Miep en Knuvelder hebben elkaar vrij goed gekend, hoe goed heb ik niet kunnen achterhalen maar getuige een brief van 30 oktober 1980 was de verhouding behoorlijk vertrouwd. Dat verklaart ook dat Miep in 1976 nog een keer in de pen is geklommen om Knuvelder of eigenlijk zijn werk, in het bijzonder zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlanden te verdedigen, met name tegen de kritiek van P.M. Reinders in het NRC-Handelsblad. Miep was tamelijk verstoord over die kritiek en verdedigde Knuvelder met verve. Maar haar stuk was veel te lang en werd niet opgenomen.
Hierbij een paar fragmenten uit de brief van Knuvelder en de kritiek van Miep.
Overigens was er bij de kritiek van Reinders typisch sprake van een botsing van generaties, zie ook een artikel van Mathijs Sanders en het vele dat (van en) over Knuvelder verder op de DBNL te vinden is.
Henk heeft Knuvelder overigens ook gekend, zie verderop op deze pagina.
Portrettekening van Knuvelder door Elsa Rubbens, ca. 1930. Hieronder een fragment uit de kritiek van Reinders. Voor meer, zie Delpher
In 1940 publiceerde Henk drie artikelen in het tijdschrift Roeping, dat op dat moment onder hoofdredactie van Knuvelder stond. De twee moeten op dat moment dus contact gehad hebben. Hoewel het artikel van Henk op dat moment goed in het blad paste, gingen Henks volgende stappen Knuvelder en zijn tijdschrift te ver. In 1942 hield Roeping op te bestaan, Knuvelder werkte mee aan de verzetspers en de twee zullen dan ook welhaast zeker geen contact meer hebben gehad.
Dat veranderde begin 1946, kort nadat Henk naar Nederland teruggekeerd was en opgesloten zat in Fort Erfprins, Den Helder. Aanleiding was een eind december, begin januari 1945-1946 in De Nieuwe Eeuw verschenen artikel van (?, ik moet het artikel nog zoeken) Terwisscha van Scheltinga met de titel 'Duitschland onder bezetting'. Knuvelder was op dat moment hoofdredacteur van het blad. Henk stuurde hem een brief, plus een reactie op het artikel. Het begon met een citaat:
Wy hadden de zware stappen van de Russische horden gehoord, en wisten dat zy de hamer en de sikkel gebracht hadden naar het hart van Duitschland. Wy hebben nu ook de gelaatsuitdrukkingen gezien van de bewoners van het groote Slavische Ryk en werden stil van diepe angst. Wy hebben hun daden gezien, en beseffen nu det, wanneer de oostelyke vloedgolf zich nog verder zou uitbreiden, onvoorwaardelyk de algehele verplettering van de laatste fundamenten van onze westelyke cultuur zal volgen.
In het artikel beschrijft Henk de reacties van zijn medegevangenen in Fort Erfprins. Teneur - het zal niet verbazen: begrijpen jullie nu waarom wij bij de Waffen-SS zijn gegaan?
Het artikel ging vergezeld van een lang brief. Hierin verklaart Henk niet alleen zijn eigen optreden maar ook dat van zijn lotgenoten. Hij vraagt niet om instemming, wel om enig begrip en eventueel om werk zodat hij Miep kan ondersteunen.
Het anntwoord van Knuvelder is niet bewaard - althansn niet in mijn bezit. Het antwoord van Henk daar weer op wel. Het verschilt niet wezenlijk van wat hij in zijn eerste brief schreef.
In 1951 en 1953 hadden de twee nog een paar keer briefcontact. Maar eens waren ze het niet - werden ze ook niet. Zie het eind van Knuvelders schrijven uit febr. 1953. Ik vermoed dat het 't eind van het contact betekende.