Terwijl Schmitt vóór de machtsovername door Hitler al onmiskenbaar in de reactionaire hoek zat, werd hij spoedig daarna lid van de NSDAP en schreef een flink aantal artikelen en boeken die niet anders dan nationaalsocialistisch genoemd kunnen worden. Zo propageerde ook hij het Führerprincipe, legitimeerde het naziregime en verdedigde moorddadige acties zoals de uitroeiing van de SA. Dit laatste deed hij in een sindsdien vaak geciteerd artikel in de door hemzelf uitgegeven Deutsche Juristen-Zeitung, getiteld ‘Der Führer schützt das Recht’.
Der Führer schützt das Recht vor dem schlimmsten Missbrauch, wenn er im Augenblick der Gefahr kraft seines Führertums als oberster Gerichtsherr unmittelbar Recht schafft.
Een dergelijke uitspraak is nauwelijks anders te lezen dan als een vrijbrief voor moord en wordt nog kwalijker gezien Schmitts onvoorwaardelijke steun aan de Neurenberger rassenwetten – die hij in zijn juristenblad als niets minder dan een Verfassung der Freiheit (vrijheidswet) omschreef. Dieptepunt van Schmitts nationaalsocialisme was de door hem in 1936 georganiseerde tweedaagse in oktober 1936 over het jodendom in de Duitse rechtswetenschap. Hier deed hij een oproep aan zijn collega’s voortaan geen joodse auteurs meer te citeren. ‘Wir müssen den deutschen Geist von allen Fälschungen befreien.’
Dat is de ene kant van Carl Schmitt. Er is ook een andere. In de aanloop naar de Hitlertijd ondersteunde hij de rechtsconservatieven die, zoals Julius Streicher, probeerden de Führer in wording tegen te houden. Op de dag dat Hitler de verkiezingen won, 30 januari 1933, schreef hij in zijn dagboek dat hij woedend was over de ‘domme en belachelijke Hitler.’ Na de zogenoemde Ermächtigungsgesetz van 23 maart 1933 (waarbij de Rijksdag buitenspel werd gezet en de nazi’s vrij baan kregen) leek hij onvoorwaardelijk voor het nationaalsocialisme te kiezen maar deed dat uiteindelijk toch niet. Vandaar dat vanuit SS-kringen een scherpe aanval op hem gericht werd. Hij zou niet menen wat hij beweerde. Hij zou een opportunist en dus onvoldoende antisemitisch zijn. Hem werd verweten joodse vrienden gehad en reactionaire politici als Julius Streicher gesteund te hebben - wat allemaal grotendeels juist is. De aanvallen hadden effect. Ten gevolge ervan werd Schmitt op 1 januari 1937 van al zijn politieke ambten ontheven en gedwongen zich in toenemende mate terug te trekken. Hij bleef hoogleraar aan de Berlijnse universiteit en behield de eretitel Preussischer Staatsrat maar dat was alles. Verder stond hij op een zijspoor. Het was dit spoor dat hem na de oorlog de mogelijkheid gaf zijn politieke positie anders voor te stellen dan zij was geweest: als buitenstaander of criticus van het Hitlerbewind. In zekere zin was hij dat ook. Vandaar dat hij na de val van het Derde Rijk achtereenvolgens de Amerikanen en de Russen zijn diensten aanbood.
Voor Henk was Schmitt zeer belangrijk. Hij schrijft uitvoerig over hem in zijn autobiografie. Schmitt haalde hem ook over het onderwerp van zijn dissertatie te veranderen, van het nieuwe staatsrecht naar Jean Bodin. Ook deze dissertatie kwam er overigens niet.
In Henks bibliotheek stond ooit een aantal boeken met opdracht en handtekening van Schmitt. Die zijn helaas, voor zover mij bekend, verloren gegaan.
De hoeveelheid literatuur over en verwijzingen naar Carl Schmitt is oneindig. In Worldcat worden duizenden titels genoemd waarin zijn naam staat.