De strijd tussen NSB en (Nederlandsche of Germaansche) SS is zo complex dat zelfs In 't Veld niet in staat is deze volledig te behandelen. Vandaar dat hij, na een inleiding over de zomer van '40 de klemtoon legt op vier momenten. Dat zijn, in de woorden van In 't Veld (de bullets zijn van mij, cvdh).
Dat touwtrekken [tussen NSB en SS] om en over de Germaansche SS hoeven wij hier niet in alle details door de hele bezettingsperiode heen te volgen. Wij bepalen ons hier tot de hoofdlijn, door vier confrontaties tussen Mussert en de SS gemarkeerd:
de mislukte poging van de SS om de Nederlandsche SS medio 1941 op Hitler te beëdigen
voorts het doordrukken van de eed en daarmee de plechtige overdracht van de Nederlandsche SS aan Himmler in mei 1942
dan medio 1943 een hevige crisis in de nazi-gelederen, die bijna tot een openlijke breuk tussen Mussert en de Duitsers leidde
en tenslotte in de voorzomer van 1944 Musserts plotselinge frontale aanval op Feldmeijers stille reserve, de begunstigende leden der Germaansche SS.
Hieronder iets meer over die momenten - en, om te beginnen over de gebeurtenissen in de zomer van 1940. De bronnen zijn is In 't Veld, deel 1 en de biografie van Bas Kromhout van de man die tot op grote hoogte model staat voor de SS-stroom binnen het Nederlandse nationaalsocialisme, Henk Feldmeijer. Over hem zie ook een artikel van Kromhout aan het eind van deze pagina.
Van cruciaal belang voor de problematiek zijn verder de nota's die Mussert aan Hitler schreef. Ze zijn hier te vinden maar ze staan ook op deze pagina.
2 juni: Rost van Tonningen heeft een bespreking met Himmler en Seyss-Inquart. Tijdens deze bespreking wordt besloten tot de oprichting van een Algemene SS in Nederland en de SS Standarte Westland
4 juni: uitnodiging van Mussert tot gesprek met Seyss-Inquart
22 juni: Landdag NSB, Mussert spreekt over Groot-Nederland (Dietsland) en verbondenheid met Duitsland
Juli: Mussert wordt door Seyss-Inquart verzocht de propaganda voor Dietsland te staken
Juli: Mussert is niet gelukkig met de term Westland, hij interpreteert die als een symbool van inlijving door Duitsland
Aug.: Mussert legt een eigen plan voor aan Seyss-Inquart, daarin ziet hij zichzelf als regent. Seyss-Inquart wijst het plan af. Mussert begint aan zijn eerste nota aan Hitler. Hij overhandigt die nota op 28 aug. aan Seyss-Inquart, met de bedoeling dat die hem weer aan Hitler overhandigt
4. sept: Mussert stuurt een telegram aan Hitler. Daarin legt hij het lot van het Nederlandse volk in zijn handen
11 Sept.: Mussert wordt gedwongen om de Nederlandsche (vanaf nov 1942 Germaansche) SS op te richten als onderdeel van NSB. Vermoedelijk werd zo'n oprichting als voorwaarde gesteld voor een ontmoeting met Hitler
23 Sept: ontmoeting Mussert en Hitler
Het eerste conflict over de Nederlandsche SS tussen de NSB-leider en zijn tegenspelers deed zich in de zomer van 1941 voor, toen Himmler en Rauter op het punt stonden om de Nederlandsche SS op Hitler te beëdigen. Alles was al tot in détails geregeld, datum - 6 juli - en plaats - Avegoor - waren vastgesteld, alle benodigde papieren lagen klaar, naar wij vermoeden achter Musserts rug om; zodra Rauter hem een en ander meedeelde bood hij meteen, eind juni, heftig tegenstand. Tegen het feit, dat zijn SS-formatie een eed zou afleggen op Hitler als ‘Germaans Führer’ durfde Mussert niet te protesteren of kon hij dat niet. Daarvoor had hij zichzelf al te lang en te veel gebogen voor het beeld met de restrictie, dat hij in Hitler niet de Duitse, maar de Germaanse leider zag [...] Maar terecht vreesde hij een greep naar de politie van de Nederlandsche SS, die na een eed op de niet alleen gehoorzaamheid aan Hitler verschuldigd zou zijn, maar bovendien aan de door deze aangestelde ‘Vorgesetzten’, zoals dat in de voorgestelde eedsformule was neergelegd, dus aan Himmler en andere Duitse SS-leiders. Voor de toekomstige leider van de nationaal-socialistische, doch ‘onafhankelijke’ Nederlandse staat, zoals Mussert hoopte te worden, inderdaad onaanvaardbaar. Daar gaf hij tegenover de Duitsers openlijk uiting aan.
Wat moest de SS nu doen? Doorzetten, vond Himmler, maar Rauter, die al op het punt stond dat te doen en de hele plechtigheid der eedsaflegging dan maar zonder de Leider en tegen de Leider in te doen verlopen, bedacht zich op het laatste moment. Mussert liep juist de laatste weken mooi in de pas, berichtte hij op 30 juni aan Himmler, en het zou jammer zijn om hem nu voor het hoofd te stoten. Naar onze mening wilde Rauter dat vooral niet, omdat hij juist in deze dagen via de rijkscommissaris een aantal collaborerende partijen, waaronder de NSB, ertoe probeerde te krijgen een Nederlands vrijkorps op te richten voor de zojuist uitgebroken strijd tegen de Sowjet-Unie; dat meldde hij dezelfde dag nog aan Himmler.
[...]
Voorlopig legden de Duitsers zich erbij neer, dat de beëdiging niet doorging, vermoedelijk vanuit de hierboven aangevoerde overweging, dat men bij de vorming van een Nederlands vrijkorps in de strijd tegen Rusland de medewerking van de NSB nu niet kon missen. Van uitstel, wisten zij reeds, hoefde in zulke gevallen nog geen afstel te komen.
Bron: In ' Veld p. 288
In de loop van de maand mei vervaardigde Mussert een derde nota voor Hitler. Op 31 mei was de definitieve vorm gereed, en waren enige al te scherpe alinea’s uit het stuk geschrapt, maar de toon van verbittering en teleurstelling bleef behouden. Zonder twijfel waren de harde Duitse maatregelen [gevangenneming Nederlandse militairen > April-Mei Stakingen] tegen het Nederlandse volk mede oorzaak, dat Mussert naar de pen greep om zijn grieven op papier te zetten, maar zoals dat vanouds bij hem het geval was spitste de nota zich toe op zijn conflict met de SS. Zijn grieven betreffende het laatste halve jaar opsommend klaagde de Leider over Duitse krachten, die hem verhinderden ‘iets voor het Nederlandsche volk te doen’ en vooral over het annexionisme van de SS.
Juist in deze tijd vatten Himmler en Rauter het plan op om Feldmeijer tot vormingsleider van de NSB te maken. Door de ineenstorting van Van Genechten [zie ook Over de rand laait vuur, poging tot zelfmoord] was deze functie vacant geworden. Wellicht is dit plan oorspronkelijk van Feldmeijer zelf afkomstig. Hoe dan ook, zijn Duitse superieuren zetten zich er gretig achter, Seyss-Inquart ook, althans verbaal. Rauter wenste, dat de Voorman van de Germaansche SS {Feldmeijer] niet alleen vormingsleider van de NSB werd, maar ook van haar neven-organisaties, en van overheidsorganen als politie, Landstand, Arbeidsdienst en dergelijke.
De NSB was in de ontgoochelde stemming, waarin zij nu verkeerde, evenwel minder dan ooit geneigd om de ideologische sleutelpositie aan de SS te geven. Terwijl Himmler in aanwezigheid van Rauter met Seyss-Inquart in het Zuid-Beierse plaatsje Lindau overlegde, hoe men de zaken zou aanpakken om Feldmeijer als vormingsleider in de NSB er door te drukken, hield Mussert op 5 juni te Utrecht een rede voor het NSB-kader. Die rede [...] mag als het hoogtepunt van de crisis in de partij beschouwd worden, de stemming in de zaal van Tivoli, waar Mussert sprak, als hoogtepunt van de langzaam gegroeide gevoelens van teleurstelling en wrok ten aanzien van de Duitsers, zowel bij de Leider als bij verreweg de meeste aanwezige functionarissen. In deze rede toonde Mussert zich tegenover de bezetter kritischer dan ooit; wellicht was hij niet oprechter maar wel duidelijker dan ooit. Het was niet de eerste keer, dat hij het begrip groot-Germaans annexeerde, en denatureerde in de zin van een nauwe samenwerking tussen Nederland en Duitsland, om op deze basis heftige aanvallen te lanceren op wat hij het groot-Duitse imperialisme noemde; het was wel de eerste - en enige keer - dat hij voor een dergelijk gehoor het politieke dilemma, waarin de NSB zich bevond, en de Duitse imperialistische ambities zo onomwonden aan de orde stelde [...] De Beweging veert op. In ieder geval leek het, alsof de openlijke breuk tussen NSB en Germaansche SS, gevolgd door een breuk tussen NSB en bezettingsmacht zich binnen een paar dagen zou voltrekken.
Het gebeurde niet. Een breuk werd op het laatste moment afgewend. Bron van bovenstaande: In 't Veld, p. 294-295. Hieronder een fragment uit de reactie van Feldmeijer in het blad Storm.
De ideologische tegenstellingen tussen Feldmeijer en de nsb-top spitsten zich toe op de beëdiging van de Nederlandse ss. Het was nu bijna een jaar geleden dat de eedaflegging was gestuit op bezwaren van Mussert. Toen hadden Rauter en Himmler toegegeven, omdat Mussert als alternatief zelf trouw zwoer aan Hitler. Aangezien de Nederlandse ss een formatie van zijn nsb was, meende Mussert dat hij op die manier de beëdiging overbodig had gemaakt. Hier dacht Feldmeijer anders over, evenals Rauter en Himmler. Dat zij op Musserts voorstel waren ingegaan, was slechts een kwestie van tactiek. Zij waren bereid geweest tot uitstel, maar niet tot afstel.
Mussert verzette zich ook dit keer, kreeg een beetje zijn zin maar moest toch het hoofd buigen. Je zou 't ook anders kunnen zeggen: stukje bij beetje werd hij ingepakt en verloor terrein.
Op 16 mei kwam Heinrich Himmler in Nederland aan. Hij zou drie dagen blijven en met diverse Duitse en Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders besprekingen voeren. Hoogtepunt van Himmlers bezoek was de beëdiging [...] En toen was het zover. Op 17 mei paradeerde Feldmeijer aan het hoofd van zo’n 800 Nederlandse ss’ers – namelijk zij die (nog) niet in de Waffen-ss dienden – door het centrum van Den Haag. Het defilé werd afgenomen door Himmler, Seyss-Inquart en Mussert, die stonden opgesteld op een podium op de Plaats. Hierna kwam men voor de eedaflegging samen in de Dierentuin.
Bron: Bas Kromhout p. 217 e.v.
Hierboven: Bezoek Himmler mei 1942
Hieronder: een spraakmakend artikel van Johan Carp met daarin een vergelijking van Mussert met Schimmelpenninck, de raadpensionaris uit de Franse tijd. Hij had getracht de zelfstandigheid van Nederland te redden, maar ondervond tot zijn bittere teleurstelling, hoe men hem slechts had gebruikt om Nederland nauwer aan Frankrijk te binden. De suggestie was duidelijk.
Feldmeijer stond nog een ander instrument ter beschikking om de ss-gedachte buiten de eigen kleine kring te verspreiden. Naar het voorbeeld van de Fördernde Mitglieder in Duitsland opende Feldmeijer begin 1941 de mogelijkheid aan niet-ss-leden om Begunstigend Lid (bl) te worden, een soort donateur of vriend van de Nederlandse ss. Wie dit wilde, moest verklaren een arische stamboom te hebben, geen vrijmetselaar te zijn en de Groot-Germaanse gedachte te onderschrijven. Ook vrouwen konden bl worden [...] In de jaren die volgden groeide het aantal Begunstigende Leden gestaag. In augustus 1944 waren er ongeveer net zoveel donateurs als actieve Nederlandse ss’ers: zo’n 4000 [...]Mussert was dit zieltjes winnen door de Nederlandse ss zeer onwelkom. Toen Feldmeijer hem vroeg zich te laten inschrijven als Begunstigend Lid nummer 1, weigerde hij.
Uit: Kromhout p. 168-169
In het voorjaar van 1944 merkte de SS, dat Mussert weer uit de pas ging lopen. De sprong naar een werkelijk groot-Germaanse opvatting kon de Leider niet maken. Hij bleef vasthouden aan zijn nationale Nederlandse conceptie, of wat hij voor nationaal en Nederlands versleet, hetgeen hij slechts gewaarborgd achtte door de NSB, voorzover die trouw achter hem stond, en bedreigd door de SS, met name door de Germaansche SS. Uit zijn protesten bij de invoering in de Germaansche SS van het grijze uniform en de groet ‘Heil Hitler!’ in februari-maart 1944 kon men al afleiden, dat het met Musserts flirt met de SS was gedaan. Toch was het nogal onverwacht voor de Duitsers en voor Feldmeijer, toen Mussert een maand later de formele relatie van de Germaansche SS met de N SB plotseling weer in het geding bracht door de instelling der begunstigende leden van de Germaansche SS frontaal aan te vallen.
Uit: In 't Veld, p 299
Deze laatste aanval leverde Mussert niks op, daarvoor was het ook te laat, toen Mussert daadwerkelijk maatregelen nam en zogenoemde begunstigers probeerde los te weken, dat gebeurde in augustus 1944, was de eerste invasie al begonnen en stond de tweede invasie op punt van beginnen. Het was voorbij. Niettemin is de poging veelzeggend.
Henk Feldmeijer.
bron: Bas Kromhout. Samenvatting biografie
Hij was de foutste Nederlander tijdens de Tweede Wereldoorlog: Henk Feldmeijer. De Duitse bezetter benoemde hem tot Voorman van de Nederlandse SS. In de winter van 1942-1943 maakte hij als soldaat de Duitse nederlaag bij Stalingrad mee. Vanaf dat moment leek hem alles geoorloofd om de oorlog te winnen.
Posters in de stad kondigden het aan: op 24 maart 1943 kwam in de Utrechtse zaal Tivoli de ‘Voorman’ van de Germaanse SS in Nederland spreken over ‘De les van het front’. Deze Voorman oftewel leider was Henk Feldmeijer. Voor wie er geen bezwaar tegen had te luisteren naar een van Nederlands meest beruchte landverraders, beloofde het een boeiende avond te worden. Feldmeijer stond bekend als de beste redenaar van de NSB. Met zijn 32 jaar en sportieve uiterlijk vonden vrouwen hem niet onaardig om te zien.
Bovendien was hij kort tevoren teruggekeerd uit de Sovjet-Unie, waar hij als soldaat had gevochten voor Adolf Hitler. Feldmeijer had aan den lijve ondervonden hoe het ‘onoverwinnelijke’ Duitse leger werd teruggedrongen door de Sovjets. Hij had van dichtbij de nederlaag bij Stalingrad meegemaakt.
Hoe had die ervaring hem beïnvloed? Geloofde hij nog wel in de overwinning van het nationaal-socialisme en wilde hij ervoor blijven vechten? Of zou hij proberen – zoals andere NSB’ers deden – zich van de Duitsers en hun politiek te distantiëren?
Feldmeijer was al voor de oorlog een van de meest radicale NSB’ers. De oud-student wis- en natuurkunde uit Groningen was in september 1932 als 479ste lid toegetreden tot de beweging van Anton Mussert. Drie jaar later verruilde hij de collegebanken voor een fulltime bestaan als activist.
Binnen de NSB gold Feldmeijer als een jonge hond, die op een religieuze manier geloofde in het nationaal-socialisme. Vanaf 1935 adopteerde hij het Duitse nazisme, dat nog agressiever en racistischer was dan Musserts gedachtegoed. Hij begon Hitler als idool te vereren en legde in Duitsland contacten met de SS van Heinrich Himmler.
In het najaar van 1939 richtte hij een nieuwe NSB-militie op: de Mussert-garde. Net als bij de SS mochten alleen jongemannen van ‘zuiver’ arisch bloed lid worden. De overheid zag de Mussert-garde als Hitlers vijfde colonne in Nederland. Op 6 mei 1940 werd Feldmeijer gearresteerd en met twintig andere staatsgevaarlijke personen opgesloten in een fort op het Zuid-Hollandse eiland Overflakkee. Toen vier dagen later het Duitse leger Nederland binnenviel, namen hun bewakers hen mee op een dagenlange zwerftocht, die eindigde in Calais. Daar werden Feldmeijer en andere gevangen NSB’ers door de Wehrmacht bevrijd.
Amper was hij als vrij man in Nederland teruggekeerd, of de bezetter vertrouwde hem de oprichting toe van de Nederlandse SS, later Germaanse SS geheten. De organisatie werd ondergebracht bij de NSB, met de opdracht de beweging te winnen voor de zogeheten Groot-Germaanse gedachte. Samen met Duitsland en de andere landen van Noordwest-Europa moest Nederland één rijk gaan vormen. Mussert wilde liever minister-president worden van een zo onafhankelijk mogelijke staat, en tussen Feldmeijer en hem ontspon zich een vete die de hele bezetting duurde.
Feldmeijer en zijn SS’ers probeerden sleutelposities in de NSB en het overheidsapparaat te veroveren, terwijl zij in hun propaganda hamerden op de culturele en rassenkundige overeenkomsten tussen Nederlanders en Duitsers. Hoewel de Nederlandse SS nooit meer dan 4000 leden heeft gehad, beschouwde de bezetter hen als de toekomstige leiders van Nederland binnen het Groot-Germaanse Rijk.
De SS heette een orde van soldaten te zijn. Dit volgde uit de sociaal-darwinistische opvattingen van de nazi’s. ‘Het leven is hard, is strijd,’ schreef Feldmeijer op 20 oktober 1938 in het groeiboek dat hij bijhield voor het kind dat hij en zijn vrouw verwachtten. ‘De kracht en de wil om te leven, daarop komt het aan. En deze moeten telkens worden beproefd om sterk te blijven.’ Bovendien waren het volgens de nationaal-socialistische ontstaansmythe oud-frontstrijders uit de Eerste Wereldoorlog geweest die eerst de partij van Hitler en daarna het Derde Rijk hadden opgebouwd. Ook in Nederland zou de ‘Nieuwe Orde’ slechts tot stand kunnen worden gebracht door mannen die zich als soldaat hadden bewezen.
Onmiddellijk nadat de Nederlandse SS een feit was geworden, begon Feldmeijer de leden op te roepen voor de Waffen-SS, de militaire tak van Himmlers organisatie. Omdat hij als Voorman niet kon achterblijven nam hij zelf ook dienst. In april 1941 maakte hij de Duitse Blitzkrieg op de Balkan mee. Een jaar later vertrok hij naar de Sovjet-Unie om zijn bijdrage te leveren aan Hitlers kruistocht tegen het bolsjewisme.
Feldmeijer bereikte op 19 augustus 1942 de frontlijn in de Kaukasus. Hij was toegevoegd aan de SS-divisie Wiking, die deels bestond uit ‘Germaanse’ vrijwilligers uit de bezette landen. Ondanks zijn hoge politieke functie was hij een eenvoudige onderofficier, want ook de Voorman moest zich militair nog bewijzen. Hij kreeg de leiding over een stuk luchtdoelgeschut, dat ook tegen gronddoelen werd gebruikt, en vier kanonniers.
De Kaukasus was het verste punt dat Hitlers troepen hadden bereikt sinds het begin van de inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Van tevoren had Feldmeijer gehoopt op nieuwe veroveringen, maar het Rode Leger had de opmars tot staan gebracht. De stellingen van de Waffen-SS waren het doelwit van luchtaanvallen en hit-and-run-acties, waartegen weinig uit te richten viel.
‘’t Is om duivels te worden. Dit is een bosjesmannenoorlog,’ schreef Feldmeijer in het dagboek dat hij aan het front bijhield. ‘Ik geloof nauwelijks dat we nog door de Kaukasus komen.’ Zijn stemming werd verder gedrukt door diarree, luizen en het verslechterende weer. Gelukkig hoorde hij over andere Duitse legereenheden positieve berichten: ‘Stalingrad schijnt te zijn binnengedrongen,’ noteerde hij op 14 september.
Kort daarna kwam ook het Kaukasische front weer in beweging. De Duitsers begonnen een offensief tegen de stad Malgobek, waar een belangrijke oliepijplijn lag. Op 26 september werden Feldmeijer en zijn kanonniers in de strijd geworpen. Een van hen, de Nederlandse SS’er Peter Kooymans, heeft het tafereel beschreven in zijn memoires: ‘Dan ontbrandt de slag. De kanonnen donderen. Met een orgelend geluid vliegen de granaten over onze hoofden in de richting van den vijand. Voor ons ratelen de machinegeweren. De grond trilt, de aarde splijt.’ Feldmeijers geschut haalde twee vliegtuigen neer.
De slag om Malgobek was bloedig. ‘Elken dag worden nieuwe graven gedolven,’ schreef Kooymans. ‘Er zijn er reeds honderden. Ik lees op de eenvoudige houten kruizen vele Nederlandsche namen.’ Bijna was het ook met Feldmeijer afgelopen. Op 30 september wierpen Sovjetvliegtuigen bommen af op zijn geschut. Hij zag het gevaar te laat om dekking te zoeken en liet zich op de grond vallen. Een regen van ‘aardbrokken, die niet ophielden naar beneden te komen’ daalde op hem neer. Toen hij daarna om zich heen keek, bleek hij op de rand van een krater te liggen. In zijn dagboek schreef hij dat hij ‘zoo dicht aan den dood voorbijgegaan [was] als nooit tevoren’.
Na de verovering van Malgobek moesten de soldaten zich ingraven, in de hoop dat het leger voor de tweede keer op rij de Russische winter zou overleven. Op 16 oktober 1942 bereikte Feldmeijer nieuws over Stalingrad, waar nog altijd werd gevochten. ‘Ontzettend is dat daar.’ Het grootste deel van de stad was in Duitse handen, maar de Sovjets verdedigden een aantal bruggenhoofden op de westelijke oever van de Wolga hardnekkig. Op 19 november lanceerden ze een tegenaanval, Operatie Uranus genoemd, en na vier dagen hadden ze het Duitse Zesde Leger ingesloten.
Voor de Duitsers dreigde een ramp. Als ze er niet in slaagden het offensief tot staan te brengen, zouden ook de divisies in de Kaukasus worden afgesneden. Hitler beloofde de commandant van het Zesde Leger, generaal Friedrich Paulus, troepen te sturen die het Rode Leger zouden tegenhouden en de omsingeling doorbreken.
Op kerstavond verliet de SS-divisie Wiking haar stellingen in de Kaukasus en trok in de richting van Stalingrad. Na een dagenlange autorit over witbesneeuwde vlakten stopte de colonne in Salsk, een stad op zo’n 160 kilometer van het front. ‘Spreken iemand uit Stalingrad,’ noteerde Feldmeijer in zijn dagboek. ‘1/8 brood per dag en wat watersoep. Maar ze houden vol.’
Vanaf het vliegveld van Salsk vlogen dagelijks Duitse transporttoestellen met voedsel, medicijnen en munitie naar de omsingelde troepen. Luftwaffe-maarschalk Hermann Göring had beloofd dat op deze manier het Zesde Leger zou kunnen standhouden totdat het werd ontzet. In werkelijkheid was de Duitse transportvloot te klein en te kwetsbaar om een effectieve luchtbrug te vormen. Duizenden soldaten stierven in Stalingrad aan uitputting en ondervoeding.
De SS’ers reden verder en bereikten op oudejaarsdag de frontlijn bij Proletarskaja. Hier moesten ze een brug over de rivier de Manytsj, die een essentiële schakel vormde in de verbindingsroute van en naar Stalingrad, koste wat kost openhouden. Ze betrokken hun stellingen en wachtten op de Sovjets. Na vijf dagen was het zover: ‘’s Avonds komt eindelijk de aanval. ’t Is pikdonker. De vlakte voor ons is zwart. 400 à 500 man moeten het zijn. Met luid Hurräh-geroep rennen ze op ons los en schieten van belang. Wij schieten wat we kunnen.’
Bij een granaatinslag werd een van Feldmeijers kanonniers, een Duitser van negentien jaar, gewond aan zijn hand. ‘Zijn linkerduim is weg,’ noteerde Feldmeijer, die de gewonde uit de vuurlinie had getrokken. ‘Bloederige klomp. Ik bind af.’ Kooymans’ gezicht was gehavend en zelf had Feldmeijer een granaatsplinter in zijn rechterelleboog. De situatie werd nijpend. ‘Onze munitie raakt op. Nog slechts twee magazijnen.’ Net op tijd trokken de Sovjets zich terug, een ravage achterlatend. ‘De dooden liggen tot vlak voor onze stellingen. […] Nog laat schreeuwen de gewonden in ’t veld.’
De strijd werd met de dag heviger en onoverzichtelijker. Dorpen wisselden soms twee keer per dag van eigenaar. Op 11 januari 1943 veroverde de Waffen-SS het plaatsje Pituski. De volgende morgen kreeg Feldmeijer melding dat vijandelijke soldaten zich ’s nachts opwarmden in een huis dat tussen de linies stond. Met drie man ging hij eropaf. De familie die er woonde beweerde dat er nooit Sovjetsoldaten in het huis waren geweest, maar Feldmeijer geloofde dit niet. Hij stuurde de familie weg. ‘We steken het huis in brand.’
Inmiddels was hij aan het eind van zijn Latijn. Hij had koorts en last van zijn ingewanden, terwijl vermoeidheid en bittere koude hun tol eisten. Daar kwam bij dat de Duitsers steeds meer terrein moesten prijsgeven aan het Rode Leger. De Wiking-divisie werd teruggetrokken op Salsk. ‘Het voortdurend teruggaan is een moreele belasting,’ krabbelde Feldmeijer.
Op 17 januari verliet de Luftwaffe de stad, waardoor er geen bevoorradingsvluchten meer konden vertrekken naar de omsingelde troepen bij Stalingrad. Alle eenheden maakten zich gereed voor de aftocht. Voedselvoorraden werden verdeeld en de restanten verbrand. Oorlogsmaterieel dat niet meer kon rijden, werd met explosieven vernietigd. Niets mocht in handen van de Sovjets vallen. ’s Avonds besprak Feldmeijer de situatie met zijn mannen. Zij waren ‘onder den indruk van den terugtocht’, maar tegelijk ‘vast overtuigd van den vernietigenden slag tegen de Russen dit jaar’.
Op 20 januari was het de beurt aan de SS om Salsk te ontvluchten. Het Zesde Leger in Stalingrad stond er nu alleen voor. Elf dagen later capituleerde Paulus, tegen het uitdrukkelijke bevel van Hitler in, aan Sovjetmaarschalk Nikolaj Voronov. Het betekende het begin van de ondergang van het Derde Rijk en zijn bondgenoten.
‘Elke maatregel moet worden genomen, welke dienstbaar kan zijn om de zege veilig te stellen. Nimmer mag men aarzelen een betere methode te kiezen, al is die dan ook harder,’ verkondigde Feldmeijer in zijn lezing ‘De les van het front’ op 24 maart in Utrecht. Een maand eerder had de Duitse propagandaminister Joseph Goebbels de ‘totale oorlog’ afgekondigd. Alles wat aan menskracht en materiaal voorhanden was, moest ten dienste van de oorlogsinspanning worden gesteld. Zo werden Nederlandse jongemannen gedwongen te werken in Duitse fabrieken en achter het front.
Feldmeijer stond vierkant achter deze Arbeitseinsatz. Hij begreep dat het ‘hard’ was dat Nederlandse vrouwen hun mannen en zonen moesten afstaan. Maar dit zware lot was licht in vergelijking met de offers die zijn SS’ers brachten aan het oostfront. ‘Zonen van moeders, mannen van vrouwen en vaders van kinderen zijn gevallen. Het is in het aangezicht van hen niet zoo erg om in Duitschland in een munitiefabriek te gaan werken. Iedere soldaat in ons is daarom sentimenteel genoeg om [mannen] in den kraag te grijpen en aan de draaibank te sleepen, zelfs al loopen wij het gevaar impopulair te worden.’
Een andere Duitse maatregel die Feldmeijer toejuichte was het Judenrein maken van Nederland. Ook dit was een onderdeel van de oorlog, die zou gaan om het zelfbehoud van het Germaanse ras. ‘De frontsoldaat weet dat overheersching van de bolsjewisten en de Joden zou beteekenen overheersching van den beestmensch en de onderwereld,’ sprak hij. De bezetter had politieagenten nodig om ondergedoken Joden te arresteren en in de praktijk stonden Nederlandse SS’ers vooraan om deze vuile klus te klaren. Daarmee handelden zij in lijn met de boodschap van de Voorman: ‘Het moet voor den nationaal-socialist een voldongen feit zijn dat het jodenprobleem pas opgelost is als de laatste jood uit ons land verdwenen is.’
Feldmeijer spotte met meer gewetensvolle NSB’ers, die zich liever distantieerden van de Jodenvervolging. ‘Ik weet, het is misschien aanlokkelijk omdat men in de oogen van zijn buurman niet zoo onsympathiek is, wanneer men bijvoorbeeld van de maatregelen tegen de Joden den Duitschers de schuld geeft, omdat men vanzelfsprekend zelf niet zoo erg is.’ Maar voor sympathie kocht een nationaal-socialist niets. De buurman vond hem toch pas echt een fijne vent als hij ‘dertig centimeter onder de zoden’ zou liggen.
Feldmeijer wist dat de overgrote meerderheid van de bevolking hoopte dat Duitsland de oorlog zou verliezen, maar hij had er geen boodschap aan. Als de Nederlanders zich per se tegen de zegeningen van het nationaal-socialisme wilden blijven verzetten, ‘dan zullen wij hen tot hun eigen geluk dwingen. De grootste waardering is voor ons, dat er eens een tijd komt dat men zal zeggen: deze kerels hadden gelijk.’
Jodenjacht en Arbeitseinsatz waren niet de enige nieuwe vormen van onderdrukking waaraan Feldmeijer voluit steun verleende. Toen hij op zijn terugreis van het oostfront op 20 februari 1943 een tussenstop maakte in Warschau, ontmoette hij een mede-SS’er die zojuist uit Nederland kwam. Deze vertelde hem dat het verzet dodelijke aanslagen had gepleegd op NSB’ers. ‘’t Is blijkbaar gedaan met de rust in Nederland,’ schreef Feldmeijer in zijn dagboek. Hij dacht aan zijn eigen vrouw en de vrouwen van zijn ondergeschikten. ‘Zijn ze nog veilig? We zullen straks onze maatregelen moeten treffen. Het spel begint dus.’
Terug in Nederland leek het alsof Feldmeijer van de ene oorlogssituatie in de andere terechtkwam. ‘Het front is overal,’ verkondigde hij. De logische consequentie van deze opvatting was dat de strijdmethoden van het front nu ook in eigen land konden worden toegepast. Geweld moest worden beantwoord met geweld, terreur met terreur.
Feldmeijer was samen met zijn directe chef, de Höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter, verantwoordelijk voor de beruchte Silbertanne-moorden. Wanneer verzetslieden een aanslag pleegden op een nationaal-socialist, namen Nederlandse SS’ers en leden van de Duitse Sicherheitsdienst wraak door op hun beurt minimaal drie onschuldige burgers te vermoorden. Op deze wijze vonden tussen september 1943 en najaar 1944 in totaal 45 Nederlanders de dood. Het laatste halfjaar was een speciaal team van SS’ers, het Sonderkommando-Feldmeijer, met het moorden belast. Voor deze taak selecteerde Feldmeijer oostfrontveteranen, omdat alleen zij over de vereiste hardheid beschikten.
Zoals voor veel nazi’s gold, had ‘Stalingrad’ op Feldmeijer een radicaliserend effect. In ‘De les van het front’ beweerde hij dat het Duitse debacle slechts een tijdelijke tegenslag was. Toch was zijn vertrouwen in de overwinning erdoor aangetast. Zijn houding zwalkte tussen redeloos optimisme en fatalisme. Dit laatste uitte zich in verheerlijking van het martelaarschap.
De in Stalingrad gesneuvelde soldaten zouden hebben geweten dat er voor hen geen weg terug meer was, en hadden dit aanvaard. ‘Vrij van elken aardschen band hebben deze kerels daar gestaan in het aangezicht van den dood. En zoo waren zij de geheel vrijen, die de democratie getracht heeft te construeeren, maar die zij niet vermocht te construeeren.’ Hun offer verplichtte tot navolging. ‘Iedere persoon, iedere man bezit geen recht meer om te blijven leven.’
Feldmeijer vocht door tot het bittere eind. Talloze Nederlandse nationaal-socialisten verlieten gedurende de laatste twee jaar van de oorlog het zinkende schip. Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, vluchtten velen naar Duitsland. In Feldmeijers ogen waren dat slappelingen en verraders. Zelf formeerde hij een eigen gevechtseenheid, waarmee hij tegen de geallieerde bevrijders wilde strijden.
Zover kwam het niet. Op 22 februari 1945 werd Feldmeijer, per auto op weg naar het Betuwe-front, bij Raalte doodgeschoten door een geallieerde vlieger. De meest fanatieke nazi die Nederland had voortgebracht deelde zijn lot met de martelaren van Stalingrad. Een eervol lot, zou hij zelf hebben gevonden.