Vanaf het moment dat de oorlog afgelopen was en Henk gevangen zat, heeft hij zich bekommerd om de vraag wat hij 'eigenlijk' misdaan had en dus waarom hij gevangen zat. Zijn antwoord, in grote lijn, was en bleef steeds hetzelfde: dat hij politiek een fout had gemaakt door de kant van de agressor te kiezen maar moreel niets te verwijten viel - en wel omdat hij 1. nooit misdaden tegen de menselijkheid had begaan en 2. geen andere bedoeling had gehad dan Nederland te dienen. Ik (cvdh) heb hier wel een eming over, die werk ik uit aan het eind van deze pagina. Maar nu eerst die apologieën. Dat zijn er nogal wat geweest. De belangrijkste daarvan zijn:
een (vol) schrift met de titel Mijn krijgsgevangenschap, begonnen op 31 mei 1945 in POW kamp 2228 (Terlanen) en afgesloten op 7 december 1945 in Fort Erfprins. Het is dit schrift waarover in Erfprins moeilijkheden ontstonden - maar Henk uiteindelijk in de gratie van de kampleiding bracht. Hierin ook opgenomen de Brief aan Saskia en het verslag van de reis van België naar Nederland. Het schrift werd Miep met Kerst 1945 cadeau gegeven. Het origineel ervan is bewaard gebleven. Er is overigens ook nog een eerdere versie van dit schrift, die is minder compleet en minder verzorgd. Deze eerdere versie heeft Henk volledig overgeschreven. Het enige dat hij niet overschreef, zijn een paar citaten en een opsomming van die boeken die hij in gevangenschap gelezen heeft. Fragmenten uit dit schrift gaan hierbij
Indirect, via een door Jan Hommes geschreven gedicht. Hommes gaf dit gedicht aan Henk in POW 2221 (Vilvoorde), Henk bewaarde het altijd, kopieerde het in bovengenoemd schrift en nam het ook op in zijn autobiografie. Het gedicht staat ook elders op deze pagina
Een kort schrijven d.d. 10 april 1946, ter gelegenheid van het feit dat Henk op die dag precies één jaar gevangen zit. Het schrijven staat in zijn geheel op deze pagina. Het betreft hier een fragment uit een brief aan Miep
Een spoedig daarna, op verzoek van het NIOD/Loe de Jong opgesteld, zeer uitvoerig schrijven over zijn levensloop en mentaliteit, opgesteld in Den Helder en afgesloten op 26 mei (1946). Staat op deze pagina.
Heel wat brieven aan vrienden, bekenden en invloedrijke personen. Een goed voorbeeld daarvan is de brief die Henk in juni 46 aan de grote man van de Volkshogeschoolbeweging met wie hij vóór de oorlog intensief verkeerd had, Henk van der Wielen. Staat eveneens op deze pagina. Ook in een briefwisseling met Godfried Bomans n.a.v. de Elsevier-affaire probeerde hij duidelijk wat hem bewogen had en wat er gebeurd was. Zo is er veel
Vanzelfsprekend kreeg Henk ook reacties op zijn apologieën, evenals raad. Twee voorbeelden daarvan staan hieronder.
‘Het is nu 10 april geworden,' schrijft Henk halverwege een op 9 april gedateerde (en om onduidelijk redenen, vermoedelijk door Miep deels uitgetikte brief). In een uitspringende regel staat:
Ik ben vandaag een jaar gevangen.
Hij was ondertussen teruggekeerd naar Den Helder. In Leiden hadden ze niets tegen hem kunnen vinden en daarom besloten de zaak op de lange baan te schuiven. Wie weet dook er nog iets op, wie weet kwam er iemand naar voren die wel een serieuze, persoonlijke aanklacht had - iets anders dan algemeenheden als NSB, Waffen-SS en Landwacht. Voorlopig bleef Henk dus zonder vorm van proces gevangen. Er waren andere, duidelijkere en ernstigere gevallen dan hij.
In zijn brief vertelt Henk dat hij in voorgaande nacht een levendige discussie met kamphoofd en medegevangene Nol (Hoegen Dijkhof) had gevoerd. Daarin ontkende deze ‘met alle kracht iets anders gemaakt te hebben dan een denkfout, een onbezonnen, verkeerden gedachtengang.
Hij [Nol] weigert tegenover deze bende berouw of schuldbesef te erkennen, althans in den echten waarachtigen zin van het woord. Ik zit echter met de moeilijkheid dat ernstiger, groote mensen zoals Lucidius [Pater Lucidius Verschueren O.F.M., een van Henk's leraren aan het seminarie te Venray] en Pompe meer van mij vragen dan alleen erkenning van een foutief inzicht en ik vind in dit opzicht bij Nol geen begrip of steun. Hij heeft het natuurlijk gemakkelijker omdat hij er vermoedelijk tusschen uitknijpt zonder dat hij zijn schuld zal behoeven te erkennen of zware straf heeft te verwachten.
En Henk? Moest hij wel schuld bekennen? Hing hem een hoge straf boven het hoofd? Wat betreft deze laatste vraag was het voorlopig antwoord ontegenzeggelijk ja. Voormalig officier van het Nederlandse leger, Waffen-SS, commandant Landwacht, dat was geen kattenpis. Maar die schulderkenning? Mijn moeder meende dat Henk geen andere keuze had. Mijn vader meende eveneens dat er sprake was van schuld maar dan wel slechts in politieke zin. Daarin werd hij gesteund door velen, zo niet de meesten van zijn lotgenoten, onder wie dus ook Nol Hoegen Dijkhof. Anderen daarentegen, ook mensen die Henk hoog in het vaandel had staan, meenden dat een dergelijke erkenning niet ver genoeg ging. Volgens hen was er wel degelijk ook sprake van morele schuld.
Mijn vader had het er buitengewoon moeilijk mee. Dit niet alleen om intellectuele maar ook om sociale redenen. Zijn omgeving, mijn moeder voorop, eiste simpelweg dat hij schuld bekende. Het verschil tussen politiek en moraal zei mijn moeder weinig. Bovendien was het haar slechts om één ding te doen: Henks vrijheid. Daartoe ging haar geen middel, erkenning of bekentenis te ver.
Om met zijn omgeving in harmonie te komen en zeker om zijn vrijheid te herkrijgen wilde mijn vader eveneens ver gaan maar tegelijkertijd meende hij dat hij zo’n pragmatische of sociale insteek voor zichzelf moest kunnen verantwoorden? Hoe? Moreel, zoveelste keer, had hij in eigen ogen immers niets verkeerd gedaan. Juridisch was hetzelfde het geval: zelfs gespecialiseerde rechercheurs hadden vooralsnog geen enkele concrete misdaad kunnen vinden. Hoe en waarom schuld bekennen als van misdaad geen sprake is? Heel Henks wezen plus heel zijn intellectuele en juridische vorming kwamen hiertegen in opstand. Goede raad was peperduur.
Nog dool ik door den donkeren doolhof van mijn denken
En dwaal gejaagd langs warrigen gedachtenbaan
Van hoek tot hoek; ik zoek het wonderzoete wenken
Van 't witte leidsterlicht, dat aan het eind moet staan.
Recht was mijn weg dusver; de daad werd klaar gedaan.
En 't woord - ook waar de weerstand wies - wist niet van zwenken.
Zou ik dan thans plots kronkelkromme paden gaan,
Nu 't noodlot mij geen doolhofsdoortocht schijnt te schenken ?
Mijn God, zoowaar mijn liefde voor mijn land m'als plicht
Een strijd gebood, al voer die mij - van kwaad beticht -
mij verder van mijn doel dan bij het prilst beginnen;
Zoowaar zal ook mijn liefde mij mijn land herwinnen.
En zou'k door diepten gaan, door lijden zelfs wellicht
Dan d'oogen hoopvol hoog, op 't witte licht gericht.
Jan Hommes
Cruciale passage uit Henks correspondentie met Godfried Bomans
Hier historiografische tekst over verdediging eigen gedrag
Vanzelfsprekend (!) heeft Henk ook heel wat beschouwingen gewijd aan alle aspecten van 'het politieke misdrijf'. Daarbij voelde hij de spanning tussen recht, politiek en emotie aanvankelijk anders aan dan hij later zou doen.
Een van de velen die Henk van raad voorzag en ook inging op de spanning tussen politiek en moraal, was Otto de Nobel, telg uit een bekende Haarlemse muziekfamilie, katholieke bekeerling, Dominicaan en missionaris. Otto was een oude bekende van Henk. Zoals zovelen was hij het erg met zijn politieke keuze oneens maar liet hem toch niet vallen en schreef hem daarom, vlak vóór zijn vertrek naar Belgisch Congo in 1946, een paar brieven. In een daarvan stelt hij dat politiek en moraal onvermijdelijk ‘solidair’ zijn, ‘tenminste “in abstracto” - persoonlijk kan je altijd fair gebleven zijn en dat geloof ik ook’ maar... Precies dat is ook de reden dat de kerk zich altijd verzet heeft tegen zowel communisme als nationaalsocialisme, stelt De Nobel. Hij bedoelt: omdat men inzag dat een keuze voor een politieke richting onvermijdelijk de keuze voor een moreel systeem met zich meebrengt. En het morele systeem van beide totalitarismen was onverenigbaar met dat van de katholieke kerk. Aan Henk persoonlijk twijfelde Otto geen moment.
Ik heb sympathie voor je omdat ik overtuigd ben dat je het allerbeste in het leven wil en het altijd gewild hebt. Ja, zo denken wij er allemaal over, Henk.
Maar hij had kunnen en moeten bedenken dat zijn persoon er binnen het nationaalsocialisme niet toe deed. In zoverre was hij kortzichtig geweest.
Een langere en belangrijkere brief ontvangt Henk begin 1946 van zijn oude boezemvriend en kompaan door dik en dun Bart Saris. Ook hij zat gevangen, in Leiden, en wachtte eveneens op een proces. Ook dat zou nog jaren op zich laten wachten. Ondertussen brak Bart zich eveneens het hoofd over de vraag wat hem aangerekend kon en mocht worden. Best veel, vond hijzelf. Vandaar dat hij meende ‘dat het goed is onze fouten van het verleden zonder sentimentaliteit onder oogen te zien’.
Je zou verwachten dat enig opportunisme aan dit ‘inzicht’ niet vreemd was maar dat ontkent Bart nadrukkelijk. Zijn inzicht was zuiver, stelt hij, niet praktisch maar theoretisch. Hij was fout geweest. Hij had te veel waarde aan zijn eigen oordeel gehecht. Hij had onvoldoende ingezien dat zijn bedoelingen wel goed konden zijn maar dat het niet om bedoelingen ging. Het ging om het effect. Bovendien had de keuze voor de ene kant hem de ogen doen sluiten voor de ontwikkelingen aan de andere kant.
Vervolgens gaat Bart uitgebreid in op de vele vernieuwende gedachten die in de illegaliteit waren ontstaan en zich na de bevrijding in politieke kracht vertaalden. Koesterde men daar, bij de Nederlandse Volksbeweging bijvoorbeeld, niet dezelfde denkbeelden als Henk en hij destijds bij de Volkshogeschool gevonden hadden? Hij had het niet gezien. Dom!
Je zult reeds begrepen hebben, dat ik de tijd van 33-40 niet verloochen. Integendeel, hetgeen ik toen heb ervaren, is nog steeds de kern van mijn leven. Maar aan onze sociale en nationale bewogenheid ontbrak een voldoende kennis van de sociale en nationale geschiedenis.
Wat Bart naar eigen zeggen evenmin voldoende doorzien had, was ‘de ondeskundigheid, de willekeur en de corruptie waartoe het leidersbeginsel aanleiding gaf.
Onze fouten zijn m.i. echter niet toevallig opgetreden, maar voortgekomen uit een onjuiste waardering van het vrijheidsbegrip.
Vandaar dat Bart Saris zelfs zover gaat de positieve kanten van de Franse Revolutie, het struikelblok bij uitstek van elke toenmalige reactionair, te willen inzien. Vrijheid hoeft niet altijd verval tot ‘totale ongebondenheid’ te betekenen, schrijft hij. Integendeel, zij heeft ook positieve waarden gebracht.
Zij liggen m.i. hoofdzakelijk in een bescherming van de persoon tegen de staatsmacht.
Zo gaat hij nog even door, met nogal wat abstracties en verwijzingen naar literatuur, om uiteindelijk tot kleinmenselijker zaken te komen.
Ik heb de ontstellende ontdekking gedaan, dat het leed, dat ons volk in de bezettingsjaren heeft geleden, gedeeltelijk aan mij is voorbijgegaan... Ik zie het toch als een schuld, dat bepaalde feiten mij niet zozeer hebben verontrust, dat ik moest nasporen wat er werkelijk gebeurde. Ik weet nu, dat dit mijn plicht was geweest.
Kortom,
Ik zie inderdaad een schuld en meen, dat het niet passend is, door redeneeren te trachten deze schuld te verkleinen of ons gedrag goed te praten.
Wel goed gezien eigenlijk. Maar wel van een ‘emotionele logica’ die mijn vader uiteindelijk toch vreemd was. Karakter? Opleiding (= jurist)? Empathisch vermogen?
Enkele passages uit Henks schrift 'Mijn gevangenschap' (zie hierboven). Ze spreken boekdelen: hij had tenminste gekozen, de meesten hadden dat niet gedaan. Hij had gekozen voor Europa, niet voor zichzelf. En hij had gekozen tegen het communisme. Hij/het kon niet anders.
Vermoedelijk tijdens zijn verblijf in Leiden, febr-mrt 1946, kreeg Henk van het NIOD, wellicht ook van de POD én van advocaat Van Krimpen het verzoek zijn levensverhaal & visie op de gebeurtenissen op papier te stellen. Zo deed hij. Het werd een uitvoerig document, 28 dichtbetikte pagina's over, achtereenvolgens (de hoofdstuktitels zijn van Henk zelf maar, afgezien van de eerste, niet erg adequaat):
persoonlijke en familiaire omstandigheden
bevat een korte inleiding. Hier wordt ook al meteen het indirecte doel duidelijk dat Henk met zijn verhaal voor ogen heeft: een verklaring, lees verdediging van eigen gedrag
Politieke ontwikkelingsgang
begint met zijn studententijd, vertelt uitvoerig over Verdinaso, Volkshogeschool e.d., over de verwarring na Mei 40, de studie in Berlijn bij Carl Schmitt e.a., het werk voor het Studentenfront na terugkeer uit Berlijn, zijn artikelen en i.h.b. discussie over de Rijksgedachte
Militaire loopbaan
vertelt over de Meidagen van 40, keuze voor de Waffen SS, ervaringen aan het front, keuze voor de Landwacht en ervaringen met de Landwacht.
Het document is vooral zo interessant omdat het relatief kort na de oorlog geschreven werd en daarom nog vrij goed aangeeft hoe Henk er destijds over gedacht had en eigenlijk nog altijd over dacht.
Hieronder een paar fragmenten, begin en eind uit de handgeschreven versie en stukjes uit het midden uit de getikte versie. Het geheel zal binnen afzienbare tijd aan een archief overhandigd worden.