Anders dan het nationaalsocialisme dat de vernietiging van groepen mensen voorstaat en dus volgens onze normen per definitie misdadig is, is het fascisme in aanleg een politieke visie zoals er vele zijn. Dat het geen bestaansrecht meer heeft, komt vanwege de associatie met nazisme. Die associatie is historisch gezien volstrekt terecht. Ideologisch is zij echter aanvechtbaar. Gevolg van een en ander is dat we eigenlijk geen goede term meer hebben voor mensen die een ideologie aanhangen die het beste fascisme genoemd kan worden - antidemocratisch, tegen de moderniteit, reactionair. Het woord is sinds lang een scheldwoord en daarmee onbruikbaar. Dat komt het begrip van het politieke landschap niet ten goede. Want mensen die fascistisch of fascistoïde denken, zijn er nog altijd, in groten getale zelfs. Maar ze noemen zichzelf niet zo en als ze door anderen zo genoemd worden, zetten ze hun stekels op. Dat is begrijpelijk. De benoeming is immers zoveel als een vloek dan wel verbanning.
Fascisme en nationaalsocialisme zijn wel verwante ideologieën. Tegelijkertijd verschillen ze in belangrijke mate van elkaar. Het debat hierover is een belangrijk onderwerp binnen de historiografie. Beide ideologieën worden vaak in één adem genoemd vanwege hun totalitaire en extreemrechtse karakter, maar er zijn volgens historici dus ook significante verschillen. Veelal beschouwt men het nationaalsocialisme als een specifieke vorm van fascisme.
Beide ideologieën zijn nauw verbonden met de sfeer die ontstond na de Eerste Wereldoorlog, getekend door politieke onrust, nationale grieven en sociaal-economische instabiliteit. Beide bewegingen waren sterk nationalistisch en hadden een afkeer van democratie en liberalisme. Ze beriepen zich op een heroïsch verleden als basis voor hun nationale identiteit, op het Romeinse Rijk door het fascisme en op Germaanse en Arische mythen door het nationaalsocialisme.
Het fascisme ontwikkelde een corporatistisch economisch model, waarin werkgevers en werknemers werden geacht samen te werken onder leiding van de staat. Het nationaalsocialisme was minder duidelijk in zijn economische denkbeelden.
Zowel fascisme als nationaalsocialisme profileerden zich als de grote vijanden van het communisme en gebruikten deze afkeer om hun bewegingen te mobiliseren. Het links-socialisme was in hun ogen slechts een haartje beter.
Beide regimes probeerden alle aspecten van het leven onder staatscontrole te brengen, met propaganda, massaorganisaties en geheime politie. Mussolini omschreef zijn regime als "alles binnen de staat, niets buiten de staat, niets tegen de staat".
Het fundamentele verschil tussen fascisme en nationaalsocialisme is gelegen in het racisme. Het fascisme neigde daartoe ook maar veel minder en vooral onder invloed van het nationaalsocialisme, later in de jaren dertig en in de jaren veertig dus.
Een ander verschil ligt op het gebied van militarisme en expansionisme. Het nationaalsocialisme was van meet af aan gericht op Lebensraum (levensruimte) en territoriale expansie, zoals uiteengezet in Hitlers Mein Kampf. Mussolini had wel imperialistische ambities (bijv. Ethiopië), maar deze waren minder ideologisch onderbouwd en meer gericht op prestige.
Ook wat betreft de relatie tussen partij en staat verschilden de twee ideologieën van elkaar. In Italië bleef de staat relatief autonoom en was het fascisme vooral een aanvulling op bestaande structuren. In Duitsland werd de staat volledig ondergeschikt aan de NSDAP en creëerde Hitler om zijn macht te consolideren een parallel systeem van partij en bureaucratie.
Samengevat:
Autoritarisme: Beide ideologieën bevorderen een autoritair regime, waarin de macht sterk gecentraliseerd is in één leider of partij. Er is weinig tot geen ruimte voor politieke oppositie.
Antidemocratie: Zowel fascisme als nationaalsocialisme verwerpen de democratie en pleiten voor een staatsstructuur die wordt geleid door een dictator, waarbij de wil van de leider boven alles staat.
Nationalisme: Beide ideologieën zijn sterk nationalistisch, waarbij de nadruk ligt op de superioriteit van de eigen natie en het belang van nationale eenheid. Er is een sterk gevoel van "wij tegen zij" en vijandige groepen worden vaak als bedreiging voor de natie gezien.
Militarisme: Zowel fascisten als nationaalsocialisten geloven in de kracht van militaire macht en beschouwen oorlog als een middel om nationale doelen te bereiken en de nationale trots te versterken.
Totalitarisme: Beide ideologieën streven naar een totalitaire staat waarin de overheid controle heeft over bijna elk aspect van het leven van de burgers, inclusief de media, onderwijs en cultuur.
Racisme en Antisemitisme:
Het nationaalsocialisme legt de nadruk op raciale theorieën, waarbij de 'Arische ras' als superieur wordt beschouwd en andere rassen, vooral Joden, als inferieur en schadelijk voor de samenleving. Het antisemitisme is zelfs een kernpunt van het nationaalsocialisme,. Dit leidde tot de systematische vervolging en genocide van Joden tijdens de Holocaust.
Fascisme, zoals geïmplementeerd in Italië door Benito Mussolini, is minder strikt gericht op raciale theorieën. Hoewel het fascisme ook nationalistisch en anti-communistisch is, legt het minder nadruk op raciale superioriteit en antisemitisme.
Ideologische oorsprong en nadruk:
Het fascisme heeft zijn oorsprong in Italië en is meer gericht op de kracht van de staat en het leiderschap, met een nadruk op corporatisme (samenwerking tussen de staat, werkgevers en arbeiders). Het is ook pragmatischer in zijn benadering van economische zaken, waarbij het kapitalisme in stand wordt gehouden door de staat.
Het nationaalsocialisme is nauw verbonden met de extreemrechtse ideologie van raciale zuiverheid en expansie van het 'Arische ras'. Het is agressiever in zijn nadruk op het creëren van een 'Volksgemeinschaft' (volksgemeenschap). Hierbij ligt de focus op het uitroeien van groepen die als raciaal of ideologisch 'onzuiver' worden gezien.
Economische visie:
Fascisme: Het fascisme is meer gericht op corporatistische principes, waarbij bedrijven en arbeiders worden gecontroleerd door de staat om de nationale eenheid en kracht te bevorderen. Het streeft niet noodzakelijk naar een socialistische economie, maar wel naar controle over de economie door de staat, zonder de volledige collectivisatie van de middelen van productie.
Nationaalsocialisme: Het nationaalsocialisme heeft een meer gemengde benadering van de economie, met nadruk op staatscontrole en staatsinterventie. Hoewel het kapitalisme niet volledig werd afgeschaft, werden grote bedrijven vaak nauw verbonden met de staat, en de economie werd in hoge mate gemobiliseerd voor de oorlogsdoelen van het regime.
Er is ontzettend veel geschreven over de overeenkomsten en verschillen tussen fascisme en nationaalsocialisme. Alleen al door het intikken van deze twee termen (beste in het Engels) in een zoekmachine, bij Google Scholar of bij World Cat vind je een overvloed aan materiaal. Hierboven twee vrij willekeurige voorbeelden.