Henk heeft tot twee keer toe op de Junkerschule in Bad Tölz gezeten. De eerste keer kort, van 12 aug. tot 12 sept 1942, de tweede keer langer, van 6 juni tot 2 oktober 1943. De eerste keer maakt Henk deel uit van de 8. Kriegs-Junker-Lehrgang, de tweede keer van de 2. Lehrgang für germanische Offiziere. Van beide klasjes is iets meer bekend. Zie hieronder.
Officier?
‘Tot mijn onuitsprekelijke verbazing heeft men mij vanaf ’t eerste moment als officier behandeld,’ schrijft Henk in zijn eerste brief vanuit Bad Tölz aan Miep.
Ik slaap tezamen met enkele officieren en eet in het casino, hoewel ik nog als Junker (zonder onderscheidingstekenen) rondloop. Het is een wonderlijke wereld. Je bereidt je voor op een beestachtige recrutentijd en ware schreeuwerij en je komt in een poepchic casino. Ik wantrouw dezen toestand echter ten zeerste. Klingenberg is momenteel weg en mijn rang zal door hem worden vastgesteld.
En inderdaad, enkele dagen later:
Inmiddels is mijn positie duidelijk. Ik word inderdaad voorlopig niet als Ustuf. (Untersturmführer) beschouwd en begin gewoon als 'Junker', de eerste tijd in den rang van SS Mann. Ik zal echter vermoedelijk vrij snel stijgen.
Al na een week les ging het gezelschap, zoals beloofd, naar Salzburg, naar de Festspiele waarbij men al op de avond van aankomst, dinsdag 25 augustus, Figaro’s Hochzeit van Mozart te zien kreeg. Volgt een reisje door de bergen, een bezoek aan Hitlers woonstee in Berchtesgarden, een tochtje over de Königsee en nog een avondje Festpiele. Vakantie dus. Maar zo plezierig was de opleiding niet altijd. Enkele dagen na dit snoepreisje trok Henk met zijn klas naar Münsingen, bij Ulm, een paar honderd kilometer in westelijke richting. Daar lag sinds lang een zogenoemde Truppenübungsplatz. ‘Wij zijn hier nu een dag of vijf,’ schrijft hij op 6 september aan zijn ouders, ‘en zullen hier nog een 12-tal dagen blijven.
Kiekjes i.v.m. het uitstapje dat de Junkers eind aug. 1942 maakten, kort daarop werd Henk van school geschopt en naar het front gestuurd.
Akkerman, Reinier Pieter Marius, geb. 12.09.1921, Mexico-City SS-StaOju. 01.12.1942 Gestorven, zie necrologie Henk in Studentenfront
Drunen, Andries Gerardus van, geb. 06.07.1909, Batoedjadjar (Ind.) SS-Junker (verwijderd) https://sites.google.com/site/vreemdekrijgsdienst/d, dus nog in leven na oorlog
Duren, Leendert van, geb. 17.01.1922, Wemeldinge SS-StaOju. 20.05.1943
Goethem, Herman van, geb. 26.04.1923, Gent (België) SS-Junker (gezakt), Sneuvelde aan het oostfront en nadien was er op de Gentse markt een publieke herdenking waarbij een ‘Herman Van Goethem vaandel’ plechtig werd overhandigd aan de plaatselijke SS-afdeling.
Havik, Johannes Wijnand , geb. 05.05.1923, Groningen SS-StaOju. 01.12.1942, https://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_Havik
Heijden, Henricus Antonius Maria van der, geb. 12.11.1916, Amsterdam (11.09.1942 verwijderd)
Hols, Martinus Gerard Hendrik, geb. 23.08.1920, Batavia (Ind.) SS-StaOju. 01.12.1942, genealogische gegevens via my heritage
Norden, Johannes Joseph, geb. 02.10.1917, Varazze (Italië) SS-StaOju. 01.12.1942
Peeze Binkhorst, Aloysius Hendricus, geb. 21.04.1920, Delden SS-StaOju. 01.12.1942, overleden in Narwa, https://www.genealogieonline.nl/stamboom-hans-meijer/I23727.php
Scheers, Paul George, geb. 24.05.1921, Noordbroek SS-StaOju. 01.12.1942
Semeijn, Johannes Jacobus Gerardus, geb. 15.03.1922, Amsterdam SS-Junker (gezakt)
Slot, Hendrik Jan, geb. 24.12.1909, Batavia (Ind.) SS-Junker (verwijderd)
Smits, Hugo Frederik, geb. 04.02.1918, Batavia (Ind.) SS-StaOju. 01.12.1942 Overleden in Polen, 1945, zie Open archief
Tant, Johan, geb. 14.10.1923, Amsterdam SS-Junker (gezakt)
Verkerk, Jan Jacob Willem, geb. 21.08.1916, Oegstgeest SS-StaOju. 01.12.1942
Op 19 febr 1943 publiceerde het SS blad Storm van de hand van Hugo Smits, een van Henks klasgenoten, een reportage over de Junkerschule in Bad Tölz.
Het was een van de vele artikelen die over de school verschenen. Er bestaat overigens ook bewegend beeld.
In juni 1943, een klein jaar nadat hij er voor de eerste keer was geweest, keerde Henk naar Bad Tölz terug. Nu kwam hij er in geheel andere gedaante: als gedcecoreerd, ervaren Duits officier. Nu ook maakte hij de opleiding wel af. En dit keer, zie het boek, zat ook Miep langdurig in de buurt.
Over Bad Tölz is best veel geschreven. Ik gebruikte met name Jay Hatheway. In Perfect Formation. SS Ideology and the SS-Junkerschule-Tölz uit 2004 en Himmlers Lehrer van Hans-Christian Harten uit 2014.
Goed ook zijn twee Duitse Wikipedia-pagina's, een over Junkerschulen in het algemeen en een over Bad Tölz in het bijzonder.
Een paar relevante documenten: Henks diploma van Bad Tölz, een brief aan Miep met een tekening van de kazerne, een brief aan zijn ouders en een briefje waarin hij Miep vertelt dat ze in de bibliotheek van de kazerne aan het werk kan gaan.
Zoals uit de studies van Hatheway en Harten ook blijkt ging de meeste aandacht uit naar de vakken die met ideologie te maken hebben: rassenkunde, geschiedenis, politieke vorming en zoiets als, wat in Bad Tölz heette, Lebensgesetzliche Grundlage ofwel 'de wetten van het leven'. In een korte omschrijving van het leerplan staat hierover ondermeer:
Erkenntnis: auch der Mensch ist den Gesetzen des Lebens (Kampf, Vererbung, Auslese usw.) unterworfen. Der Nationalsozialismus hat als biologisch begründete Weltanschauung diese Gesetze zur Grundlage seines Handelns, Denkens und Fühlens gemacht. Zu behandeln sind: die Lebensgesetze (z.B. Rasse, Vererbung, Kampf ums Dasein usw.) allgemeine Bedeutung der Vererbungslehre für Rassenkunde und Rassenpolitik, die Rassen Europas, Rasse und Kultur, die rassische Zusammensetzung der europäischen Völker, Rassenpflege und Erbpflege.
Je zou hopen dat Henk dit soort gedoe langs zich af liet glijden en dat is inderdaad ongeveer ook wat hij in zijn autobiografie schrijft.
Ik herinner mij dat wij eens een opstel moesten schrijven over 'Der Sinn dieses Krieges'. Wij vonden die titel al erg genoeg en ik vertelde mijn kameraden dat ik met opzet alle kreten die rondom ons zo kwistig werden rondgestrooid achter elkaar in een zo fraai mogelijk zinsverband zou opschrijven. Nu was het op de Junkerschule de gewoonte schriftelijke arbeid altijd onder nummer in te leveren en te laten nakijken door anderen dan de eigen leraren. Toen dan ook bekend werd gemaakt dat ik de beste arbeid geschreven had van allemaal, ging er een gebulder van het lachen door de klas.
Dit geloof ik. Tegelijkertijd geloof ik niet dat Henk bij al die Nazi-onzin vraagtekens zette want dan zou hij het in Bad Tölz niet uitgehouden hebben. En dat deed hij wel.
Er zijn nog wel fraaiere en subtielere voorbeelden van de wijze waarop de aanstaande Junkers opgeleid werden. Zo vertelt Harten in zijn boek over de ideologische scholing van SS'ers over een paar culturele avonden in de maanden juni-juli 1943 - avonden dus die Henk welhaast zeker bijgewoond heeft. Op een van die avonden, eind juni, hield professor Otto Daube een lezing over 'Der heroische Gedanke in der deutschen Kunst' terwijl professor Karl Blessinger ruim een week later een verhaal hield over - hoe verzin je het? - 'Musik als Kampfmittel des Judentums'. Weer ruim een week later, op 16 juli, werd er niet zozeer gesproken als gespeeld - en wel door niemand minder dan de beroemde pianiste Elly Ney. Maar ook zij had uitgesproken opvattingen over muziek en die zullen die avond zonder twijfel ter sprake zijn gekomen.
Eerst die lezing over heroïek in de Duitse kunst van Daube. Hij (1900-1992) was een uitgesproken Wagner-adept, muziekdocent, componist, oprichter en langdurig voorzitter van de Bayreuther Bund der deutschen Jugend. Een nationaalsocialist was Daube vanzelfsprekend ook, sinds 1934. Als zodanig vervulde hij tal van rollen in het onderwijs, onder meer als Reichsreferent van de Nationalsozialistischer Lehrerbund (NLSB). Het was zonder twijfel in laatstgenoemde functie ook dat hij gedurende maar liefst twee avonden in Bad Tölz aanwezig was.
Een fanatieke nazi was Daube echter niet. Tegelijkertijd lag hem het begrip heroïsch in de mond bestorven terwijl het niet ingewikkeld is een verband te leggen tussen dat begrip en de nationaalsocialistische ideologie. Zo ging in nogal wat intellectuele nazikringen (geen contridictio in terminis zoals veelal opgemerkt wordt, er waren tal van nationaalsocialistische intellectuelen) de uitdrukking Heroischer Realismus rond. Een dergelijke vorm van 'realisme' stond voor de wil en het vermogen om in een verloren positie, aan het front of in het leven, toch vol te houden. Eigenlijk was een dergelijke heroïek niets anders dan een door het nationaalsocialisme geactualiseerde vorm van Nietzsches gevaarlijk leven. Het is niet moeilijk te zien dat Henk zo'n gedachte ook toegedaan was zoals het zeker is dat Daube in zijn lezing met dergelijke noties speelde. Zo zal hij vermoedelijk beweerd hebben dat het veelvoudig voorkomen van heroïek in de Duitse kunst een bewijs was van de heroïek van het Duitse volk. Dat soort, in ben geneigd te zeggen, kletskoek. Interessant is vooral dat het heroïsch realisme een antwoord zou zijn op de identiteitscrisis van de moderniteit die vanzelfsprekend gekenmerkt werd door een tegenovergestelde houding, sceptisch escapisme of iets in die trant. Daube, Wagner-kenner bij uitstek, zal ook dat beklemtoond hebben, temeer omdat hij steeds weer beweerde dat Wagners muziek een Duits antwoord was op de westerse moderniteit. Ik weet bijna zeker dat mijn vader bij dit soort beweringen instemmend geknikt heeft. Echo's hiervan weerklinken zelfs in zijn liefdesbrieven.
Oja, mijn teer Miepke, 'lievig' moeten wij nooit tegen elkaar zijn. Daarvoor zijn wij beiden teveel natuurmenschen. Ik maak liever eens heerlijk heftig ruzie, waar een zalige verzoening op volgt dan dat ik altijd 'lievig' ben. Dat doet mij aan suikerbeestjes denken.
Pijnlijker dan die van Daube was de lezing van Blessinger over joodse muziek. Evenals Daube was Blessinger (1888-1962) componist, dirigent en wetenschapsman. Hij werd al vroeg (1932) lid van de NSDAP. Hij was gespecialiseerd in joodse muziek en is nog altijd bekend vanwege zijn in 1944 verschenen boek Judentum und Musik, een bewerking van een eerder boek, uit 1938, met de titel Mendelssohn, Meyerbeer, Mahler. De strekking van Blessinger's betoog is eenvoudig te bedenken, temeer omdat zij deels een echo is van Wagner's beroemde pamflet uit 1850, Das Judenthum in der Musik: Joodse muziek zou kosmopolitisch en dus ontworteld zijn. Maar dat niet alleen: Joodse muziek speelde ook een (te) grote rol in de Duitse cultuur. Ergo: joodse muziek had de Duitse cultuur besmet, 'Verseuchung des deutschen Musiklebens durch das Judentum' zoals dat heet. Zo draagt een van de hoofdstukken in Blessingers boek de titel 'Der Jude als Kulturparasit'. Daarin staat onder meer:
Zu den gefährlichsten dieser jüdischen Propheten gehört Gustav Mahler, der als Mißdeuter deutscher Musik in seiner Eigenschaft als Hofoperndirektor in Wien wie als Symphoniker eine unmittelbare und mittelbare Wirkung von größtem Ausmaße ausgeübt hat, indem er sich als reiner Idealist und als Vorkämpfer edelster deutscher Kunst tarnte, während er in Wirklichkeit ausschließlich den jüdischen Herrschaftszielen diente.
Joden gebruikten de muziek dus als een soort Paard van Troje. Terwijl ze deden voorkomen alsof ze de kunst dienden, waren ze in feite slechts met een machtsspel bezig. Het lijdt geen twijfel dat Blessinger op die avond van 6 juli 1943 dit soort dingen gezegd heeft. Ik zou willen dat ik wist dat mijn vader ze geërgerd aangehoord had. Ik ben bang dat het niet zo is zoals ik vermoed dat ook de Beethoven-muziek die Elly Ney kort daarop speelde in zijn oren beter klonk omdat hij wist dat de pianiste het heroïsche daarin als het 'Wesen nordischer Musik' zag.
Pijnlijk allemaal maar daarom, helaas, niet minder waar,
Tijdens zijn tweede verblijf in Bad Tölz brachten Henk en zijn klasje ook een bezoek aan het nabijgelegen kamp Dachau. Daar kreeg hij te zien wat Mussert ruim twee jaar eerder ook te zien had gekregen - denk aan de beroemde film over Theresienstadt: een leugen. Pas later realiseert Mussert zich het. 'Ik was dus in Dachau in 1941. Het was prachtig. De menschen waren in de vrije lucht: ze schilderden, bakten, tuinierden. Ze zagen er goed uit en glimlachten. Natuurlijk, daar ben ik later wel achtergekomen, heb ik de tentoonstellingsafdeeling gezien.'