<<< Inhoudsopgave van deze pagina
Personen
Op deze en volgende pagina's van deze website staat informatie (+ documenten indien aanwezig) met betrekking tot de relatie die mijn ouders onderhielden met verschillende personen. Meestal wordt in dat verband, kort, ook iets biografisch over de persoon in kwestie gezegd. Wanneer de persoon in kwestie belangrijk was voor mijn ouders, wordt aan hem of haar een aparte pagina gewijd. Over de anderen wordt op deze pagina meer vermeld (zie ook de inhoudsopgave).
In het boek staan de namen van de volgende personen gemarkeerd met een * (in alfabetische volgorde)
Jan Rudolf Hommes
Harry van Doorn
(iets over) Netwerken
In de naoorlogse correspondentie, aantekeningen, kattebelletjes en andere papieren van Henk duiken geregeld - om niet te zeggen: steeds weer - dezelfde namen op. Ik doel dan op mensen als Willem Pompe, Wouter Lutkie, Wies Moens, Pieter Bouman en Harry van Doorn, om degenen die voortdurend aanwezig zijn zoals Werenfried van Straaten, niet te noemen. Genoemde namen zijn met name interessant omdat ze verwijzen naar een niet te onderschatten fenomeen: bestaan en kracht van netwerken, en dat komt vooral omdat oude banden blijkbaar niet snel breken.
Neem Willem Pompe, een grootheid in zijn tijd en een man die nog altijd gezag geniet. Ik heb niet kunnen ontdekken of mijn vader en hij elkaar vóór de oorlog ook al ontmoet hebben (Pompe was bijna een volledige generatie ouder) maar het zou heel goed kunnen want de twee dachten op dat moment min of meer hetzelfde of op z'n minst in dezelfde richting. Dat moet verklaren dat Pompe mijn vader na de oorlog steunde. Toen ook schreven ze elkaar geregeld.
De link was, zoals bij zovele contacten in het leven van mijn vader, het Verdinaso. Niet de NSB, niet de Waffen SS maar het Verdinaso - en in een enkel geval, Van Doorn bijv., de Leidse katholieke studentenvereniging St. Augustinus.
Maar het Verdinaso stond in Henks netwerk voorop, niet de NSB en zeker niet de Waffen SS. Uit het Verdinaso kende hij Pompe, Lutkie, Moens, Werenfried van Straaten, Martin Dijkstra, Cees Swarttouw, Wim Coenen e.t.q. Al hadden genoemden tijdens de oorlog verschillende wegen bewandeld (de meesten hadden niet met de Duitsers samengewerkt), de band bleef.
Getuige onderstaande briefjes liet zelfs de katholieke partij Henk niet vallen - terwijl hijzelf vóór de oorlog wel de voorganger van de KVP had laten vallen. Harry van Doorn, op het moment van schrijven voorzitter van de KVP en in voorgaande jaren nauw betrokken bij de veroordeling van oorlogsmisdadigers, zette zich ervoor in dat Henk terugkeerde in de samenleving en zijn Nederlanderschap terugkreeg. Dat werkte. Van Doorn heeft later in zijn loopbaan overigens nog heel wat met de oorlog te stellen gehad, voor een samenvatting daarvan zie zijn Wikipediapagina. Henk kende Van Doorn overigens uit Leiden, hij kwam een jaar later aan, in 1935, Henk in 1934. Beiden studeerden Rechten.
Hoogleraar en griffier van de Eerste Kamer die zijn loopbaan afsloot als waarnemend vicepresident van de Raad van State. Werd in 1935 op 34-jarige leeftijd de eerste katholieke griffier van de Eerste Kamer. Vanaf 1938 tevens buitengewoon hoogleraar staats- en administratiefrecht in Tilburg. Maakte sinds 1957 deel uit van de Raad van State, in 1972 zelfs een tijdlang als waarnemend president. De Block heft zich gedurende een aantal jaren voor Henk ingezet. Hoe de twee elkaar kenden, geen idee.
In Mieps dagboek komt een aantal keren de naam van Kees of Cees, beter te vinden als C.A. Bouman voor. Hij werd geboren in 1911 in Haarlem in een diepgelovig milieu van bloembollenhandelaren. Alle kinderen Bouman kozen aanvankelijk een religieus beroep, ook Cees. Toch stopt hij in 1934 zijn priesteropleiding, wordt cultureel-religieus medewerker van een aantal dagbladen en werkt vanaf 1937 voor de Actie voor God. Vervolgens kiest hij opnieuw voor een religieus beroep en treedt in bij de Benedictijnen. Maar het leven als monnik is hem te zwaar, hij lijdt aan tbc, stopt wederom de opleiding en vestigt zich met een oudere zus in Haarlem. Dan ook treedt hij in dienst bij Uitgeverij De Toorts en ontmoet Miep. Cees maakt grote indruk op haar. Niet verwonderlijk: hij was bijzonder spiritueel en steeds op zoek naar 'meer'.
Al in de oorlog maar vooral daarna ontwikkelde Bouman zich tot een groot kenner van de liturgie, een specialisme dat uiteindelijk bekroond wordt met een aanstelling tot lector, later hoogleraar in de Liturgiewetenschap in Nijmegen.
Over hem zie P.J. Versnel, Van rubriekenjager tot wetenschappelijk grensganger: Wordingsgeschiedenis van de liturgiewetenschap (1900-1967) aan de katholieke theologische opleidingen in Nederland in zes portretten.
Een van Boumans bekendste publicaties
Miep kende Jan van een bijeenkomst in het huis van Peter Ratazzi, zie haar dagboek van 6 febr 1940. Net als Miep werkte hij mee aan het boek Wat zegt de jeugd ervan? Ze dacht regelmatig op hem verliefd te zijn maar koos uiteindelijk toch voor Henk. Henk was stoerder, denk ik, spannender.
Jan Tengbergen (1918-2003) had net als Miep literaire ambities en publiceerde onder meer ook in Contact - het blad waarin ook Miep schreef.
In het najaar van 40 ging Jan werken voor De Weg, het weekblad van het Nationaal Front. Via hem publiceerde ook Miep in dit blad en werd zelfs eventjes lid van het Front.
De familie Tengbergen onderhield nauwe relaties met Hella Haasse, Jan schreef haar ook brieven.
Jan bleef ook later in zijn leven publiceren, vooral over kastelen en monumenten. Hij werkte bij de Archiefinspectie in Gelderland.
Studiegenoot van Henk. Louis volgde de schoolopleiding in Groningen aan het Willem Lodewijk Gymnasium en later aan het Lyceum ‘Alpinum’ te Zuoz (Zwitserland). Daarna studeerde hij rechten in Leiden van 1933 - 1939 en werd toen verbonden aan het departement van Binnenlandse Zaken in Den Haag. Kort na de oorlog werd hij burgemeester van Rhenen.
Louis heeft in het verzet gezeten, zie de Wikipediapagina over hem
Voor een anders fragment van een brief van Henk aan hem, zie hier
Buitengewoon kleurrijke figuur met wie Henk in 1963 enige tijd contact en ook in zijn buitenhuis bezocht heeft. Henk zou bij hem in dienst komen. Door zijn keuze in de oorlog liep dat fout. Feltrinelli was zeer links en had bovendien een joodse vrouw. Dat was twee stappen te ver.
Zie het hoofdstuk Henks tweede helft in Over de rand laait vuur. Zie ook Henks autobiografie.
Over Feltrinelli bestaat veel literatuur. Zijn vrouw, Inge Schönthal, leefde na de emigratie van haar vader uit Duitsland nog een tijdje in Nederland. Na de oorlog werd zij een bekend fotografe. Eind jaren 60, toen Feltrinelli zich helemaal aan clandestiene activiteiten begon te wijden, nam zij met haar zoon Carlo de uitgeverij zo goed als helemaal over. Dat bleef zo na Feltrinelli’s dood. Over haar zie Inge Feltrinelli.
Over hem zie met name de publicatie van Jacques Kersten.
Miep bezocht hem in de Meidagen van 40 (p. 60 van Over de rand laait vuur). In de Nederlandse poëzie Encyclopedie staat bijgaand verhaaltje over een meisje uit Haarlem. Ik steek mijn hand ervoor in het vuur dat dit Miep is geweest en dat Haimon de herinnering een beetje opgeleukt heeft. Aafjes debuteerde pas in 1940, pas na de oorlog werd hij beroemd.
Miep bewonderde Haimon zeer. Lutkie en Aristo vormden een link tussen de twee. De bewondering weas wederzijds. Zie de recensie Alléén geluk! in Herstel, Algemeen Katholiek Weekblad van 13 dec. 1940 en, elders te zien, die van De honger van ons hart.
heeft in de oorlog een te verwaarlozen rol gespeeld. Hij kwam dan ook snel (eind 1946) vrij, Henk volgde hem op als Kamphoofd in Fort Erfprins. Zie Over de rand laait vuur 235 e.v.
Ook zijn vrouw Geertuida heeft na de oorlog gevangen gezeten en is onderzocht.
Ik herinner me beiden als sjieke mensen. Zij behielden altijd contact met Miep en Nol is ook vaak voor haar in het krijt getreden.
Henk heeft te maken gehad met twee Anton Mertensen, beiden waren actief aan de rechterkant van het politieke spectrum, de een bij het Zwart/Nationaal Front, de ander bij het Verdinaso.
Nummer 1 is Anthony (Toon) Théodore Mertens, geboren op 9 november 1915 te Grathem en op 19 januari 1996 overleden te Brugge. Hij was een studiegenoot van Henk, jurist ook, en de latere redactiesecretaris van het Jezuïetenblad De Linie. Henk schreef hem in oktober 1946 vanuit Duindorp een moeizame brief. Mertens had in het verzet gezeten en er leek geen overbrugging meer mogelijk. Maar daar dacht Henk na lezing in De Linie toch anders over. De daar gepreekte vernieuwing vertoonde naar zijn mening grote gelijkenis met wat hij in de jaren '30 had verkondigd. Over deze Mertens zie overigens ook een interessant artikel van Martin van Amerongen in De Groene Amsterdammer.
De andere Mertens is Antonius Theodorus Leonardus Maria, op 21 april 1911 geboren te Heythuysen en 4 juni 2000 overleden te Nijmegen. Hij studeerde medicijnen in Leiden en was actief voor het Verdinaso. Hij is ook degene die ‘afdeelingshoofdman’ van de gouw Zuid-Holland van het Verdinaso was en een handtekening in Henk lidmaatschapsboekje zetten. Hij werd later hoogleraar in Nijmegen.
Was een van Mieps docenten op het Sancta Maria. Nolte is nog voor Miep in de bres gesprongen toen ze vanwege het blad Contact (zie Over de rand laait vuur p. 51 e.v.) van school werd gestuurd maar het was te laat. In de oorlog scheidden zich de wegen definitief. Nolte was actief in het verzet en maakte, net als haar partner Gezina van der Molen, ook na de oorlog nog een mooie carrière in de politiek. Een fascinerende vrouw over wie, net als over Van der Molen, veel materiaal te vinden is. Controversieel, zeker Van der Molen, waren de twee overigens ook. Dat bleek toen men in Bloemendaal een straat naar haar wilden noemen.
Bij ons thuis in Bilthoven kwam regelmatig 'pater Antonio' op bezoek. Dat was een leuke man die ons vooral vermaakte met zijn goocheltrucjes. Ik heb geen idee hoe mijn ouders met hem in contact zijn gekomen, ik weet ook niet of mijn vader hem gekend heeft. Mijn moeder zeker wel, ze was zelfs zeer op hem gesteld. Pater Antonio is een fascinerende figuur zoals er in het katholieke wereldje van weleer wel meer waren. Wat materiaal over hem heb ik hier bijeengezet.
Is de man met wie Henk een fietstocht naar Rome maakte.
Ook de in zijn tijd beroemde jurist en criminoloog Willem Pompe, voorman van de zogenaamde Utrechtse School, heeft zich intensief voor Henk ingezet. Ik heb niet kunnen achterhalen of dat effect heeft gehad, Wél heeft hij Henk regelmatig een hart onder de riem gestoken met zijn brieven en pleidooien voor een humane rechtspraak. Hierbij een paar van de brieven van & aan Pompe, alle uit 1952-1953
Overigens is de toenadering van Pompe tot Henk niet zo vreemd. Hoewel Pompe tijdens de oorlog geen moment aan de verkeerde kant heeft gestaan, waren zijn denkbeelden zoals die van zovelen wel degelijk aan die van Henk verwant. Zie hiervoor een artikel van Ruud Bruijns Jaarboek Joris van Severen, deel 13 (2009) - ISBN 9789076057002
Miep kende Piet Suasso uit Haarlem. Hoe weet ik niet. Hij was veel ouder, uit 1906.
Toen bekend werd dat Miep lid was geworden van de NSB, brak Piet met haar. Maar na de oorlog en zeker na de scheiding van Henk werd het contact toch weer hersteld. Ik vermoed dat Piet van mening was dat Henk de kwaaie Pier was geweest, zie ook Over de rand laait vuur p. 325 e.v.
Piet woonde op dat moment sinds kort in het Noord-Franse dorpje Jeantes La Ville. Hij zou van het dorp, althans van het kerkje in het dorp iets bijzonders maken door Charles Eyck te vragen het te beschilderen.
Zo kwam ik op eenendertig oktober 1942 na een reis van drieduizend kilometer van de Karawanken tot de Kaukasus in het donker bij mijn eenheid, het SS - 5de Gemotoriseerde Infanterie-regiment 'Nordland' van de Divisie 'Wiking' aan. De stelling naderen bij daglicht was onmogelijk, want er zou door de Russen onmiddellijk geschoten worden. De divisie die onder commando van generaal Felix Steiner stond ('pappa Steiner' noemden wij de gemoedelijke reus die zich altijd bijzonder correct gedragen heeft en die na de oorlog, zoals ik boven vermeldde, verscheidene boeken over zijn ervaringen met de 'Germaanse' vrijwilligers heeft geschreven) maakte deel uit van het 1.Panzerleger onder commando van von Kleist, dat op zijn beurt behoorde bij de Achtste Legergroep onder commando van List.
Aldus Henk in een van meerdere passages over Felix Steiner, 'zijn baas'. Hij wordt in de literatuur veelal inderdaad met sympathie vermeld.
Steiner probeerde een andere koers te varen dan die van de algemene SS, lees Himmler. Henk schrijft dat ook in zijn autobiografie:
Na de oorlog bleek uit de geschriften van gewezen SS-generaals zoals Felix Steiner, Hausser en anderen dat de Waffen-SS volstrekt los stond van de politieke "Allgemeine" SS en dat zij tegenover de figuur van Himmler zeer kritisch stonden en zijn invloed op alle mogelijke manieren weerden.
Er kwam weinig van terecht.
Over Steiner is veel literatuur. Gemakkelijk te vinden ook. En zijn geschriften vormen een goede bron onder de Waffen-SS en de geschiedenis van de Nederlandse vrijwilligers.
Himmler en Steiner in 1941
Zeegers was Henks baas bij het KASKI.
Over hem en het KASKI, zie het Katholiek Documentatie Centrum.
Over Zeegers manier van leidinggeven werd ongeveer een jaar na Henks vertrek een intern rapport verscheen. Dat rapport was voor Z. aanleiding meteen op te stappen. In de media werd wel gemeld dat er moeilijkheden waren maar welke, dat werd verzwegen. Zie hierover ook de archieven op het KDC en onder meer Het Parool van 2 jan. 1958. Henk heeft deze strubbelingen niet meer meegemaakt, hij zat toen als bij zijn nieuwe werkgever, uitgeverij Het Spectrum.
Dat Zeegers een complexe figuur was blijkt onder meer ook uit de een tekst van het Huygens Instituut, klik hier.
Prof. drs. G.H.L. (George Herman Lourens) Zeegers (1911-1988), econoom. Hij studeerde in 1936 af aan de Ned. Economische Hogeschool in Rotterdam en was vanaf 1941 hoofd van de afdeling Onderzoek van de Rijksdienst van het Nationale Plan. Na de oorlog richtte hij in 1946 het KASKI (Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut) op. In 1958 trok hij zich na een conflict uit het KASKI terug. Uit het NOVIB, dat hij als te socialistisch beschouwde, had hij zich al eerder na een conflict teruggetrokken. Intussen was hij in 1950 benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de sociografie aan de Kath. Universiteit Nijmegen. In 1957 werd de leeropdracht omgezet in kerkelijke sociografie. Ook hier volgde in 1961 een overigens eervol ontslag. Zeegers was tegen een doorbraak en wilde dat de katholieken uitsluitend binnen hun eigen zuil zouden blijven opereren. Dat gold ook voor de missie. In 1956 richtte hij om dat vorm te geven het ambitieus opgezette Kardinaal Van Rossum Instituut op. Ook na 1960 raakte Zeegers regelmatig in conflict met mensen die het niet met hem eens waren. Martin van Amerongen omschreef het werk van Zeegers in 1977 als een 'charitatief imperium'. Zijn betekenis als wetenschapper is gering (geen promotie, geen promoti, geen wetenschappelijke publicaties). Of Zeegers betekenis voor de missie heeft gehad kan alleen na uitvoerige bronnenstudie worden vastgesteld. (Katholiek Documentatie Centrum, knipselverzameling, Vrij Nederland 12 februari 1977).