AL-amyloïdose

Amyloïd

Het woord "amyloid" betekent letterlijk zetmeel-achtig (amylon (Grieks), amylum (Latijn)) en werd voor het eerst beschreven door Virchow in 1854. Amyloidose is een ziekte gekenmerkt door door extracellulaire neerslag van eiwitten in abnormale amyloid fibrillaire structuren (met name in nieren, hart, zenuwstelsel, gastro-intestinaal, beenmerg). Zie International Society of Amyloidosis voor een overzicht van alle amyloid fibrillaire structuren en hun precursor eiwitten in mensen. Het amyloïd-precursor eiwit kan bestaan uit monoklonale lichte ketens, meestal lambda ketens (λ) (= AL amyloïdose) of andere eiwitten (Beta2-microglobuline, amyloïd AA, C-reactief proteine etc.).

Behalve AL-amyloïdose zijn er nog 27 andere vormen van amyloïdose bekend waarvan de meeste erfelijk bepaald zijn en dus niet verworven. Overige meer voorkomende vormen van amyloïdose zijn wild type ATTR amyloïdose, erfelijke ATTR amyloïdose en AA amyloïdose. In Nederland is, net als in andere westerse landen, het subtype AL de meest voorkomende vorm van amyloïdose: ongeveer 70 tot 80% van de gediagnosticeerde amyloïdose patiënten valt binnen deze categorie

AL-amyloïdose

AL-amyloïdose is de vorm van amyloïdose waarbij de amyloïdneerslagen ontstaan door productie van abnormale vrije lichte immunoglobulineketens door een klonale plasmacel of andere B-celkloon: 70% MGUS (53% LC, hiervan 75% lambda), 30% multipel myeloom of als complicatie bij Morbus Waldenström (zeldzaam). De onderliggende plasmacel kloon is vaak klein en <10% in het beenmerg aanwezig met daarbij ook een vrije lichte keten waarde die niet sterk verhoogd is (80% lambda).

Deze vrije lichte ketens ondergaan conformatieveranderingen vanuit een oligomere tussenfase en slaan extracellulair neer samen met glycosaminoglycanen en serum amyloid P-component (SAP) in typische fibrillaire amyloïdaggregaten. Amyloïdfibrillen binden de kleurstof congorood waarmee amyloïdneerslag kan worden aangetoond in een biopt. Amyloïd is in een normale HE-kleuring meestal niet zichtbaar. Bij gerichte vraagstelling zal de patholoog een congoroodkleuring verrichten, waarbij het amyloïd vervolgens in gepolariseerd licht dubbelbreking van rood naar groen vertoont.

Alleen wanneer het amyloïd zelf, of de pre-fibrillaire oligomeren, leiden tot orgaanfunctiestoornissen kan worden gesproken over de ziekte AL-amyloïdose. AL-amyloïdose bestaat als lokale vorm en als systemische vorm. In Nederland is, net als in andere westerse landen, het subtype AL de meest voorkomende vorm van amyloïdose: ongeveer 80% van de gediagnosticeerde amyloïdosepatiënten valt binnen deze categorie. De incidentie wordt geschat op 8,9 per miljoen persoonjaren; dat betekent dat er in Nederland 160 nieuwe patiënten per jaar zijn.

Kliniek

Presentatie: cardiale amyloïdose met LVF, ritmeproblemen (38%), renale amyloïdose met proteinurie/nefrotisch syndroom (30%, zie ook MGRS), betrokkenheid zenuwstelsel met polyneuropathie (15%), gastro-intestinale amyloïdose, (13%) bloedingen (factor Xa, antiplasmine tekort).

De volgende (combinaties van) symptomen worden frequent gezien bij AL-amyloïdose en moeten bij aanwezigheid van een M-proteïne of afwijkende VLK-ratio aanleiding geven tot verder onderzoek.

  • Proteïnurie (non Bence Jones), nefrotisch syndroom met of zonder nierinsufficiëntie

  • Restrictieve cardiomyopathie zich uitend in decompensatio cordis, ritme- en/of geleidingsstoornissen.

  • Neuropathie, waaronder carpaaltunnelsyndroom, polyneuropathie en/of autonome neuropathie (zich uitend in o.a. orthostatische hypotensie en gastro-intestinale klachten)

  • Uitingen als macroglossie, peri-orbitale hematomen (Raccoon eyes), huidbloedingen hals

  • Onbegrepen klachten van diarree/ obstipatie en/of gewichtsverlies

  • Onverklaarde organomegalie

Criteria voor vaststellen orgaanbetrokkenheid: Dit zijn de zeven meest aangedane organen.

Aanvullend onderzoek:

  • Lab: MPRO en vrije lichte ketens, NF, LF, troponines, NTproBNP,urinezuur, B2mg, APTT, PT, TT en FX

  • 24-uurs urine

  • Beenmergonderzoek

    • Periost kleurt het beste voor amyloid in congo rood

  • ECG, echo cor

  • beeldvorming: skeletstatus, echo lever, Xthorax

  • overweeg ICC cardioloog, neuroloog of MDL-arts

Internationale Myeloom Werkgroep (IMWG) diagnostische criteria systemische AL-amyloïdose

Alle 4 criteria moeten aanwezig zijn:

1. Aanwezigheid van door amyloïdose veroorzaakte orgaanschade (zoals aan hart, lever, zenuwstelsel en gastro-intestinaal).

2. Aangetoond amyloïd middels Congoroodkleuring in een weefselbiopt (bijv. buikvetbiopt, beenmergbiopt of orgaanbiopt).

3. Het amyloïd moet zijn getypeerd als AL-amyloïd middels immunohistochemie, massaspectometrie of immuun elektronenmicroscopie

4. Er moet bewijs zijn van de aanwezigheid van een plasmaceldyscrasie (serum of urine M-proteine, abnormale VLK-ratio, of een plasmacelkloon in het beenmerg)


SAP scan

Bij twijfel over de uitgebreidheid van de ziekte kan in het UMCG met behulp van 123I-SAP-scintigrafie de exacte lokalisatie van de amyloïdfibrillen worden aangetoond. Hiervoor wordt uit een gezonde donor SAP geïsoleerd, radioactief gelabeld en toegediend aan de patiënt, waarbij het amyloïd het gelabelde SAP zal opnemen.

Behandeling AL-amyloïdose

Kardinale vraag is de fitheid patiënt: geschikt voor autologe SCT of niet?

Indien leeftijd < 70 jaar en fitte patiënt

  • Oud: HOVON 104: Remissie inductie gevolgd door HDM met autologe SCT

  • Nieuwe concept richtlijn:

    • Inductie met triple-therapie

      • Voorkeur voor bortezomib-bevattend schema

      • Advies: CyBorD (VCD) schema, meestal 3-4 kuren

    • Stamcelmobilisatie en ferese

      • G-CSF is 10 mg/kg per dag voor 4 tot 5 dagen.

      • Bij patiënten met een lage plasmacel infiltratie in het beenmerg van <10% is een cyclofosfamide mobilisatie chemotherapie vooraf niet nodig.

    • HDM + autologe SCT


Indien leeftijd >70 jaar of niet-fit

  • Melfalan dexamethason (+ bortezomib?)

    • Mel-dex: Dag 1-4 per os in een cyclus van 28 dagen, ongeveer 9-12 cycli

    • Bor-dex: dag 1,4,8,11

HOVON 104

Prognose

De prognose is sterk afhankelijk van de fitheid van de patiënt en de mate van betrokkenheid van het hart. In de Nederlandse data analyse was de gemiddelde overleving 4.4 jaar maar kan variëren van enkele maanden tot > 10 jaar. Belangrijke aspecten binnen de prognose zijn cardiale betrokkenheid en het absolute verschil tussen de vrije lichte ketens (dFLC).

Revised MAYO 2012: score (ieder 1 punt, stadium I is geen marker verhoogd):

  • NT pro BNP ≥ 1800 pg/ml of BNP ≥ 400 ng/ml

  • cTNT ≥ 0.025 ng/ml of hs-TnT 40 ng/l

  • dFLC ≥ 180 mg/dl