Verdinaso
Verdinaso
Een goede inleiding op het Verdinaso staat in de Encyclopedie van de Vlaamse beweging.
Zie ook: https://www.jorisvanseveren.org/
Opmerkelijk: hoe de Nederlandse Inlichtingendienst Verdinaso in de gaten hield. Voor een fragment, zie ook hieronder
De beste artikelen over de Verdinaso-sfeer waarin Henk verkeerde, zijn van de hand van historicus Ruud Bruijns. Die artikelen werden gepubliceerd in het (overigens niet gemakkelijk te vinden) Jaarboek Joris van Severen. Een inhoudsopgave van de jaarboeken is overigens wel te vinden. Een overzicht van Bruijns artikelen staat hieronder. Zo ook een verslag van zijn bezoek aan Henk in 2010.
Verder staat het blad Hier Dinaso! op Delpher
Achter Henks keuze voor het Verdinaso zitten verschillende redenen. Een ervan is gelegen in het complex katholicisme <> fascisme. Een andere reden ligt bij het corporatisme. Een derde bij zijn visie op de geschiedenis, die van een zogenaamd Groot Nederland. Deze laatste is in Henks geval misschien wel de interessantste omdat eenzelfde visie hem veel later in zijn leven nog tot zijn specialisme, de cartografie van de 17 Provinciën, zou brengen.
Henks ideaal van een Groot Nederland gaat ver terug, tot het zogenaamde Middenrijk ofwel tot de tijd van kort na Karel de Grote, de negende eeuw, toen Europa in drieën werd gedeeld: het oosten (het latere Duitsland), het westen (het latere Frankrijk) en daartussen een Middenrijk dat liep van Friesland tot diep in Italië en naar zijn eerste keizer ook wel Lotharingen werd genoemd.
Dit laatste (Midden-)Rijk heeft niet lang bestaan. Na de dood van Lotharius in het jaar 855 werd het verdeeld onder diens zoons en vervolgens nog verder opgesplitst. Maar aan het eind van de Middeleeuwen kende het een opleving in een rijk dat liep van midden Frankrijk tot Friesland: het beroemde en vaak betreurde Bourgondië. Het Nederlandse deel hiervan viel in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw nog verder uit elkaar, in het latere Nederland, België en nog wat stukjes Frankrijk en Duitsland. Het Franse deel ging op in Frankrijk.
Maar de droom van een Middenrijk dan wel Bourgondië bleef op de ene of andere manier bestaan en beleefde in de eerste decennia van de twintigste eeuw zelfs een opleving. Een van de redenen hiervoor was de voortdurende animositeit tussen Frankrijk en Duitsland dan wel drie oorlogen waarvan er twee oversloegen op ‘heel de wereld’, ‘wereldoorlogen’ werden dus. Als er een Middenrijk, een derde continentale grootmacht of eventueel een (zeer) groot Nederland bestaan zou hebben, aldus een gedachte die velen koesterden, onder wie dus ook mijn vader, zouden deze oorlogen wellicht niet plaatsgevonden hebben.
Een eventueel tweede reden voor de populariteit van het Middenrijk in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw, is van geheel andere orde en moet gezocht worden bij het succes, althans bij mensen als mijn ouders, van Johan Huizinga’s grote boek over de Bourgondische tijd, Herfsttij der Middeleeuwen. Hierin wordt een wereld beschreven zo vol kleur, pathos, geloof en schoonheid dat katholieke idealisten als mijn ouders nauwelijks anders konden dan ernaar verlangen.
Vandaar ook dat Henk zijn ogen uitgekeken moet hebben toen hij op 29 augustus 1937, nog geen 21 jaar jong, in het Antwerpse sportpaleis aanwezig was bij een van de Verdinaso Landdagen. Wat een spektakel!
Onder indrukwekkende stilte werd het appèl gehouden van de oude zeventien gewesten die eertijds het gebied besloegen dat nu ingenomen wordt door de Staten van Nederland en België. Leden van de Jeugdformatie plaatsten zich met een schild, waarop de namen der gewesten één voor één naast elkaar aan de rand van het podium. De vervlogen eenheid werd herdacht, de huidige gebrokenheid gedemonstreerd door het opmarcheeren van de Belgische en Nederlandsche vlag beide gedragen door oud-strijders der beide landen. Tusschen deze vlaggen in, beide overkoepelend plaatste zich de standaard der nieuwe eenheid, die van het Verdinaso. Het Prinsenlied weerklonk en achter het spreekgestoelte tegen den wand van vlaggendoek verscheen een reusachtige kaart waarop geteekend het Dietsche Imperium Nederland en België met hunne koloniën. Voor deze kaart plaatste zich Joris van Severen en begon zijn les, sober en ernstig, behandelend de houding die op den weg naar het Dietsche Imperium, het Verdinaso aanneemt.
Joris van Severen, lino van Frans van Immerseel
Henk bewaarde wel een stuk of tien van dit soort entreekaartjes
Het lidmaatschap van de NSB ging bij Henk en andere Verdinaso-leden vanzelf. Eind 40 (zie Henks handschrift boven de foto rechtsonder) ging het Verdinaso collectief over naar de NSB en werd Henk dus, of hij 't wilde of niet, NSB-lid.
In verband hiermee bevindt zich onder Henks papieren een interessant schrijven, ‘strikt vertrouwelijk’ zoals erboven staat, ‘mag niet aan buitenstaanders getoond worden’. Het is een lijst van deelnemers aan een vergadering op 16 december 1937. Er staan eenendertig namen op. Daaronder die van mijn vader maar ook die van minstens tien anderen die me zowel uit zijn levensverhaal als uit mijn jeugd bekend voorkomen. Enkelen van hen behoorden in de jaren zestig en zeventig zelfs tot de vaste bezoekers van ons huis, ook nog nadat mijn vader verdwenen en mijn moeder alleen achtergebleven was. Onder hen schoenhandelaar Wim Coenen, handelsagent (zoals op de lijst staat) Martin Dijkstra, mijningenieur en uitgever Tinus Wijnhoven en econoom Cees Swarttouw. Tot lang na de Tweede Wereldoorlog kwamen ze allemaal bij ons over de vloer.
Een fragment uit een rapport van de Nederlandse Veiligheidsdienst over het Verdinaso. De rapporten zijn te vinden op de website van de KNAW. Onderstaande is uit het jaar 1936
uit: R. Bruijns, ‘Dinaso-Studentenactie in Nederland’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 11 (2007) pp. 93-132.
In het gedenkboek ‘Oh Augustinus, 100 jaar LSV Augustinus’ uit 1993 wordt opmerkelijk genoeg de radicalisering van de Katholieke studenten in de jaren dertig behandeld in de 100-jarige historie van de vereniging. Opmerkelijk, aangezien ‘Augustinus’ al sinds jaar en dag geen Katholieke vereniging meer is en omdat een gedenkboek nu eenmaal niet is bedoeld om de spreekwoordelijke vuile was buiten te hangen. Er wordt overigens in het gedenkboek een interessant getuigenis over het Verdinaso afgelegd door het echtpaar Van Iersel, dat in het bestuur 1945/1946 zat: “Het was een kleine groep mensen maar wel met invloed en erg fel. Vorming hadden ze hoog in hun vaandel staan en ze hadden de gewoonte om op ledenvergaderingen eindeloos het woord te voeren.” Wie waren die Dinaso’s dan toch?
In Leiden was al vroeg een levendige interesse in de zogenaamde ‘Katholieke staatkunde’, met andere woorden Katholieke politiek. Vanaf 1922 verscheen reeds het tweewekelijkse blaadje Katholieke Staatkunde van dr. E.G.H. Verviers, privaatdocent in de economische en sociale politiek aan de Rijksuniversiteit Leiden. Verviers wordt ook wel ‘de eerste fascistisch denkende politicus onder de Nederlandse katholieken’ genoemd. In het academiejaar 1932/1933 was de ‘Katholieke staatkunde’ de rode draad door het merendeel van de lezingen die werden gegeven op de Katholieke studentenvereniging ‘Sanctus Augustinus’. Prof. Dr. J.H Niekel opende met de rede ‘De Katholieke leer over doel en inrichting der maatschappij’, Prof. Dr. J.A. Veraart sprak over ‘Toepassing van katholieke principes aangaande overheid en volk op de politiek’, Prof. Dr. C.C. Berg hield een lezing over ‘Toepassing van de katholieke principes aangaande overheid en volk in de koloniale gebieden en het betoog van Ir. H. de Goey had als titel ‘Toepassing van katholieke principes aangaande overheid en volk op de maatschappij in socialen zin’.
Als we kijken naar de namen van de sprekers dan zien we drie sprekers terug die verbonden zijn met de ‘radicale jongeren’, namelijk Prof. Dr. C.C. Berg, Prof. Dr. Veraart en Ir. H. de Goey. Toen enkele leden van het Katholiek Jongeren Verbond in 1931 een radicaal antidemocratisch en antikapitalistisch manifest uitvaardigde, was Prof. Dr. Berg bereid zijn naam daaraan te koppelen, waarbij hij werd geflankeerd door de namen van vroegere Heemtrekkers en latere Dinaso’s als Jacques Stolte en Mr. André Peters. Prof. Dr. Veraart stichtte reeds in de jaren ‘20 het Verbond ‘Sint Michaël’, dat antidemocratisch was en ageerde tegen de RKSP. Ir. H. de Goey was een voormalig Delfts student en lid van Sanctus Virgilius en is in die tijd te rekenen tot degenen die het Verdinaso onder studenten promootte. Het gaat wat ver om te stellen dat de Dinaso’s de toon aangaven in de politieke discussie binnen ‘Augustinus’, maar we kunnen wel zeggen dat de Dinaso-gezinden van zich lieten horen in deze discussie en dat er veel sympathie was in academische kringen.
Ik heb weinig kunnen terugvinden over de precieze aantallen Dinaso’s binnen ‘Augustinus’ en de gevolgen van hun aanwezigheid binnen de vereniging. Zelfs als het gaat om namen van actieve mensen is het moeilijk te achterhalen wie er daadwerkelijk lid waren van de Dinaso-studenten, maar ik schat dat het er waarschijnlijk niet meer dan tien zijn geweest. De enige naam die naar voren komt is die van de ‘Augustijn’ en medicijnenstudent A.Th.L.M. (Toon) Mertens, die voor het eerst op de voorgrond trad bij het protest tegen het wegzenden van pater Van Sante. Hij werd in 1934 nog een keer door Joris van Severen in het Verdinaso-weekblad Hier Dinaso! geprezen als voorbeeld voor de andere Dinaso-studenten, omdat hij ook tijdens de vakantie intensief leden en abonnees wierf in zijn woonplaats Heythuizen in Limburg. In 1936 stond hij in Hier Dinaso! nog te boek als contactpersoon voor het Verdinaso in Leiden.
Toch staat vast dat de interesse voor Katholieke politiek al vroeg bestond onder Katholieke studenten in Leiden. We kunnen ook vaststellen dat de politiek een belangrijk onderwerp van discussie was binnen de lokale Katholieke studentenvereniging en dat de standpunten van de Dinaso-studenten zelfs konden rekenen op de instemming van een aantal goedgebekte intellectuelen. Zoals het echtpaar Van Iersel hierboven al getuigde, kunnen we vaststellen dat de Dinaso’s getalsmatig weliswaar niet zo groot waren, maar dat zij toch behoorden tot het meer intelligente en actieve deel van de vereniging.
R. Bruijns, ‘Dinaso-Studentenactie in Nederland’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 11 (2007) pp. 93-132.
Zie hieruit een fragment op deze pagina
R. Bruijns, ‘Ernst Voorhoeve, Joris van Severen en het Verdinaso Nederland’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 12 (2008) pp. 106-130.
R. Bruijns, ‘De nationale Volkshulde aan Willem van Oranje en het Verdinaso’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 13 (2009) pp. 101-110.
R. Bruijns, ‘Prof. dr. Willem Pompe en Joris van Severen’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 13 (2009) pp. 141-150.
R. Bruijns, ‘Het streven naar een grootser Nederland, of het Verdinaso in de stad Utrecht’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 14 (2010) pp. 151-172.
R. Bruijns, ‘Race tegen de klok, of de poging van het Verdinaso in Nederland tot de vorming van een Benelux avant la lettre’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 14 (2010) pp. 173-194.
R. Bruijns, ‘Pieter Geyl en Joris van Severen’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 15 (2011) pp. 107-122.
R. Bruijns, ‘Joris van Severen en Nederland’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 20 (2016) pp. 57-72.
R. Bruijns, ‘Edmond Willem Pieter van Dam van Isselt, rusteloos ijveraar voor de Benelux’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 23 (2019) pp. 127-144.
R. Bruijns, ‘Hans de Goeij. Studentenleider, katholiek revolutionair en Dinaso’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 24 (2020) pp. 39-62.
R. Bruijns, ‘De gebroeders Stolte en het Verdinaso’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 25 (2021) pp. 117-152.
R. Bruijns, ‘Gerard van der Horst en het Verdinaso in Nederland’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 26 (2022) pp. 51-80.
R. Bruijns, ‘De relatie Wouter Lutkie, Joris van Severen en het Verdinaso nader bekeken’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 27 (2023) pp. 5-46.
R. Bruijns, ‘A.Th.L.M. Mertens van Dinaso-student tot rector magnificus’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 28 (2024) pp. 83-104.
R. Bruijns, ‘In het spoor van Uilenspiegel – de gebroeders Manche in het Verdinaso, de kunst en de oorlog’ in: Maurits Cailliau (red.), Jaarboek Joris van Severen 29 (2025) pp. 89-140.
Midden juni 2010 bracht ik een bezoek aan Henk van der Heijden in Steensel, gelegen in de Acht Zaligheden, net onder Eindhoven in de Kempen. Het was een hele odyssee om er te komen.
Van der Heijden is een kranige en potige man, zeker meer dan twee meter lang, en fysiek zeer soepel voor zijn leeftijd (94 jaar). We hebben kennisgemaakt en zijn begonnen met het vertellen van ons levensverhaal en hoe we tot het Verdinaso zijn gekomen. Er bleken veel verrassende overeenkomsten: hij kwam ook uit een Rooms-katholiek milieu en heeft in Leiden gestudeerd. Hij heeft zich destijds ook geërgerd aan de verlinksing onder studenten en is eveneens door bezoek aan de hoogstudenten Vlaanderen begeesterd door de Heel-Nederlandse gedachte.
Van der Heijden vertelde mij ook over zijn tijd als vliegenier tijdens de meidagen van 1940. Hij heeft vier vluchten uitgevoerd, waarbij hij steun gaf aan Nederlandse troepen op de Grebbeberg en heeft getracht de Moerdijkbruggen - die in Duitse handen waren - te raken.
Hij heeft Voorhoeve gevolgd in de collaboratie en is in 1942 bij Wiking aan het Oostfront in de Kaukasus terechtgekomen. Hij heeft ook de terugtocht meegemaakt en de poging om het 6e leger in Stalingrad te ontzetten. Hij ziet het achteraf als een dwaze beslissing om dienst te nemen in de Waffen-SS.
Tijdens de oorlog heeft Van der Heijden als jurist vele interessante personen leren kennen, waaronder volkenkundige Jan de Vries en de jurist Carl Schmitt. Hij heeft nog bij Schmitt gelogeerd in Berlijn en ontving Schmitt's jongste boek via de veldpost in de Kaukasus waar hij het in de loopgraaf heeft zitten lezen. Nadat hij zwaar gewond is geraakt is hij zich gaan toeleggen op een juridische loopbaan, maar door de bevrijding is er een streep door die rekening gezet. Hij heeft zeker tot 1953/1954 vastgezeten en was aanvankelijk veroordeeld tot 15 jaar.
Nog steeds kijkt Van der Heijden met trots terug op zijn periode bij het Verdinaso. Hij is omstreeks 1936/1937 lid geworden en heeft alle landdagen bijgewoond. Hij heeft Van Severen gezien, maar uiteraard was hij als jonge student te onbeduidend voor een persoonlijke ontmoeting met de leider. Wel herinnerde hij zich de vele Nederlandse Dinaso's zoals De Goey, Ypma, Jules Froger, enz. Hij zei met trots in zijn stem dat hij naast ene Bart Saris uit Amsterdam de laatste levende Nederlandse Dinaso is.
Hij vroeg mij wat mij aantrok aan Van Severen. Ik zei dat ik zijn ontwikkelde persoonlijkheid, zijn stijl en zijn heldere politieke boodschap mij aanspreekt. Bijvoorbeeld het feit dat hij zonder pathos sprak en geen applaus wilde na een redevoering. Van der Heijden motiveerde het als volgt: 1. Verdinaso was rechts; 2. Verdinaso had stijl; 3. Verdinaso was Groot-Nederlands. Hij zei dat hij volkomen achter de Nieuwe Marsrichting stond. Toen hij in Leiden op een boekenmarkt een prent vond van de XVII Provinciën viel bij hem het kwartje - Nederland en België waren ooit één land.
Zijn motivatie om zich bezig te houden met de XVII Provinciën komt rechtstreeks voort uit zijn Dinaso-overtuiging, dat heeft hij tegenover mij bevestigd. Hij is begonnen met het verzamelen van alle prenten waar de XVII Provinciën op staan, wat destijds niet duur was want niemand gaf er iets om. Daarna is hij daar onophoudelijk over beginnen te publiceren en heeft hij talloze tentoonstellingen erover verzorgd, waardoor deze prenten nu wel zeer in trek zijn en de prijs navenant is. Ik moest daar wel om lachen en bedankte hem voor deze 'marketingtruc'.
Op zijn tachtigste is Van der Heijden aan de K.U. Leuven gepromoveerd op de cartografie van de XVII Provinciën. Zodoende heeft hij zich weer opgewerkt tot de hogere kringen. Hij heeft mij een foto laten zien met hem in gezelschap van prins Willem-Alexander en de Spaanse kroonprins in het kader van een tentoonstelling over de kaarten van de XVII Provinciën. Toen kwam ook de schelm bij hem naar boven: "Ze zouden eens moeten weten dat ze naast een man staan die ooit in een SS-uniform rondliep." Zijn vrouw vond deze grap wat minder geslaagd.
We hebben ook gesproken over mijn publicaties die ik hem grotendeels heb opgestuurd. Hij vroeg mij ook navraag te doen over het graf van Henri Bruning en Ernst Voorhoeve. Hij wilde ze nog voor zijn dood bezoeken. Deze vragen heb ik dan ook reeds uitgezet. Van der Heijden en zijn vrouw zijn heel hartelijke mensen en ze vonden het erg fijn dat ik toch maar van ver was afgekomen, alleen om hem een keer te ontmoeten. Ze drukten mij op het hart dat ik welkom was om weer een keer te komen. Dat ga ik deo volente doen, want hij weet heel veel over het Verdinaso-Nederland.