Neutropenie

Neutropenie wordt gedefinieerd als granulocyten <1.0 x 109/l.

Er zijn een aantal congenitale syndromen waarbij vaak ook andere syndromale afwijkingen gevonden kunnen worden. Deze zijn vaak al op kinderleeftijd gediagnostiseerd. Daarnaast kan granulocytopenie ook voorkomen in het kader van pancytopenie met daarbij een eigen differentiaal diagnose (denk ook aan foliumzuur en vitamine B12 deficienties).

Diagnostisch traject

Differentiaal diagnose

Congenitaal

Etnische neutropenie

  • Associatie met het afwezige Duffy antigeen; Fy(ab)

    • Afrikaanse afkomst

    • Geen duffy antigenen tot expressie erytrocyt (derhalve moeilijker voor malaria parasiet tot intrede in ery)

  • Normale beenmergreserve

  • Geen verhoogde infectiegevoeligheid

Benigne familiaire neutropenie

  • Mechanisme/genetische basis onbekend

  • Geen verhoogde infectiegevoeligheid

Ernstige congenitale neutropenie (SCN)

  • Ernstige neutropenie (vaak <0.2 109/L), gecompliceerd door recidiverende infecties. Beleid: G-CSF

  • Verschillende overerving: AD (ELANE mutatie), AR (Kostmann syndroom) of X-linked (WASP gen)

  • Cave progressie naar AML (10-30%)

Cyclische neutropenie

  • Neutropenie in cycli 2-5 wkn (meestal 21 dagen), waarbij recidiverende koorts, orale ulcera en infecties; varierend van ernst

  • Overerving: mutatie in ELANE gen (soms binnen zelfde familie als SCN!)

Neutropenie in spectrum van congenitale syndromen

  • presentatie op kinderleeftijd, bijv Shwachman-Diamond, Fanconi anemie, Chediak-Higashi, Griscelli.

Verworven

Over het algemeen is een neutropenie bij een volwassene vaker verworven dan congenitaal. Meestal agv medicatie/toxines/dieet, dan wel idiopatisch.

Dieet/medicatie

  • Mild, dosis-gerelateerd (oa valproaat, macroliden, furosemide)

  • Idiosyncratische agranulocytose (oa dapson, sulfasalazine, fenytoine): derhalve meteen staken medicatie bij vroege daling neutro’s

  • Ondervoeding, deficiëntie vitB12/FZ/koper

Infectie-geassocieerd

  • Neutropenie na doorgemaakte virale infectie, zelden na een bacterie

  • Vaak self-limiting

Auto-immuun

  • In context van systemische auto-immuunziekte, Felty (RA, splenomegalie, neutropenie), SLE (bij 50% vd patiënten).

  • Gemedieerd door auto anti-neutrofielen antistoffen. Maar bepalen van anti-granulocyten-antilichamen meestal niet zinvol ivm geringe sensitiviteit en specificiteit.

Neutropenie in het kader van maligniteit

  • MDS, acute leukemie, LGL (bij LGL ook associatie met RA, splenomegalie en HLA-DR4)

  • Myeloom, lymfoom

Chronische idiopathische neutropenia

  • Diagnose per exclusionem

Behandeling

  • Supportive care.

  • Medicatie reviseren.

  • G-CSF 1 dd 5 microg/kg s.c. bij congenitale vormen als er ernstige infecties of afteuze lesies zijn, en altijd bij medicamenteus geïnduceerde vormen. Streef naar laagste dosis/frequentie die symptomen voorkomt