Pater van Rooijen is ook weer zo iemand die in mijn leven een rol heeft gespeeld, me dan wel me altijd bijgebleven is. De belangrijkste reden is wat mijzelf betreft dat hij er de hand in had dat ik bij de kruisheren in Amersfoort de middelbare school heb gedaan. Van Rooijen was zelf ook een kruisheer. Verder was hij een van de vele priesters die mijn moeder na de scheiding van raad voorzag. Dit kwam doordat mijn vader hem in zijn studententijd als pastor van Studentenvereniging Augustinus had leren kennen. Dit bracht ook andere gevolgen met zich mee, twee in het bijzonder: 1. uitvoerige mededelingen van Van Rooijen over het toenmalig milieu. Die mededelingen zijn te vinden in het archief van de Leidse Universiteit en 2. het feit dat het Van Rooijens habijt is geweest waarin Henk uit Duindorp ontsnapte.
Het gezin Van Rooijen bestond uit drie meisjes en twee jongens, vier van hen zouden het klooster ingaan.
Henri doet opleiding klein-seminarie Kruisheren Uden (1914 - 1920)
Vervolgt opleiding op groot-seminarie Kruisheren St. Agatha (1920 - 1926)
Vervolgstudie in Rome (1926 - 1928)
Is docent in Uden (1928 - 1931)
Docent aan groot-seminarie Kruisheren Zoeterwoude
Godsdienstige vorming aan katholieke studenten in Delft (1935 - 1939)
idem in Leiden, plus moderator Augustinus (1939 - 1958)
Heeft in de oorlogsjaren contacten met het verzet
Daarnaast eerste contacten met protestanten, begin van de aandacht voor oecumene
Pleitbezorger in Leiden van de 'Civitas Academia', één studentenvereniging voor alle studenten
Steun en toeverlaat voor tal van studenten, oud-studenten, familieleden en anderen
op initiatief van koningin Wilhelmina: lezingen aan de universiteit Leiden
op basis van zijn oorlogservaringen ontwikkelt hij zich van conservatief tot gematigd progressief
Hoofd van alle opleidingen theologie en filosofie van de Kruisheren (1958 - 1960?)
Na een conflict met een collega-docent van zijn taken ontheven
Deelnemer aan Vaticaans Concilie (1962 - 1965)
Zie verder onderstaand boek van Arnold van Dijk
Henri met zussen en broer
De situatie was de volgende: in de vastentijd 1947 werden er in de kerk van Duindorp lijdensmeditaties gehouden door een kruisheer, pater van Rooyen, die ik in Leiden als student had gekend en met wie ik het altijd erg goed had kunnen vinden. Hij kwam een vijftal weken achter elkaar in de kerk van Duindorp lijdensmeditaties houden. Toen hij er enkele malen geweest was, kwam ik op de gedachte. Hij was een grote struise man van middelbare leeftijd en hij droeg een wit habijt met een zwarte regenjas erover, een zwarte hoed en hij had altijd een donkere actetas bij zich. Mijn plan stond vast. Ik liet door een medegevangene die in de naaikamer werkte een brede strook witte molton onder mijn versleten en vale regenjas naaien, zorgde dat het adres van mijn vrouw in de administratie werd vervalst, schreef een fraai briefje dat ik op mijn bed onder het kussen half zichtbaar verstopte en waarin stond dat achtervolging geen zin had omdat ik over een halfuur vijftig kilometer weg zou zijn en sloop tijdens de preek van pater van Rooyen naar de kapstok in de sacristie waar zijn jas, hoed en tas waren en trok die aan. Zijn lange donkere regenjas viel keurig over mijn oude jas heen en ik vond dat ik er goed uitzag. Ik klom toen boven op het verlaten koor om het verloop van de preek te kunnen volgen en het goede moment te kiezen. Pater van Rooyen placht door een misdienaar naar het uitgangshek van het kamp te worden vergezeld en ik had met de misdienaar afgesproken dat hij meteen na het einde van de dienst naar de uitgang van de kerk zou komen. Ik had mijn haar dat onder de hoed uitstak licht gepoeierd omdat pater van Rooyen begon te grijzen. De misdienaar zou met mij meelopen naar de uitgang en op een tiental meters daarvandaan zou hij tegen mij zeggen: 'nu, pater, kan ik niet verder mee. Ik wens u goede reis'. Ik zou hem de hand schudden en tegen hem zeggen: 'beste jongen, dank voor je hulp en tot de volgende maal'. Hij zou zich omdraaien en in het inmiddels aangebroken duister verdwijnen. Dit alles werd natuurlijk waargenomen door de bewaking aan de poort en ik liep naar hen toe. Ik wist dat pater van Rooyen altijd door een legerauto naar het station werd gebracht en ik werd dan ook niet verrast door het feit dat de wachtcommandant tegen mij zei: 'pater, de auto is er nog niet'. Op enigszins plechtige toon met wat zwaardere stem antwoordde ik wat ik mij tevoren had voorgenomen: 'Dank u, dat is niet zo erg. Hier om de hoek woont een vriend die pas een baby heeft gekregen. Ik ga daar even heen en ben binnen twintig minuten terug'. 'Dat is goed pater, ik zal het zeggen', klonk het antwoord en ik wandelde op mijn gemak de poort uit. Nooit ben ik rustiger en zekerder van mijn zaak geweest dan op dat moment. Nauwelijks de hoek van de straat om ben ik de duinen in gelopen langs een fietspad, toen er een fietser aan kwam. Mijn hart stond even stil. In zijn lantaarn moest hij mij zien en ik besloot meteen datgene te doen, wat alle mensen wel eens moeten doen. Ik ging tegen een boompje staan om te wateren. Wat die fietser gedacht heeft, weet ik natuurlijk niet, maar hij reed gelukkig door. Ik heb de witte molton van mijn regenjas gescheurd, heb pater van Rooyens mantel en hoed in de tas gefrommeld en ben langs de schaduwkanten van de straten - er was toen gelukkig nog weinig verlichting - de binnenstad ingelopen waar ik een oude vriend had wonen die mij stom verbaasd, half geamuseerd, half ongerust onderdak verleende.
Ik kan nu wel eerlijk erkennen - pater van Rooyen is allang dood - dat ik het niet buiten zijn medeweten heb gedaan. Dat leek mij onsportief. Ik heb hem in een gesprek vóór de preek eerlijk gezegd wat ik van plan was en ik zie nog zijn wat verbijsterde gezicht, half schrik, half amusement, maar hij zei niets. Hij zal moeite gehad hebben zich op de preek te concentreren en hij zal een mooi stukje toneel hebben moeten opvoeren om weer het kamp uit te komen, want ze hielden hem natuurlijk aan met de woorden: 'de pater is al weg.' Weken later heb ik door een vriend in een kartonnen doos zijn jas, keurig opgevouwen, zijn hoed en zijn tas aan het klooster in Zoeterwoude laten afgeven.