Het zou mijn eigen strijd zijn, die ik beschreef en daarom juist zou ik er capabel toe zijn... Marten en Mariëtte zijn slechts twee stromingen in een mensenziel.
De strijd in een ziel van een jong mens: twee figuren: Marten, de strever, strijder, idealist, die uit de werkelijkheid zijn idealen sterk omhoog bouwt, en Mariëtta, de dromerige fantaste, die stil en eenzaam door de bossen dwaalt en haar kleurrijke fantasieën zelf beleeft.
Midden in de zomer van 1940, aan het begin van de oorlog dus, verscheen Mieps debuut, Alléén geluk! Zij had dit boekje van 127 pagina's geschreven tussen eind oktober 1938 en de zomer van 1939. De proeven waren gereed toen de oorlog uitbrak. Vandaar dat het nog een paar maanden duurde tot het boek verscheen. In de daaropvolgende maanden werd in zo goed als alle kranten gereageerd, soms met behoorlijk lange recensies. De meeste critici waren het erover eens dat het boekje goed geschreven was maar ook dat het meer poëzie was dan proza. Waar ging het nu precies over? Waarom bleven de personages zo vaag? Vanwaar al die ongrijpbare woorden? Er waren er die deze ontsnapping uit 'de harde werkelijkheid' mooi vonden. Er waren er ook die het tegenovergestelde beweerden en meenden dat het boek, zeker in dergelijke barre tijden, van een onaanvaardbaar gebrek aan realisme getuigde.
Hierbij een aantal relevante documenten, waaronder twee passages uit Mieps dagboek, wat brieven van en naar Spectrum-redacteur Albert Kuyle, Kuyles inleiding bij het boek, recensies en nog zo wat.
Spoedig na haar debuut werd Miep door Dirk de Jong aangeschreven voor een te verschijnen naslagwerk. Dat verscheen overigens nooit. Maar het document dat Miep ten behoeve daarvan invulde, is wel bewaard gebleven (in het Letterkundig Museum, Den Haag)
Tussen Albert Kuyle, op dat moment redacteur bij Het Spectrum, en Miep gingen naar aanleiding van Alléén Geluk nog al wat brieven op en neer. Onder meer over hetgeen Kuyle geschreven had in het Spectrum-tijdschrift In 't Licht. De brieven tussen Miep en Kuyle zijn te vinden in het Literatuurmuseum. Hieronder staan er nog een paar.
Onderstaande recensies zijn o.m. uit De Telegraaf, het Alg. Handelsblad en Het Vaderland.
Hier vind je wat meer recensies.
Wat de lezer vindt zijn: zwevende gedachten, onbestemde gevoelens, een complex van geestelijke reacties die nog niet in het bewustzijn der schrijfster verhelderd waren toen zij ze te boek heeft gesteld.
De figuren uit dit verhaal, zelfs de hoofdpersonen, bewegen zich in een schemer en de schrijfster geeft van bladzijde tot bladzijde allerlei te vermoeden zonder dat de lezer zekerheid erlangt.
Haar verhaal heeft een dichterlijken toon, een dichterlijke sfeer en dat is op zichzelf een gelukwensen waard, maar de volgroeide dichter beperkt zich niet tot die sfeer, hij schenkt ons ook heldere idee een scherpomlijnd beeld. En daaraan ontbreekt het te eenen male in dit boek.
Marten en Mariëtta, broer en zuster, zijn schoolgaande kinderen, door een sterk verlangen bezield. Maar dit verlangen is op verschillende wijze gericht, op gedachte en daad.
De laatste twee pagina's