Eind oktober, begin november 1952 publiceerde Miep haar eerste en wat uiteindelijk bleek tevens enige kinderboek: Kaarsjes voor Kerstmis. Het boek is een kleine honderd pagina's dik en beslaat, inclusief het voorwoord door Antoon Coolen, twaalf hoofdstukken. Daaronder een kerstverhaal op rijm en enkele kortere gedichten, een achttal liedjes maar vooral verhaaltjes: onder meer over Tibo, de herdershond die een grote vriend was van het kerstkindje, over driftige Gerrit die van huis wegliep en bij toeval aanklopt bij het huisje van de Kerstman, over luie Erik die niet wil opstaan om naar de nachtmis te gaan maar er door engelen naartoe wordt gevlogen en over Pietje en Rietje uit Averbode die op een dag, opeens, door het stille sneeuwbos van de Kempen lopen en avonturen beleven. Dit laatste verhaal begint met een klein autobiografisch element. Op het moment van schrijven woonde Miep namelijk met haar twee dochters op een flat in Den Haag. Dat was niet de plek waar ze het liefste was. Veel liever was ze in de Kempen. Vandaar:
Op een goeie dag, niet lang voor Sinterklaas, hadden de vader en moeder van Pietje en Rietje genoeg van Den Haag met het bovenhuis, de trams en auto's en de dure mensen. Daarom pakten ze alles in, pannen en potten bij elkaar, kleren bij elkaar, boeken bij elkaar en zo honderd kisten vol. Zij namen een verhuiswagen en reden weg...
Als kinderen kregen wij altijd te horen dat Kaarsjes voor Kerstmis een succes was geweest. Ik ben bang dat dat niet klopt. Het boek was alleen een succes in kleine, eigen kring. Maar daarbuiten? Het aantal recensies was gering. Herdrukt is het nooit. De oplage is onbekend maar groot kan die niet geweest zijn. Wél is Kaarsjes voor Kerstmis, niet in de laatste plaats door de illustraties van Jan Goeting, een fraai boek. De bijna uitsluitend katholieke recensenten erkenden dat veelal ook.