij de woede op van de koning omdat hij in "Le Petit Parisien" een uitspraak van de koning onthulde i.v.m. de toekomstige grenzen van Duitsland. Dit veroorzaakte het ontslag van het kabinet Broqueville.

Geregeld ging koning Albert naar het hoofdkwartier van het Belgisch leger te Veurne. Aanhoudende artillerie beschietingen in januari 1915 noopten de legerstaf tot een verhuis naar Houtem, een dorp op zeven kilometer van Veurne. Tot 1918 was het hoofdkwartier er gehuisvest in de pastorie.

Kroonprins Albert slaagde er, in tegenstelling tot zijn oom Leopold II, gemakkelijk in om niet herkend te worden. Zo genoot hij des te meer van zijn vakanties aan zee. "Ik heb een onfeilbaar middel om te weten of ik incognito ben gebleven': vertelde Albert ooit. "Als mijn adjudant in het restaurant voor mij bediend wordt, zit het goed." Diverse voorvallen beschreven in de pers bewijzen de eenvoud van het prinsen paar, dat gemoedelijk wist om te gaan met de bevolking. Zo verhaalt een krant van 24 juni 1903 een leuk voorval. Prins Albert reed per motocyclette door Koksijde. Hij stopte in een herberg voor een glas bier, waar vrouwen bloemenkransen aan het vlechten waren. Albert, die niet herkend werd, vroeg de bazin of er een feest op til was. De vrouw vertelde dat prins Albert zou voorbijkomen, waarop Albert vroeg of zij naar hem zou gaan zien. "Indien hij hier voorbijrijdt, ja. Doch, ik ga niet naar Veurne. Het is te vermoeiend en dan, prins Albert is toch maar een man gelijk de mijne ... niet waar, mijnheer." De krant Nieuws van de Dag van 30 juni 1906 leert ons hoe de kroonprins de dag doorbracht, toen hij in de villa Osterrieth verbleef. In die periode was Elisabeth zwanger van hun derde kindje, Marie- José.

"Prins Albert leeft zo eenvoudig mogelijk te Oostende. Hij staat vroeg op, dikwijls om 5 uur, en doet dan een lange wandeling per velo langs de zeedijk. Niemand vergezelt hem en rond 7 uur keert hij in de villa Osterrieth terug, voor het eerste onbijt. De prins werkt dan tot 11 uur, leest de dagbladen en, in afwachting van het tweede ontbijt om 12 uur gaat hij met de prinses zitten op een bank van de dijk.

's Namiddags doet de prins soms een uitstapje per automobiel of wandelt met de prinses op het strand. De toestand van de prinses laat haar geen lange wandelingen toe. Het diner wordt om 7 uur 's avonds opgediend; het is zeer eenvoudig. Om 8 uur doen de prins en de prinses een laatste wandeling op de dijk: hij is op zijn pantoffels en 'zonder fatsoen' gekleed, zij draagt een lange zwarte mantel en geen hoed. De prins, die buitengewoon tevreden schijnt, het gewoon 'hof etiket' te kunnen afschudden, rookt een lange stenen pijp. In de villa Osterrieth gaat men vroeg naar bed. Dokter Kufferath verblijft bestendig in de villa en zal haar maar na de geboorte die tegen midden juli verwacht wordt verlaten."

(Uittreksel uit: "Het Koningshuis aan de Belgische Kust")

Albert I en zijn familie op vlucht naar De Panne

Achteraan rechts villa Sint Joseph

De tweede villa Albert I is hier nog niet gebouwd

In de zomer van 1914 joeg de oprukkende Duitse legermacht meer dan 1,5 miljoen Belgen op de vlucht, onder hen ook de koninklijke familie. Toen de vijand Brussel naderde, zochten Albert en Elisabeth een onderkomen in het Koninklijk Paleis op de Meir in Antwerpen. Voor alle veiligheid bracht de koningin haar drie kinderen op 31 augustus naar Engeland. Terug in Antwerpen, wachtte ze met de koning tot net voor de val van Antwerpen om de stad te verlaten. Op 10 oktober kwamen de vorsten in Oostende aan, dat toen overspoeld werd door vluchtelingen en soldaten, en namen ze hun intrek in het Koninklijk Chalet. Het werd een kort verblijf, waarbij Elisabeth zich met dokter Leopold Mélis, hoofd van de gezondheidsdienst van het leger, inzette voor de evacuatie van de gewonde soldaten. Doch, op 13 oktober zat er voor het vorstenpaar niets anders op dan het bedreigde Oostende te verlaten en de eindeloze stoet soldaten en vluchtelingen op weg naar Nieuwpoort te vervoegen.De regering vlucht naar Sint Andresse met 2 schepen. Daar konden ze overnachten in de villa van grootgrondbezitter Benjamin Crombez op de zeedijk. Op de 13 de ondertekende Albert zijn beroemde dagorder:

"Verder zullen we niet wijken. De Fransen en de Engelsen staan vanaf nu aan onze zijde. Moge in de posities waarin ik u zal brengen uw blik uitsluitend voorwaarts zijn gericht en beschouwt u degene die het woord "terugtocht" uitspreekt zonder dat het uitdrukkelijk bevel daartoe is gegeven als een verrader van het vaderland".

Doch, Nieuwpoort was gezien het naderende oorlogsgeweld alweer een verblijf van korte duur. Albert en Elisabeth moesten op zoek naar een nieuwe verblijfplaats, één die zich in elk geval op Belgisch grondgebied bevond. De koning wou immers als opperbevelhebber zo dicht mogelijk bij zijn troepen blijven, en tegelijk voor zijn vrouw een veilig onderkomen hebben.

Koning Albert I keert terug naar Laken

En zo vlucht koningin Elisabeth op 15 oktober uit Nieuwpoort en neemt haar intrek in onze gemeente, in de voorlaatste villa naar de Franse grens toe. De Panne werd meteen de laatst mogelijke koninklijke residentieplaats op onbezet Belgisch grondgebied, alhoewel de koning nog tot 26 oktober in Veurne verbleef. De villa was eigendom van de familie Maskens, die naar Frankrijk was gevlucht. "Wij zijn als koekoeken in andermans nest getrokken", schreef Elisabeth hierover met schroom in haar dagboek. Buiten alle verwachting werd deze verre van comfortabele villa de woonplaats van de vorsten voor de volgende jaren. Er was geen stromend water, geen centrale verwarming en lange tijd boden enkel carbidlampen verlichting.

Op 18 oktober barst de Slag aan de IJzer in volle hevigheid los.

De koninklijke familie bleef in De Panne tot de zomer van 1917, toen het Belgisch leger in het kader van de Derde Slag bij Ieper de meest noordelijke sector (bij Nieuwpoort) overdroeg aan de Britten. Het gezin nam toen haar intrek in de kasteelhoeve Sinte-Flora, landelijk gelegen in de Belgische Moeren tussen Adinkerke en Houtem. Geregeld vertoefden ze wel nog in De Panne, waar de villa Maskens niet volledig ontruimd was, om er uiteindelijk op 31 juli 1918 opnieuw in te trekken.

Zonder noemenswaardige gevechten bevrijdde het Belgische leger op 17 oktober 1918 de middenkust, van Lombardsijde tot Oostende. Albert en Elisabeth brachten nog dezelfde dag, samen met de Britse admiraal Roger Keyes, een bezoek aan de badstad. Een Britse destroyer vaarde de vorsten van Duinkerke tot voor de haven van Oostende, waar ze overstapten in een klein bootje. Langs een ijzeren ladder bereikten ze de kaai en begaven zich naar het stadscentrum. In een-twee-drie herkenden Oostendenaars de bezoekers en stroomde een menigte toe om hen toe te juichen. Op het stadhuis wachtte een hartelijke ontvangst en werd menig glas gedronken op de bevrijding. Na een wandeling door de feestvierende stad scheepten Albert, Elisabeth en admiraal Keyes rond middernacht weer in. Door motorpech bleef de snelboot echter urenlang op zee rondzwalpen, totdat een Britse torpedojager het illustere gezelschap opmerkte en naar Duinkerke bracht.

Onvervaard maakten Albert en Elisabeth de volgende dag een vlucht, vertrekkend van op het Britse vliegveld Saint-Pol (Noord-Frankrijk), over de streek van Oostende en Giste!. Op 19 en 24 oktober piloteerde de Belgische luitenant Henri Crombez de vorst van op het strand van De Panne tot boven de bevrijde kuststreek en provincie. Prins Leopold, die intussen terug uit Eton was, kon evenmin zijn nieuwsgierigheid, bedwingen. Op 23 oktober maakte hij een dertig kilometer lange fietstocht via onder meer Oostduinkerke, Nieuwpoort en Lombardsijde. Hij exploreerde verlaten stellingen, al bij al een gevaarlijke onderneming gezien de overal verspreid liggende springtuigen.

Op 24 oktober verliet de koninklijke familie De Panne en betrok het kasteel van Loppem. Net als in 1914, volgde de koning en opperbevelhebber zijn troepen, doch ditmaal ging de tocht gepaard met feestelijke intochten. Officieel namen Albert en Elisabeth op 22 november, op de dag van hun plechtige intrede te Brussel, weer hun intrek in het kasteel van Laken.

Minder bekend is dat koningin Elisabeth na enkele dagen al terugkeerde naar De Panne en tot 18 februari 1919 in de villa Maskens verbleef. Waarschijnlijk had dit verblijf te maken met haar gezondheid. Het gerucht liep dat de koningin in Loppem een miskraam had gehad.

Na de oorlog zou de koninklijke familie nog geregeld in het Koninklijk Chalet in Oostende verblijven. Tijdens de bezetting hadden Duitse soldaten het gebouw niet mogen betreden, maar in de laatste dagen was er toch meubilair vernield. Het Noors chalet in Raversijde was reeds in oktober 1914 door Duitsers in brand gestoken. In 1930 zou prins Karel zijn interesse tonen voor dit domein toen hij aanpalende stukken duingebied aankocht.