uit een brief aan Louis Knuvelder (Albert Kuyle) d.d. 4 nov 1947
Ooit schreef Miep een lang gedicht van de liefde tussen haar en Henk. Wanneer zij dit gedicht, Lied van de Mei, schreef, weet ik niet. Vermoedelijk toen Henk in Rusland of Kroatië zat. Of ze het toen ook afgemaakt heeft, weet ik evenmin. In ieder geval verscheen het pas veel later, na de oorlog, in 1949 - en wel bij Uitgeverij De Koepel in Nijmegen, in de zogenoemde Sleutelbloemreeks.
Henk had bij de uitgave van dit kleine epos een belangrijke rol gespeeld. 'Wanneer ik ons Lied van de Mei weer doorlees, snijdt mij een bittere pijn door het hart,' schrijft hij in maart 1947 vanuit Kamp Duindorp. De tekst is dan nog niet verschenen. Vandaar dat Henk in diezelfde maand en na een gesprek met Henri Bruning (die eveneens in Duindorp gevangen zit) voorstelt hem aan een uitgeverij aan te bieden. Bruning, zo schrijft Henk, wil best een goed woordje doen maar wel pas als hij weer vrij is. Aan dit voorstel voegt Henk ook nog het zinnetje toe 'laat het jaartal maar weg'. Dit bevestigt de veronderstelling dat de tekst uit de oorlog dateert. Zo doet overigens ook de inhoud, zie bijgaande fragmenten.
Bij nader inzien was de uitgave van Het lied van de Mei niet verstandig. Met name ééń couplet schoot de (weinige) recensenten in het verkeerde keelgat, vooral de zin waarin de Geuzen worden genoemd. De Geuzen, zo heette Nederlands eerste verzetsgroep. Een man die in Duitse dienst aan het front strijdt, met hen vereenzelvigen gingen stappen te ver. Dat vond Miep bij nader inzien zelf overigens ook.
Maar verder? Ontroerend, dat zeker. En her en der ook best mooi.